04 Sep 2020
blog

Een redelijk handelend verzekeraar zou geen verzekering zijn aangegaan, aldus medisch adviseurs

Blog

De Hoge Raad heeft in deze kwestie op 5 oktober 2018, ECLI:NL:HR:2018:1841 al uiteengezet wanneer een verzekeraar een geslaagd beroep kan doen op schending van de mededelingsplicht (hierna: ‘verzwijging’) ex artikel 7:928 BW. Kort gezegd ging het om een situatie waarin een (aspirant) verzekeringnemer bij het invullen van de vragenlijst voor een arbeidsongeschiktheidsverzekering een behoorlijk groot deel van zijn medische historie had verzwegen. Op enig moment heeft verzekeringnemer bij verzekeraar een schadeclaim ingediend. Verzekeraar heeft naar aanleiding daarvan een onderzoek gestart en toen kwam aan het licht dat verzekeringnemer bij het sluiten van de verzekeringsovereenkomst een deel van zijn medische verleden heeft verzwegen. Verzekeraar heeft als reactie daarop de verzekeringsovereenkomst opgezegd en terugbetaling van reeds uitgekeerde bedragen gevorderd.

De Hoge Raad oordeelde destijds dat een beroep op verzwijging bij het aangaan van een verzekeringsovereenkomst getoetst moet worden aan de norm van een redelijk handelend verzekeraar. Een beroep op verzwijging slaagt alleen als een redelijk handelend verzekeraar de overeenkomst niet – of niet op dezelfde voorwaarden – had gesloten als hij wel op de hoogte was geweest van de verzwegen feiten. Uit dit arrest volgt ook dat een verzekeraar zich alleen ten nadele van de verzekeringnemer kan beroepen op een acceptatiebeleid dat afwijkt van dat van een redelijk handelend verzekeraar als hij aantoont dat de verzekeringnemer bij het aangaan van de verzekering wist of behoorde te begrijpen welk acceptatiebeleid de verzekeraar hanteerde. Het gaat niet zo ver dat vereist is dat de verzekeringnemer wist dat dit acceptatiebeleid afweek van dat van een redelijk handelend verzekeraar. Aan het acceptatiebeleid van andere verzekeraars kan groot gewicht toekomen voor de vraag (of het bewijs) wat een redelijk handelend verzekeraar bij kennis van de ware stand van zaken zou hebben gedaan, maar is daarvoor niet bepalend. De Hoge Raad heeft de zaak destijds verwezen naar Gerechtshof Den Haag en recentelijk heeft dit hof (in vervolg op het arrest uit 2018) een oordeel gegeven.

 

Het hof moest na verwijzing alleen nog oordelen over de vraag of de verzekeraar bij kennis bij de ware stand van zaken een verzekering zou hebben afgesloten en zo ja, op welke voorwaarden. Deze vraag wordt door het hof ontkennend beantwoord. Door verzekeraar zijn een viertal verklaringen van verschillende medisch adviseurs ingebracht. Door verzekerde zijn een tweetal adviezen ingebracht en wordt gesteld dat een andere verzekeraar wel een verzekeringsovereenkomst zou zijn aangegaan. Alles overwegend komt het hof tot de conclusie dat verzekeraar voldoende heeft gemotiveerd en onderbouwd dat in deze kwestie een redelijk handelend verzekeraar bij kennis van de ware stand van zaken geen arbeidsongeschiktheidsverzekering zou hebben afgesloten. Dat één andere verzekeraar wel een verzekeringsovereenkomst zou zijn aangegaan maakt dit naar het oordeel van het hof niet anders. 

 

Ondanks dat het een casuïstische aangelegenheid is of een verzekeraar heeft aangetoond dat een redelijk handelend verzekeraar geen verzekering zou hebben afgesloten, is het opvallend dat hetzelfde hof op 11 december 2018, ECLI:NL:GHDHA:2018:3956 nog oordeelde dat het enkel en alleen inbrengen van medische acceptatieadviezen niet voldoende was. Dit ging uiteraard om een andere kwestie, maar in dat arrest liet het hof wel doorschemeren dat medische acceptatie adviezen niet gelijk te stellen zijn met acceptatiebeslissingen. Het hof overwoog: ‘Voor zover de verzekeraar heeft bedoeld dat haar acceptatiebeleid er in dit geval uit bestond dat zij te allen tijde het advies van de medisch adviseur opvolgt, stelde het hof in die kwestie vast dat die stelling niet was toegelicht of onderbouw.’ Uiteraard blijft het partijdebat ook van belang. In een nog te verschijnen artikel zal nog nader op deze materie worden ingegaan. To be continued!

 

Keywords

Artikel 7:928 en 7:930 BW
Redelijk handelend verzekeraar
Schending mededelingsplicht
Verzekeringsrecht
Verzwijging

Auteur(s)

Sanne Rutten

Senior secretaris-jurist bij het Klachteninstituut Financiële Dienstverlening (Kifid), secretaris bij de Tuchtraad Financiële Dienstverlening en tevens legal mediator