26 Sep 2025
blog

Curator moest nader rechtmatigheidsonderzoek doen, maar is niet pro se aansprakelijk jegens schuldeisers

Blog

Onderhavige uitspraak van 6 augustus 2025 van de rechtbank Oost-Brabant gaat over de vraag of een curator in de faillissementen van twee besloten vennootschappen jegens twee schuldeisers in de faillissementen persoonlijk (pro se) aansprakelijk is. De inzet van de door twee schuldeisers in de faillissementen geïnitieerde procedure is een verklaring voor recht dat de curator onrechtmatig heeft gehandeld en persoonlijk aansprakelijk is tot vergoeding van schade, alsmede een veroordeling tot voldoening van schade (artikel 6:162 BW). Daartoe stellen zij dat de curator zijn taak niet naar behoren heeft uitgevoerd en dat hij de Maclou-norm heeft geschonden, omdat hij niet heeft gehandeld zoals in redelijkheid mag worden verwacht van een over voldoende inzicht en ervaring beschikkende curator die zijn taak met nauwgezetheid vervult. Het verwijt is in het bijzonder dat de curator niets of te weinig heeft gedaan om het boedeltekort te verhalen op de bestuurders van de failliete vennootschappen en om onderzoek te doen naar de mogelijkheden op dat gebied.

Casus

Het ‘ECC-concern’ hield zich bezig met het ontwikkelen van een shopping mall in Thailand. Voor dit project had het concern voor een gedeelte externe investeerders nodig. Externe investeerders verstrekten obligatielening aan (onder andere) een dochtermaatschappij binnen het concern, zonder dat hiervoor de vereiste vergunningen waren verkregen (hiervoor is uiteindelijk door de DNB een boete opgelegd). Deze dochtermaatschappij en een investeringsmaatschappij gingen failliet. De curator heeft op basis van zijn bevindingen uit het rechtmatigheidsonderzoek besloten geen nadere rechtsmaatregelen (richting het bestuur) te nemen en het onderzoek naar onbehoorlijk bestuur als afgerond te beschouwen. Aan de concurrente crediteuren is slechts een zeer beperkte uitkering gedaan. De twee investeerders hebben de rechter-commissaris in de faillissementen verzocht meer actie vanuit de curator te bevelen, maar zonder succes. Zij menen dat de curator in dezen de ‘Maclou-norm’ (zie hiervoor) heeft geschonden en willen dat de rechtbank de curator persoonlijk veroordeelt tot voldoening van de door hen hierdoor geleden schade.

 

Beoordeling rechtbank

De rechtbank beoordeelt aan de hand van drie thema’s of de Maclou-norm is geschonden:

 

Thema 1: er waren goede gronden voor nader onderzoek

De rechtbank stelt voorop dat er goede gronden waren voor nader onderzoek naar bestuurdersaansprakelijkheid. Daarbij haalt de rechtbank enkele in deze casus spelende factoren aan (waaronder het onjuist informeren van investeerders, niet nakomen van toezeggingen over investeringen, het gebruiken van gelden uit het project voor privédoeleinden en de DNB-kwestie). De rechtbank geeft aan dat ‘gegronde redenen voor onderzoek’ echter niet het einde van de beoordeling door de curator zijn; de curator moet bij zijn afweging ook betrekken of er concrete maatregelen zijn (thema 2) die naar redelijke verwachting zoveel opleveren (thema 3) dat de maatregelen al met al gerechtvaardigd zijn.

 

Thema 2: niet duidelijk is wat de curator precies nog meer had kunnen/moeten doen

Het tweede thema betreft het verweer van de curator dat er geen reële kansen waren om daadwerkelijk meer geld in de boedels te laten vloeien door de bestuurders aansprakelijk te stellen, zodat hij de Maclou-norm niet heeft geschonden door niet de door de investeerders verlangde nadere actie te nemen. De rechtbank is het eens met de curator en overweegt dat hij, binnen de grenzen van de Maclou-norm, mocht nalaten nadere acties te nemen richting de bestuurders. De curator had namelijk, na redelijke inspanningen voor onderzoek, geen activa ontdekt waarop een eventueel vonnis zou kunnen worden verhaald. De curator heeft daarbij gewezen op door hem verkregen verhaalsinformatie via de Belastingdienst en op het gegeven dat er geen bestuurdersaansprakelijkheidsverzekering was. Een en ander is door de investeerders niet weersproken. Het is volgens de rechtbank ook belangrijk dat zij niet duidelijk hebben gemaakt welke concrete inspanningen nog mogelijk waren, hoeveel tijd en geld die inspanningen zouden kosten en wat voor beter resultaat er naar redelijke verwachting zou zijn als de curator die inspanningen had geleverd om verhaalsobjecten te vinden en om de bestuurders aan te spreken. Hierbij is ook van belang dat de curator op dit gebied dezelfde instrumenten en bevoegdheden heeft als de investeerders zelf.

