03 Nov 2020
blog

De aansprakelijkheid bij bouwcontainers

Blog

Op 23 september jl. botst een 27-jarige man uit Vught tegen een bouwcontainer op de Heiweg aldaar. Hij is bewusteloos aangetroffen en vervolgens naar het ziekenhuis in Tilburg gebracht, waar hij anderhalve week later helaas overlijdt. De bouwcontainer waartegen de man, jeugdtrainer bij FC Den Bosch, op zijn fiets aanrijdt staat schuin geparkeerd op een groenstrook langs de weg. Voor het plaatsen van deze container is geen vergunning aangevraagd. De container mag daar niet staan, aldus de gemeente Vught. Verdere details over de exacte toedracht van het ongeval zijn mij ten tijde van het schrijven van dit blog niet bekend. De rechtsvraag die in dit blog centraal staat luidt: hoe zit het met de aansprakelijkheid voor de schade in dit soort situaties?

Het algemene uitgangspunt in het aansprakelijkheidsrecht is dat ieder die schade oploopt in beginsel zijn eigen schade moet dragen, tenzij een ander aansprakelijk is te houden voor deze schade. In het geval dat iemand tegen een container aanrijdt gaat het in een geval als dit onder meer om het feit dat deze container niet op eigen, particulier terrein stond maar op publieke grond. Om een container op publieke grond neer te zetten moet meestal eerst toestemming worden aangevraagd. Dit is per gemeente verschillend geregeld. In sommige gemeenten is een enkele melding voldoende terwijl in andere (de doorgaans dichter bevolkte) gemeenten telefonische toestemming, een ontheffing of zelfs een vergunning moet worden aangevraagd. In Vught geldt op grond van artikel 2:10 APV een vergunningsplicht voor containers die op gemeentegrond worden geplaatst.1 Los daarvan moet een container altijd op een niet-gevaarlijke wijze worden geplaatst door de gebruiker. In dit geval staat vast dat een vergunning had moeten worden aangevraagd maar dat dit niet is gebeurd.

 

Wetsartikelen en rechtspraak over de aansprakelijkheid bij bouwcontainers

In dit soort zaken zijn voor het beoordelen van de aansprakelijkheid twee wetsartikelen van toepassing. Dit zijn de artikelen 6:173 en 6:162 uit het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Aan de hand van de omstandigheden van het geval moet beoordeeld worden of aan de eisen van deze artikelen is voldaan.

 

In artikel 6:173 BW is een risicoaansprakelijkheid opgenomen voor de bezitter van een gebrekkige roerende zaak. Dit artikel stelt, toegepast op deze casus, dat wanneer een puincontainer niet voldoet aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mag stellen, deze container een gebrek oplevert waarvoor de bezitter aansprakelijk is. De bezitter is in dit geval de particulier die de puincontainer voor eigen gebruik heeft gehuurd. Of er sprake is van een gebrek wordt ingevuld door de omstandigheden, zoals de vraag hoe de container precies stond geplaatst, of de gemeente Vught specifieke regels hanteert voor plaatsing van containers en of deze zijn nageleefd, of de container is voorzien van waarschuwingsborden of afzetlinten, of er een vergunning is verleend, enzovoort.2 Pas wanneer de container niet beantwoordt aan de veiligheidseisen of gebruikseisen die men redelijkerwijs van een container mag verwachten is er sprake van een gebrekkige zaak. Bovendien moet dit gebrek een bijzonder gevaar voor de fietser hebben opgeleverd. Samengevat: er moet sprake zijn van een gebrekkige bouwcontainer die een bijzonder gevaar oplevert.

 

Naast artikel 6:173 BW is ook de schuldaansprakelijkheid van artikel 6:162 BW van toepassing. Het gaat hierbij om de vraag of er sprake is van gevaarzetting. Deze vraag wordt beoordeeld aan de hand van de omstandigheden van het geval met behulp van de bekende Kelderluikcriteria.3 De factoren hierbij zijn of het waarschijnlijk was dat niet-inachtneming van de vereiste oplettendheid en voorzichtigheid van de fietser kon worden verwacht, de hoegrootheid van de kans dat dit tot ongevallen zou leiden, de ernst van de gevolgen van dit soort ongevallen en de mate van bezwaarlijkheid van de te nemen veiligheidsmaatregelen door de gebruiker (of eventueel de verhuurder) van de container. Een enkele vergunning voor het plaatsen van een container (die in dit geval ook niet aanwezig was), disculpeert een gebruiker hierbij niet.

 

Conclusie

Aan de hand van de omstandigheden van het geval moet in deze en soortgelijke zaken beoordeeld worden of er sprake was van een gebrekkige zaak (artikel 6:173 BW) of van gevaarzetting (artikel 6:162 BW). Vaststaat in deze zaak in elk geval dat er een vergunning moest worden aangevraagd en dit niet gebeurd was. Deze omstandigheid is niet zonder meer onrechtmatig maar speelt wel mee bij de omstandigheden van het geval. Van belang is ook dat de gemeente Vught aangaf dat containers in het algemeen moeten worden afgeschermd met ‘schildjes’. Ook dit lijkt niet gebeurd te zijn. Van de fietser mag daarbij weer verwacht worden dat hij een bepaalde mate van oplettendheid in acht neemt tijdens het fietsen. Omdat de omstandigheden van het geval mij in deze zaak niet volledig bekend zijn kan ik geen definitief oordeel geven of voldaan is aan de criteria die beide wetsartikelen stellen. Op het eerste gezicht lijkt het mij niet ondenkbaar dat in dit geval de bezitter van de container met succes aansprakelijk kan worden gehouden.

 

Noten

1 Zie: https://www.containeronline.nl/container-huren-Vught/ en https://vught.nl/voorwerp-plaatsen-op-aan-de-weg.

2 Gerechtshof ’s-Hertogenbosch, 10 september 2013, ECLI:NL:GHSHE:2013:4196, r.o. 4.5.

3 HR 5 november 1965, ECLI:NL:HR:1965:AB7079 (Kelderluik).

Dat alle omstandigheden van het geval een rol spelen is bevestigd in vele uitspraken van de Hoge Raad, waaronder Zwiepende tak (1994), Bildtpollen/Miedema (2006), enzovoort.

Keywords

Aansprakelijkheid
Aansprakelijkheid roerende zaak
Aansprakelijkheidsrecht
Bouwcontainers
Kelderluikcriteria
Letselschade
Onrechtmatige daad

Auteur(s)

Dirk van der Wulp

Advocaat aansprakelijkheid/letselschade bij Jeroen Bosch Advocaten te 's-Hertogenbosch

LinkedIn