26 Mar 2021
wetenschappelijk

Proportionele aansprakelijkheid bij multicausale psychische ziekten?

Uit het rapport ‘Kerncijfers beroepsziekten 2019’ van het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten blijkt dat in 58 procent van de gemelde gevallen van beroepsziekte de gestelde diagnose betrekking had op psychische klachten. In driekwart van deze gevallen gaat het om een werknemer die kampte met overspannenheid of burn-outklachten. Voor werknemers die uitvallen als gevolg van psychische klachten is het vaak moeilijk om aan te tonen dat het letsel is ontstaan door het werk. Het gaat namelijk geregeld om multicausale psychische ziekten. Van een multicausale psychische ziekte is sprake als de ziekte niet aan één, maar juist aan meerdere of een complex aan mogelijke oorzaken ten grondslag ligt.

1. Inleiding

In Nederland is door de Hoge Raad het leerstuk van proportionele aansprakelijkheid ontwikkeld. Dit leerstuk wordt onder andere toegepast in beroepsziektezaken waarin sprake is van blootstelling aan giftige stoffen, maar niet duidelijk is of de ziekte door deze blootstelling is veroorzaakt of door een oorzaak die voor rekening van de werknemer zelf komt. In deze bijdrage onderzoeken wij de mogelijke toepassing van het leerstuk van proportionele aansprakelijkheid voor werknemers met multicausaal psychisch letsel.1

 

2. Juridisch kader

2.1 Werkgeversaansprakelijkheid ex artikel 7:658 BW

Werknemers die kampen met een psychische ziekte en hun schade willen verhalen op hun werkgever, zullen zich moeten beroepen op artikel 7:658 BW. Deze bepaling ziet op een schuldaansprakelijkheid. Krachtens artikel 7:658 BW rust op de werkgever een zorgplicht. Op grond van deze zorgplicht dient de werkgever maatregelen te treffen die redelijkerwijs nodig zijn om te voorkomen dat de werknemer schade lijdt in de uitoefening van zijn werkzaamheden. Hoewel aan deze zorgplicht hoge eisen gesteld mogen worden, beoogt deze geen absolute waarborg te scheppen voor de bescherming en veiligheid van de werknemers. Op grond van artikel 7:658 lid 2 BW kan een werknemer ermee volstaan om te stellen en bij betwisting te bewijzen dat hij in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade heeft opgelopen. Het is in beginsel dus aan de werknemer om het causaal verband aan te tonen tussen zijn schade en de werkzaamheden. Indien echter vast komt te staan dat de werknemer schade heeft opgelopen in de uitoefening van zijn werkzaamheden, bijvoorbeeld na een bedrijfsongeval, wordt dit causaal verband verondersteld aanwezig te zijn.2 Het is vervolgens aan de werkgever om aan te tonen dat hij aan zijn zorgplicht heeft voldaan, dat er sprake is van opzet of bewuste roekeloosheid aan de zijde van de werknemer of dat er geen causaal verband bestaat tussen de geschonden zorgplicht en de schade van de werknemer.3

 

Het aantonen van het causaal verband tussen de schade en het werk kan voor werknemers met multicausaal psychisch letsel problematisch zijn. De arbeidsrechtelijke omkeringsregel zal werknemers in zulke gevallen hoogstwaarschijnlijk geen soelaas bieden, omdat voor toepassing van deze regel geen plaats is als het verband tussen de schade van de werknemer en de arbeidsomstandigheden te onzeker of te onbepaald is.4 Dit maakt dat werknemers met een multicausale psychische ziekte het causaal verband tussen hun schade en het werk veelal onvoldoende kunnen aantonen, terwijl het juist wel aan de werknemer is om aan te tonen dat er schade is geleden in de uitoefening van de werkzaamheden. De werknemer zou dan met lege handen achterblijven.

