09 Nov 2020
blog

Dienstverrichtingsverbod voor niet-EER verzekeraars

Blog

Het ziet er naar uit dat de toegang tot de Nederlandse markt voor levens- en schadeverzekeraars van buiten de Europese Economische Ruimte (EER) binnen afzienbare tijd zal worden beperkt. Dit volgt uit een recent bij de Tweede Kamer ingediend wetsvoorstel tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht (Wft). Na de inwerkingtreding van dit wetsvoorstel heeft een niet-EER verzekeraar, die nu nog uitsluitend via dienstverrichting op de Nederlandse markt opereert, drie opties. Hij kan een verzekeraar met zetel binnen de EER oprichten, een bijkantoor in Nederland openen, of zijn portefeuille overdragen aan een verzekeraar in de EER (en het risico vervolgens al dan niet herverzekeren).

Achtergrond

In de Wetgevingsbrief 2020 van De Nederlandsche Bank (DNB) is het beëindigen van de mogelijkheid voor levens- en schadeverzekeraars van buiten de EER om via notificatie toegang te krijgen tot de Nederlandse markt als een specifieke wetgevingswens opgenomen. Daartoe heeft DNB aangegeven dat zij, in lijn met de wet, geen prudentieel toezicht op deze verzekeraars houdt. Dit terwijl binnen de EU het regelgevende prudentiële kader de afgelopen jaren is aangescherpt en de verwachtingen ten aanzien van polishouderbescherming zijn gestegen. Met name voor levens- en schadeverzekeraars lijkt het huidige regime niet langer in lijn met een strikte interpretatie van de EU-wetgeving. DNB meent dat niet langer gewaarborgd is dat de rechten van Nederlandse polishouders bij derdelandverzekeraars in voldoende mate worden beschermd.

Tussen 1 en 23 juni 2020 heeft het Ministerie van Financiën een wetsvoorstel geconsulteerd waarbij de genoemde wetgevingswens van DNB wordt doorgevoerd. De wetswijziging wordt onder meer gemotiveerd door verwijzing naar het (kennelijke) oordeel van de Europese Commissie dat deze dienstverrichting op grond van artikel 162 van de Richtlijn Solvabiliteit II niet is toegestaan. Het wetsvoorstel is, met de memorie van toelichting, op 9 oktober 2020 bij de Tweede Kamer ingediend. Ten opzichte van de consultatieversie zijn in het wetsvoorstel de overgangsbepalingen aangevuld en verduidelijkt.

 

Voorgestelde wijzigingen in de Wft op hoofdlijnen

Er komt een verbod voor een ieder met zetel buiten de EER om vanuit een vestiging buiten de EER door middel van dienstverrichting naar Nederland het levens- of schadeverzekeringsbedrijf uit te oefenen. Voor het uitoefenen van het herverzekeringsbedrijf door deze verzekeraars blijft er, onder voorwaarden, een specifieke notificatieprocedure. Dit laatste is ook in lijn met de ook door de EU beoogde wereldwijde herverzekeringsmarkt (zie onder meer het desbetreffende EU-USA-verdrag).

Daarnaast komt er een verbod voor een ieder met zetel buiten de EER om vanuit een bijkantoor in een andere lidstaat door middel van het verrichten van diensten naar Nederland het levens- of schadeverzekeringsbedrijf uit te oefenen. Een derdelandbijkantoor heeft dus de facto geen Europees paspoort meer. Voor het uitoefenen van het herverzekeringsbedrijf wordt ook voor deze situatie een specifieke notificatieprocedure voorgesteld.

 

Overgangsregeling

Voor verzekeraars van buiten de EER, die op het moment van inwerkingtreding van het wetsvoorstel diensten verrichten naar Nederland, is in een overgangsregeling voorzien.

