
Toepassing van het delcrederebeding tijdens de COVID-19 crisis
Blog
Het coronavirus laat de verzekeringssector niet onberoerd. Dat geldt ook voor spelers op de zakelijke verzekeringsmarkt, verenigd in de Coöperatieve Vereniging Nederlandse Assurantie Beurs U.A. (VNAB). Op haar website plaatste zij dit bericht. ‘COVID-19 en delcrederebeding VNAB: Vanwege de huidige crisissituatie als gevolg van de COVID-19 uitbraak en de daarmee samenhangende mogelijke financiële gevolgen, onderzoekt de VNAB samen met haar leden en partners mogelijke oplossingen om deze gevolgen voor zowel verzekerden als leden beheersbaar te houden.’
Een enigszins merkwaardig bericht. De kop van het bericht suggereert een verband tussen de COVID-19 uitbraak en het in de co-assurantiemarkt gebruikelijke delcrederebeding.
In het bericht zelf wordt dit beding niet meer genoemd. Wél is daarin sprake van het beheersbaar houden van ‘mogelijke financiële gevolgen’ van die uitbraak. Kennelijk gaat het niet enkel om de gevolgen voor de premiebetaling maar ook om andere denkbare financiële gevolgen. Gevolgen waar niet alleen makelaars en verzekeraars, de spelers in deze zakelijke markt, mee worden geconfronteerd, maar ook – en vooral – hun klanten. In dat geval dekt de vlag de lading niet. Kortom, het VNAB-bericht roept bij mij vragen op en nodigt uit tot discussie.
Niet iedereen zal weten wat het delcrederebeding inhoudt. Daarom eerst enige uitleg. Om te beginnen stel ik vast dat ‘delcredere’ een niet geheel juiste term is. Eigenlijk gaat het om een vorm van borgtocht ten behoeve van de betrokken binnen- en buitenlandse verzekeraars en tevens om het verlenen van een – naar verwachting kortlopend – krediet aan de verzekeringnemer. Bij gebruik van het delcrederebeding loopt een beursmakelaar, hierna ‘makelaar’ genoemd, het verhaalsrisico. Het dwingendrechtelijke artikel 7:936 lid 1 BW biedt hem echter bescherming. Dit bepaalt dat de verzekeringnemer jegens de makelaar die het delcredererisico loopt, is gehouden tot betaling van de premie en kosten.
Kort gezegd is het delcrederebeding een standaardclausulering in of bij de verzekeringspolis waarbij een makelaar jegens verzekeraars instaat voor betaling van de verschuldigde premie. Een veelgebruikt delcrederebeding is te vinden in het VNAB-model van de Premie- en schadebetalingsclausule.1 Daarin is sprake van de door de verzekerde verschuldigde premie. Met het begrip ‘verzekerde’ is hier bedoeld de verzekeringnemer of ieder ander die de premie is verschuldigd.
De kern van het delcrederebeding in de VNAB-modelclausule (Premie- en schadebetalingsclausule) luidt: ‘De makelaar neemt op zich de premie als eigen schuld aan de verzekeraar(s) te zullen voldoen op het moment dat deze krachtens de verzekeringsovereenkomst verschuldigd wordt door de verzekerde. Tenzij uitdrukkelijk anders is of wordt overeengekomen zal betaling van de premie door de makelaar plaatsvinden door creditering van verzekeraar(s) in rekening-courant voor de krachtens de verzekeringsovereenkomst door de verzekerde verschuldigde premie, op welk moment de verzekerde jegens verzekeraar(s) zal zijn gekweten. Verzekerde is gehouden de premie aan de makelaar te vergoeden.’
Het VNAB-model voorziet ook in het geval dat een makelaar optreedt voor een andere verzekeringstussenpersoon, die in opdracht van een klant een verzekering tot stand moet brengen (de ‘servicing broker’). In dat geval wordt deze makelaar ‘placing broker’ genoemd. De hierop toegespitste tekst van het VNAB-model luidt: ‘Ingeval de verzekering via een tweede tussenpersoon is gesloten en de verzekerde aan deze tweede tussenpersoon heeft betaald, is de verzekerde door deze betaling tegenover de makelaar eerst gekweten, wanneer deze tweede tussenpersoon aan de makelaar de premie heeft vergoed.’