 

2.2 De Hoge Raad over het leerstuk van proportionele aansprakelijkheid

De Hoge Raad heeft een relevant leerstuk geformuleerd dat mogelijk soelaas kan bieden aan werknemers met een multicausale psychische ziekte die stellen schade te hebben geleden in de uitoefening van de werkzaamheden. Dit betreft het leerstuk van de proportionele aansprakelijkheid. Het toepassen van proportionele aansprakelijkheid kan een oplossing zijn in geval van een onzeker causaal verband. De proportionele aansprakelijkheid is door de Hoge Raad voor het eerst toegepast in het Nefalit/Karamus-arrest. In het Nefalit/Keramus-arrest ging het om een werknemer waarbij longkanker was vastgesteld, terwijl hij tijdens zijn werk veelvuldig was blootgesteld aan asbest. De werknemer rookte echter ook. Dit betekende dat zijn kanker veroorzaakt kon zijn door een van deze of een combinatie van deze oorzaken. De Hoge Raad overweegt dat in situaties waarin niet kan worden vastgesteld of de schade is ontstaan door de vaststaande zorgplichtschending van de werkgever of door een omstandigheid die aan de werknemer dient te worden toegerekend, het met het oog op de redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is de causaliteitsonzekerheid op een der partijen af te wentelen. De Hoge Raad oordeelt dat de rechter in dergelijke situaties de werkgever mag veroordelen tot vergoeding van de gehele schade, met vermindering van de vergoedingsplicht van de werkgever in evenredigheid met de, op een gemotiveerde schatting berustende, mate waarin de aan de werknemer toe te rekenen omstandigheden tot diens schade hebben bijgedragen.5

 

In het Fourtis/Bourgonje-arrest merkt de Hoge Raad op dat de proportionele aansprakelijkheid met terughoudendheid moet worden toegepast. De reden hiervoor is gelegen in het feit dat aan toepassing van proportionele aansprakelijkheid het bezwaar kleeft dat iemand mogelijk aansprakelijk wordt gehouden voor een schade die hij niet, of niet in de door de rechter aangenomen mate, heeft veroorzaakt. Voorop staat dan ook het streven de daadwerkelijke of de meest waarschijnlijke oorzaak van de schade te achterhalen.6 De toepassing van proportionele aansprakelijkheid dient door de rechter in zijn motivering te worden verantwoord. Verder merkt de Hoge Raad op dat toepassing van de rechtsregel uit Nefalit/Karamus niet enkel is beperkt tot gevallen zoals in dat arrest.7

 

In het Nationale Nederlanden/moeder en zoon-arrest herhaalt de Hoge Raad in grote lijnen de overwegingen uit haar arresten Nefalit/Karamus en Fortis/Bourgonje. De Hoge Raad spreekt over de mogelijkheid tot veroordeling van de aansprakelijkgestelde partij tot schadevergoeding in evenredigheid met de in een percentage uitgedrukte kans dat de schade door zijn normschending is veroorzaakt. Het gaat hier dus om de veroorzakingswaarschijnlijkheid. De rechter dient de veroorzakingswaarschijnlijkheid vast te stellen op basis van een gemotiveerde schatting van de kans dat de schade is veroorzaakt door de diverse in aanmerking te nemen mogelijke oorzaken.8

 

In het Deloitte Belastingadviseurs/H&H Beheer-arrest heeft de Hoge Raad de overwegingen uit zijn eerdere arresten met betrekking tot de proportionele aansprakelijkheid herhaald. Opnieuw wordt aangegeven dat de rechtsregel van de proportionele aansprakelijkheid geëigend is om een oplossing te bieden voor sommige situaties waarin onzekerheid bestaat over het causaal verband tussen enerzijds de normschending en anderzijds de schade, en waarin die onzekerheid haar grond vindt in de omstandigheid dat de schade kan zijn veroorzaakt hetzij door de aansprakelijkheid scheppende gebeurtenis, hetzij door een voor risico van de benadeelde komende omstandigheid, hetzij door een combinatie van beide oorzaken.9

 