Een levens- of schadeverzekeraar met zetel buiten de EER, die een verzekeraar met zetel in Nederland of een bijkantoor in Nederland wil oprichten om zijn verzekeringsbedrijf in Nederland voort te zetten, moet binnen zes maanden na inwerkingtreding van de wet een volledige vergunningaanvraag bij DNB indienen. Van een volledige vergunningaanvraag is sprake wanneer DNB op grond van die aanvraag in staat is een beslissing te nemen. Een vergunningaanvraag kan overigens al voor inwerkingtreding van de wetswijziging worden ingediend. De verzekeraar mag het verzekeringsbedrijf blijven uitoefenen en dus ook nieuwe verzekeringen sluiten, zolang DNB niet op de aanvraag heeft beslist of de aanvraag niet door de verzekeraar is ingetrokken.

Een levens- of schadeverzekeraar met zetel buiten de EER, die via dienstverrichting naar Nederland uitsluitend het herverzekeringsbedrijf wil blijven uitoefenen, dient binnen zes maanden na inwerkingtreding van het wetsvoorstel te notificeren en kan het herverzekeringsbedrijf in de tussentijd voortzetten.

Een verzekeraar die geen vergunning wil aanvragen heeft een afwikkelingstermijn van twee jaar. Daartoe dient wel een plan ter goedkeuring bij DNB te worden ingediend, waarin wordt aangegeven hoe hij binnen 24 maanden na inwerkingtreding van de wet zijn verzekeringsactiviteiten via dienstverrichting zal beëindigen. De verzekeraar mag geen nieuwe overeenkomsten meer sluiten.

Wanneer de vergunningaanvraag van een verzekeraar wordt afgewezen of de verzekeraar de vergunningaanvraag intrekt, geldt een afwikkelingstermijn van een jaar, gerekend vanaf het moment van afwijzing dan wel intrekking van de aanvraag. Beoogd is om de totaaltermijn (aanvraag, behandeling, afwijzing/intrekking en afwikkelingstermijn) niet langer te laten duren dan de twee jaar afwikkeltermijn van verzekeraars die geen aanvraag doen. In dit geval dient het plan voor afwikkeling van de verzekeringsactiviteiten binnen drie maanden ter goedkeuring bij DNB te worden ingediend.

Ten slotte wordt voorzien in de bevoegdheid voor DNB om de termijn voor afwikkeling zo nodig met maximaal een jaar te verlengen, indien dat redelijkerwijs noodzakelijk is voor de afwikkeling om de belangen van de Nederlandse polishouders te borgen.

 

Inwerkingtreding

Omdat de Europese Commissie eraan hecht dat de Nederlandse wetgeving zo spoedig mogelijk wordt aangepast, is ervoor gekozen de wet in werking te laten treden met ingang van de dag na publicatie in het Staatsblad. Aangezien het wetsvoorstel zeer recent bij de Tweede Kamer is ingediend, kan nog geen inschatting worden gemaakt van de totale duur van de parlementaire behandeling.

Duidelijk is wel dat de verzekeraars die door deze wetswijziging worden geraakt er goed aan doen om zo spoedig mogelijk hun positie te bepalen en actie te ondernemen.

 

Enkele overwegingen

Dit wetsvoorstel past in de post Brexit-tendens om de toegang tot de Europese consumentenmarkt in te perken voor derdelandendienstverrichters, tenzij er een daarop gericht verdrag ligt. We merken op dat er momenteel geen derdelandbijkantoren in het verzekeraarsregister van DNB staan, en in het bankenregister slechts enkele derdelandbankenbijkantoren resteren. Mede gezien het ontbreken van een Europees paspoort ligt het oprichten van een dochter in Nederland of in een andere EER-lidstaat (met een EU-paspoortnotificatie naar Nederland), meer voor de hand als optie voor de huidige derdelandverzekeringsdienstverleners, alsmede voor UK-verzekeraars die de kennisgeving onder het nu nog geldende regime hadden willen doen per het aflopen van de huidige Brexit-overgangsperiode. Uiteraard is het overdragen van de portefeuille naar een EER-verzekeraar en het vervolgens herverzekeren daarvan ook een optie.

Keywords

(Her)verzekeraars
Derde landen
Financieel recht
Markttoegang
Paspoort
Vrije dienstverrichting

Auteur(s)

Berry van Wijk

Advocaat | Partner Houthoff

LinkedIn

Roel Theissen

Advocaat | Counsel Houthoff