Zoals gezegd, verleent de makelaar bij toepassing van het delcrederebeding de verzekerde krediet voor diens premiebetalingsverplichting. Indien de verschuldigde premie niet of niet tijdig wordt betaald, heeft de makelaar het recht om verzekeraars tussentijds van hun verplichtingen uit de verzekeringsovereenkomst te ontslaan – dus om de verzekering op te zeggen – mits hij dit vooraf schriftelijk aan de verzekerde meldt. Bij faillissement of surseance van betaling van verzekerde eindigt de verzekeringsdekking automatisch, zonder voorafgaande ingebrekestelling, op het moment van het uitspreken daarvan.
De makelaar dient schade-uitkeringen en eventueel te restitueren premies af te dragen aan de rechthebbende. Hij mag de daarmee gemoeide bedragen compenseren met een eventuele premievorderingen op de verzekeringnemer. Die compensatiemogelijkheid geldt echter niet bij aan toonder gestelde verzekeringen (denk hierbij aan certificaten bij transportgoederenverzekeringen) of bij verplichte aansprakelijkheidsverzekeringen. Wat betreft onverplichte aansprakelijkheidsverzekeringen mag alleen de daarvan nog uitstaande premieschuld worden gecompenseerd.
Het delcrederebeding is gemeengoed in de co-assurantiemarkt. Daarbij spelen makelaars een centrale rol. Soortgelijke, maar minder uitgebreide/gedetailleerde, clausuleringen komen ook in de Londense markt voor evenals zogenaamde ‘premium payment warranties’. Deze laatste houden in dat de premie binnen dertig dagen aan verzekeraars betaald dient te worden. Wordt aan deze voorwaarde niet voldaan dan vervalt de dekking. Om te voorkomen dat de verzekerde geen dekking meer heeft, wil een makelaar deze wel eens voor zijn klant aan deze betalingsverplichting voldoen.
In Nederland is het niet ongebruikelijk dat een makelaar – ook in zijn eigen belang – geen beroep doet op zijn recht de dekking direct op te zeggen. Hij neemt dan eerst contact op met de bewindvoerder of curator met de vraag of deze ondanks de surseance of het faillissement (waarvan onmiddellijke beëindiging van de dekking het gevolg is) bereid is de dekking voort te zetten ten behoeve van de boedel. De makelaar heeft dit belang nu eenmaal omdat hij moet instaan voor de tot het moment van surseance of faillissement verschuldigde premie. Wanneer er geen schade is gemeld en de makelaar verzekeraars zo spoedig mogelijk over de situatie informeert, wordt het hem meestentijds toegestaan om binnen uiterlijk drie maanden dit deel van de premie terug te boeken.
Het overleg met de curator of bewindvoerder is heel specifiek vervat in de Nederlandse Beurspolis voor Bouw- en Montagewerkzaamheden 2013 met als doel om bijvoorbeeld een bouwproject dat al voor een substantieel deel gevorderd is niet geheel verloren te doen gaan en de eventuele afbouw aldus door een andere aannemer mogelijk te maken. De betreffende bepaling luidt:
‘A.V. 5.1 FAILLISSEMENT OF SURSEANCE VAN BETALING
Onder verwijzing naar artikel A.V. 10.1 heeft de verzekeraar het recht de verzekeringsovereenkomst te beëindigen binnen 2 maanden nadat hij bekend is met het aanvragen van het faillissement dan wel surseance van betaling van de verzekeringnemer, met in achtneming van een opzegtermijn van 2 maanden. De verzekering loopt gedurende de opzegtermijn onverminderd door ten behoeve van alle verzekerden. Tijdens deze periode vindt overleg plaats met de makelaar, de verzekeringnemer, de bewindvoerder, de curator en eventueel andere bij het werk betrokken partijen over voortzetting van de verzekering voor de nog resterende verzekerde termijnen. Indien binnen de opzegtermijn geen overeenstemming wordt bereikt over voortzetting zal de verzekering worden beëindigd op de opzegdatum en zal de onverdiende premie worden gerestitueerd. Deze regeling laat onverlet hetgeen bepaald is in artikel A.V. 16, hetgeen inhoudt dat als er nog sprake is van een door de makelaar verstrekt en nog lopend krediet.’