 

Met betrekking tot de ‘luxe levensstijl’ van de bestuurders geeft de rechtbank aan dat dit bruikbare aanwijzingen zijn, maar de curator heeft aangevoerd dat dergelijke activa vaak niet op hun naam staan, zich (in vennootschappelijke constructies) in het buitenland bevinden en dat hoogst onzeker is of kostbare en tijdrovende verhaalsacties succesvol zullen zijn. Dit punt van de curator is niet aan de hand van concrete feiten weersproken, zodat de rechtbank overweegt dat de curator dit punt doorslaggevend mocht laten zijn in zijn afwegingen.

 

Daarnaast overweegt de rechtbank dat het de investeerders vrij staat personen aan te spreken op de in deze procedure omgeschreven verwijten, hetgeen zij (nog) niet hebben gedaan. De investeerders wijzen er nog op dat de curator boedelactief kon aanwenden voor inspanningen om de bestuurders aan te spreken. Dat neemt volgens de rechtbank niet weg dat de curator niet lichtvaardig tot substantiële uitgaven mag overgaan en in dit geval mocht afzien van nadere inspanningen. De rechtbank merkt daarbij nog op dat als de curator zonder reële verhaalsmogelijkheden boedelactief zou hebben opgemaakt aan eigen kosten zonder dat dit tot meer boedelactief zou leiden, hem wellicht een verwijt zou kunnen worden gemaakt.

 

Thema 3: niet duidelijk is of meer inspanningen zouden leiden tot een beter resultaat

Dan het laatste thema (causaal verband en schade), waarbij de rechtbank vooropstelt dat het niet voldoende duidelijk of meer inspanningen door de curator, zoals verlangd door de investeerders, genoeg geld zouden hebben opgeleverd om hun vorderingen te voldoen. De rechtbank overweegt begrip te hebben voor de moeilijke positie van de investeerders, maar op hen rust de stelplicht en bewijslast, ook wat betreft het causaal verband en schade. Als de curator al activa zou hebben gevonden en een vonnis met succes ten uitvoer zou hebben gelegd, kan de rechtbank bij gebreke van een nadere toelichting niet aannemen dat dit tot hogere uitkeringen aan de investeerders zou hebben geleid, laat staan substantiële uitkeringen of een bedrag in de buurt van hun vorderingen.

 

Conclusie rechtbank/afronding

De rechtbank komt tot de conclusie dat de curator de Maclou-norm niet heeft geschonden en dat hij mocht beslissen geen nadere actie te nemen en tot afwikkeling van de boedels over te gaan. Hoewel de curator volgens de rechtbank nader onderzoek moest verrichten, hoefde hij verder geen actie meer te ondernemen vanwege het ontbreken van voldoende verhaalsmogelijkheden. Nu de curator heeft gesteld dat hem niet is gebleken van voldoende verhaalsmogelijkheden, lag het op de weg van de investeerders om dat te weerspreken met concrete feiten. Dat hebben zij niet gedaan. Er is dus volgens de rechtbank geen sprake van onrechtmatig handelen. Ook hebben zij niet duidelijk gemaakt of meer inspanningen door de curator genoeg geld zouden hebben opgeleverd om hu vorderingen te voldoen, terwijl dat wel vereist is voor het bestaan van een causaal verband met schade.

Keywords

Aansprakelijkheidsrecht
Burgerlijke rechtsvordering
Curator
Faillissement
Faillissementsrecht
Maclou-norm
Pro se
Rechtsmaatregelen

Auteur(s)

Aaron Bouman

Advocaat bij Van Iersel Luchtman Advocaten te 's-Hertogenbosch

LinkedIn