21 Jan 2020
blog

Het vuurwerkverbod door de ogen van een jurist aansprakelijkheidsrecht

Blog

Het afsteken van vuurwerk tijdens de jaarwisseling is in Nederland een traditie. Al net zo’n traditie is de maatschappelijke discussie erover. Na de afgelopen jaarwisseling is het aantal voorstanders van een vuurwerkverbod sterk gegroeid. Ook bezien vanuit het aansprakelijkheidsrecht pleit ik vóór een algeheel vuurwerkverbod.

Meer voorstanders vuurwerkverbod

De snelheid van de kentering was opvallend. Oogartsen pleiten immers al heel lang voor een verbod. De afgelopen jaren werden zij gesteund door politie, brandweer en ambulance. Dit jaar kwamen daar tal van burgemeesters bij. Zij worden gesteund door meer dan 650.000 burgers (zie vuurwerkmanifest.nl). En na de vuurwerkbranche verzetten zelfs CDA en VVD zich niet meer tegen een verbod op knalvuurwerk en vuurpijlen. Of kinderen in meerderheid voor een verbod zijn, is niet duidelijk. De discussie maakt bij hen wel veel los: op een post van het NOS Jeugdjournaal op Instagram kwamen 600 reacties in één uur binnen, waarbij in (te) veel van de reacties scheldwoorden zaten (zie jeugdjournaal.nl). Mijn eigen kinderen maakten onlangs heel duidelijk dat zij een verbod niet zien zitten. Als vader ben ik voor een verbod, omdat ik bang ben dat mijn gezonde kinderen letsel oplopen doordat zij of anderen vuurwerk afsteken. Als aansprakelijkheidsrechtjurist ben ik voor een verbod, omdat het lastige juridische discussies voorkomt. Discussies waarbij in sommige gevallen slachtoffers hun schade niet vergoed krijgen.


Vuurwerkschade verhalen

In een aantal gevallen is vuurwerkschade te verhalen op de opstal-, inboedel- of autoverzekering. Daarnaast kan worden geprobeerd de schade te verhalen op degene die het vuurwerk afstak. De grondslag voor een dergelijke vordering is onrechtmatige daad. Er moet dus worden voldaan aan de vereisten van artikel 6:162 BW. Dat zijn: een onrechtmatige gedraging, toerekenbaarheid, schade, causaal verband en relativiteit. Een gedraging is (onder andere) onrechtmatig als sprake is van doen of nalaten in strijd de maatschappelijke zorgvuldigheid (artikel 6:162 lid 2 BW).

Daarvan was geen sprake in het geval waarin iemand tijdens een boswandeling tegen een tak schopt die vervolgens in het oog van een ander kwam. De Hoge Raad oordeelde dat ‘niet reeds de enkele mogelijkheid van een ongeval, (…), dat gedrag onrechtmatig doet zijn’. Gevaarscheppend gedrag is slechts onrechtmatig ‘indien de mate van waarschijnlijkheid van een ongeval (…) als gevolg van dat gedrag zo groot is, dat de dader zich naar maatstaven van zorgvuldigheid van dat gedrag had moeten onthouden’ (NJ 1996, 403, Zwiepende tak). Ook bij pech is geen sprake van onrechtmatig handelen. De Hoge Raad kwam tot dat oordeel in het arrest NJ 1988, 393. Mevrouw Bey nam bij de bushalte afscheid van haar dochter die zou instappen. Zij versperde daarbij de toegang tot de bus. Daarop aangesproken door mevrouw Guyt deed zij zonder eerst achterom te kijken een stap achteruit. Mevrouw Guyt verloor hierdoor haar evenwicht, viel en brak een heup. De Hoge Raad oordeelde dat mevrouw Bey geen onrechtmatige daad had gepleegd, maar dat sprake was van ‘een ongelukkige samenloop van omstandigheden’.