2.3 De voorwaarden voor de toepassing van proportionele aansprakelijkheid

Uit de hiervoor besproken arresten van de Hoge Raad kunnen een aantal voorwaarden voor toepassing van het leerstuk van proportionele aansprakelijkheid worden onttrokken. Concreet gezien moet voor toepassing van proportionele aansprakelijkheid sprake zijn van het volgende:

  • Onzekerheid over het condicio-sine-qua-non verband, inhoudende dat sprake is van een situatie waarin iemand schade heeft geleden en niet kan worden vastgesteld of die schade is veroorzaakt door een normschending van de aansprakelijkgestelde persoon of iemand voor wie hij aansprakelijk is, of door een oorzaak die voor risico van de benadeelde zelf komt, of een combinatie van beide oorzaken.
  • De kans dat de schade door de normschending is veroorzaakt is niet zeer klein noch zeer groot.
  • De strekking van de geschonden norm en de aard van de normschending moeten toepassing van de proportionele aansprakelijkheid rechtvaardigen.

 

Voor toepassing van de proportionele aansprakelijkheid gaat het er daarom om dat er onzekerheid is over de oorzaak van de schade. Gelet op de overwegingen van de Hoge Raad maakt het daarbij niet uit of de onzekerheid ziet op wie van de mogelijke veroorzakers de schade heeft veroorzaakt (‘of/of’), of dat duidelijk is dat er meerdere veroorzakers voor de schade zijn maar dat er onzekerheid is over de verhouding tussen deze veroorzakers (‘en/en’). Wanneer aan de bovengenoemde voorwaarden is voldaan, is plaats voor een veroordeling tot schadevergoeding in evenredigheid met de in een percentage uitgedrukte kans dat de schade door de aansprakelijkgestelde persoon is veroorzaakt.

 

Daarbij dient de rechter het volgende in acht te nemen:

  • Het kanspercentage dient te worden vastgesteld op basis van een gemotiveerde, en zo nodig op deskundige voorlichting berustende, schatting van de kans dat de schade is veroorzaakt door de diverse in aanmerking te nemen mogelijke oorzaken.
  • Proportionele aansprakelijkheid dient terughoudend te worden toegepast.
  • De toepassing van proportionele aansprakelijkheid dient door de rechter in zijn motivering te worden verantwoord.
  • Wanneer met toepassing van de regel van proportionele aansprakelijkheid een percentage voor de vergoedingsplicht van de aansprakelijke persoon is bepaald, kan dat percentage niet alsnog op grond van de billijkheidscorrectie verhoogd worden.

 

3. Voorwaarden proportionele aansprakelijkheid in de context van multicausale psychische ziekte

3.1 Onzekerheid conditio sine qua non-verband

Voor de toepassing van proportionele aansprakelijkheid dient sprake te zijn van onzekerheid over het conditio-sine-qua-non verband, inhoudende dat er sprake is van een situatie waarin iemand schade heeft geleden en niet kan worden vastgesteld of die schade is veroorzaakt door een normschending van de aansprakelijkgestelde persoon, of door een oorzaak die voor risico van de benadeelde zelf komt, of een combinatie van beide oorzaken.

 

In gevallen van een werknemer met een multicausale psychische ziekte is van een dergelijke situatie regelmatig sprake. De onzekerheid over het causaal verband is dan gelegen in de vraag of het psychisch letsel van de werknemer is ontstaan door een zorgplichtschending van de werkgever of door een oorzaak die voor zijn eigen risico komt, of door een combinatie van deze oorzaken. Eerder werd duidelijk dat bij multicausale psychische ziekten vaak omstandigheden in de privésfeer een rol spelen. Wat dat betreft lenen dergelijke situaties zich bij uitstek voor proportionele aansprakelijkheid, mits ook aan alle andere voorwaarden is voldaan.