Zo, dat was een lange, maar niettemin nodige aanloop. Deze leidt tot de conclusie dat wanneer het delcrederebeding van toepassing is er sprake is van een dubbel solvabiliteitsvereiste: verzekeraars hebben er belang bij dat de makelaar solvabel is en de makelaar heeft er belang bij dat zijn klant in staat is de verschuldigde premie te betalen. In de 44 jaar dat ik als makelaar actief ben geweest in de co-assurantiemarkt heeft dit bij mijn weten nimmer aanleiding gegeven om met de spelers in de co-assurantiemarkt (makelaars en verzekeraars) en verzekerden in conclaaf te gaan om naar oplossingen te zoeken voor een kennelijk niet bestaand probleem.
Het nu aangekondigde onderzoek komt wat mij betreft uit de lucht vallen. We hebben nog niet zo lang geleden de kredietcrisis meegemaakt. Eveneens een wereldwijde crisis met financiële gevolgen voor zowel makelaars, verzekeraars en hun klanten. Een aangekondigd onderzoek naar mogelijkheden om deze gevolgen beheersbaar te houden is toen, voor zover mij bekend, uitgebleven. Laat staan een onderzoek naar de mogelijke gevolgen voor het delcrederebeding.
Ik ben er niet op tegen dat zo’n onderzoek nu wél zal plaatsvinden. Integendeel, het lijkt mij zinvol om te onderzoeken hoe de financiële gevolgen van de COVID-19 crisis beheersbaar kunnen blijven. Het lijkt me gezien de pluriformiteit in de zakelijke markt ‘a hell of a job’ om – ook over de landsgrenzen heen – tot marktbrede afspraken te komen. De omvang en financiële draagkracht van de spelers is erg divers. Dat geldt ook voor hun klanten: het dat kan een cafébaas zijn maar ook een wereldwijd actieve brouwerij. Bovendien zijn de financiële gevolgen van de COVID-19 crisis niet voor alle verzekerden gelijk. Het klinkt cru, maar eigenlijk zijn die vergelijkbaar met het ziektebeeld van met het virus besmette mensen. Sommige verzekerden merken er helemaal niets van, bij andere zijn de financiële gevolgen nauwelijks aanwezig, bij weer andere moet een financieel infuus worden aangelegd en dan zijn er ongetwijfeld ook die de crisis niet zullen overleven.
In eerste instantie zal het moeten gaan om kortetermijn(nood)oplossingen, die niet enkel door makelaars, verzekeraars en verzekerden kunnen worden gerealiseerd. Ook banken en andere financiers zullen moeten worden betrokken bij het zoeken naar en vormgeven van een oplossing. En wellicht is ook een rol weggelegd voor de overheid, die tot dusver heeft bewezen snel met oplossingen te kunnen komen om de financiële nood als gevolg van de COVID-19 crisis te verzachten. En, niet te vergeten, zal er een beroep moeten worden gedaan op gespecialiseerde juristen uit diverse disciplines om de wederzijdse rechten en verplichtingen die voortvloeien uit de gekozen oplossingen vast te leggen.
Het leggen van noodverbanden volstaat niet: er zullen zich in de toekomst ongetwijfeld nog meer pandemieën voordoen. Daarom pleit ik voor een langetermijnoplossing. In dat verband wijs ik op de oproep van Huw Evans, algemeen directeur van het Britse verbond van verzekeraars ABI. In een open brief roept hij op om te praten over een pandemieverzekering.2 Daar sluit ik mij graag bij aan.
Noten
1 Voor alle modelvoorwaarden en -clausules van de VNAB, zie: https://www.vnab.nl/nl-NL/downloads/modelvoorwaarden-en-clausules.
2 Zie: https://www.riskenbusiness.nl/nieuws/insurance/abi-directeur-in-open-brief-we-moeten-praten-over-een-pandemie-verzekering/
Keywords
Auteur(s)
Soeteman Risk and Insurance Consultancy