Tot dit oordeel kwam ook de Rechtbank Den Haag in ECLI:NL:RBDHA:2013:CA2447. A stak knalvuurwerk af op de binnenplaats van zijn woning en de woning van B. B bevond zich op het dakterras van zijn woning. Net op het moment waarop B zich over de balustrade van het dakterras boog, kwam het vuurwerk tot ontploffing. B stelde dat hij hierdoor gehoorschade had opgelopen, waardoor hij zijn beroep als componist/pianist niet meer kon uitoefenen. De rechtbank kwalificeerde het incident als een ongelukkige samenloop van omstandigheden, waarvoor A niet aansprakelijk kan worden gehouden.


Verrassende uitkomsten

Iemand heeft een vuurpijl afgeschoten vanuit een half gevulde champagnefles. De pijl is neergekomen op het dak van een auto, die daardoor een deuk opliep aan het dak. De eigenaar van de auto heeft de persoon die de pijl heeft afgestoken aangesproken tot vergoeding van de schade. In de daarop volgende procedure (ECLI:NL:RBHAA:2005:AS9542) oordeelde de kantonrechter te Zaandam: “Nu er bij het afsteken van de in deze procedure bedoelde vuurpijl op zichzelf niets is misgegaan en voorts niet is gebleken van andere uitzonderlijke omstandigheden, moet het er voor worden gehouden dat [gedaagde] zich onvoldoende van die zorgplicht heeft gekweten omdat de schade anders niet had kunnen ontstaan. Er is dus inderdaad sprake van een onrechtmatige daad.

In een andere procedure kreeg een toeschouwer geen vergoeding voor de letselschade die hij had opgelopen doordat een kennis vuurpijlen van ongeveer 20 cm lang had afgestoken vanuit een leeg bierflesje. Bij het afsteken van de laatste vuurpijl is het bierflesje omgevallen en is het oog van de toeschouwer getroffen door de vuurpijl, waardoor hij ernstig letsel aan dat oog heeft opgelopen. Het Gerechtshof ’s Hertogenbosch oordeelde (ECLI:NL:GHSHE:2007:AZ9784): “Uit al het vorenstaande volgt dat het hof het er voor moet houden dat eind december 1998 bij de onderhavige vuurpijl niet de instructie was verstrekt dat deze in een verzwaarde fles moest worden geplaatst en dat [geïntimeerde] hiermee evenmin bekend was of behoorde te zijn op grond van publiekscampagnes. Voorts is van belang dat niet gebleken is dat [geïntimeerde] voor het overige meer risico's heeft genomen dan toentertijd redelijkerwijs aanvaardbaar werden geacht.


Vuurwerkverbod voorkomt juridische ellende

Zowel in de uitspraak van de Rechtbank Den Haag als de uitspraak van de kantonrechter te Zaandam wordt als uitgangspunt genomen dat het afsteken van vuurwerk niet verboden is. De Rechtbank Den Haag: “Het afsteken van vuurwerk ten tijde van de jaarwisseling is toegestaan en, zoals hiervoor reeds is overwogen, gebruikelijk. Harde vuurwerkknallen zijn, zeker vanaf middernacht, te verwachten en ook [verzoeker], die kort na middernacht op zijn dakterras is gaan staan om naar het vuurwerk te kijken, diende hierop bedacht te zijn.” Als het afsteken van vuurwerk verboden is, gaat dit uitgangspunt niet meer op. Dit maakt het verhalen van vuurwerkschade aanzienlijk makkelijker. Dit is niet het geval als het verbod beperkt blijft tot knalvuurwerk en vuurpijlen. Bij schade veroorzaakt door siervuurwerk kan het uitgangspunt nog steeds worden gehanteerd. Bovendien wordt het dan vermoedelijk lastiger te bepalen waarop iemand bedacht dient te zijn, wat de juridische discussie alleen maar ingewikkelder maakt. Een algeheel vuurwerkverbod heeft daarom mijn voorkeur.

Keywords

Aansprakelijkheidsrecht
Onrechtmatige daad
Vuurwerkverbod

Auteur(s)

Hugo Slootweg

Zelfstandig jurist aansprakelijkheids- en verzekeringsrecht

LinkedIn