 

3.2 De kans is niet zeer klein noch zeer groot

De tweede voorwaarde voor proportionele aansprakelijkheid is dat de kans dat de schade door de normschending is veroorzaakt niet zeer klein noch zeer groot is. Over de grootte van de kans dat de psychische ziekte is ontstaan door een zorgplichtschending die voor rekening van de werkgever komt, kan niet in het algemeen worden gesproken. Per situatie zal een oordeel moeten worden gevormd over deze kans. Wij menen dat de voorwaarde dat de kans niet zeer klein noch zeer groot mag zijn als zodanig niet in de weg staat aan een eventuele toepassing van de proportionele aansprakelijkheid in geval van een werknemer met een multicausale psychische ziekte. Afhankelijk van de kanspercentages zal per situatie moeten worden bekeken of deze proportionele aansprakelijkheid mogelijk maken of hieraan juist in de weg staan.

 

3.3 Strekking geschonden norm en aard van de normschending

Toepassing van het leerstuk van de proportionele aansprakelijkheid is alleen mogelijk als de strekking van de geschonden norm en de aard van de normschending deze toepassing rechtvaardigen. Nu de zorgplicht van de werkgever uit artikel 7:658 BW is gericht op de gezondheid van de werknemer, rechtvaardigen de geschonden norm (voorkoming van gezondheidsschade) en de aard van de schade (letsel- of overlijdensschade) de toepassing van het leerstuk. Wanneer er enkel sprake is van materiële schade, is toepassing van het leerstuk minder snel op zijn plaats.10 Het is aan de werkgever om te voorkomen dat de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade lijdt. Indien sprake is van een schending van deze zorgplicht en de werknemer hierdoor letsel heeft opgelopen, staan de strekking van de geschonden norm en de aard van de normschending onzes inziens aan toepassing van de proportionele aansprakelijkheid niet in de weg.

 

3.4 Wat verder door de rechter in acht dient te worden genomen

Toepassing van het leerstuk van proportionele aansprakelijkheid is in beginsel mogelijk als aan de bovengenoemde voorwaarden is voldaan. Bij toepassing van de proportionele aansprakelijkheid dient de rechter wel een aantal zaken in acht te nemen.

 

Allereerst dient het kanspercentage te worden vastgesteld op basis van een gemotiveerde, en zo nodig op deskundige voorlichting berustende, schatting van de kans dat de schade is veroorzaakt door de diverse in aanmerking te nemen mogelijke oorzaken. In geval van een werknemer met multicausale psychische klachten zou een rechter, na eventuele raadpleging van een arts of andere deskundige, bijvoorbeeld kunnen oordelen dat de kans dat de psychische klachten zijn ontstaan door onvoldoende bescherming van de werkgever tegen structureel overwerk 35 procent bedraagt, en dat de kans 65 procent bedraagt dat deze is ontstaan door oorzaken die voor risico van de werknemer komen. Vervolgens zou de rechter de werkgever kunnen veroordelen tot vergoeding van 35 procent van de schade van de werknemer. Het principe van schadevergoeding naar rato van veroorzakingswaarschijnlijkheid is wat ons betreft geen obstakel voor proportionele aansprakelijkheid bij werknemers met een multicausale psychische ziekte. Het kan er juist aan bijdragen dat een werknemer dat deel van zijn schade vergoed ziet, dat daadwerkelijk door de zorgplichtschending van de werkgever is veroorzaakt. Wij menen dat dit een uitkomst oplevert die met het oog op de redelijkheid en billijkheid aanvaardbaar is. Wat onzes inziens wel een obstakel kan zijn, is het vaststellen van de kanspercentages in een individueel geval. Hierop zullen wij in hoofdstuk 5 nader ingaan.

 

De rechter dient de proportionele aansprakelijkheid met terughoudendheid toe te passen, aldus de Hoge Raad in het arrest Fortis/Bourgonje.11 De reden hiervoor is dat aan de proportionele aansprakelijkheid het bezwaar kleeft dat de werkgever mogelijk aansprakelijk wordt gehouden voor schade die hij niet, of niet in de door de rechter aangenomen mate, heeft veroorzaakt. Wij menen dat deze overweging van de Hoge Raad in beginsel niet in de weg staat aan een beroep op de proportionele aansprakelijkheid door een werknemer met psychisch letsel. Als een werknemer zich beroept op het leerstuk, is het aan de rechter om te oordelen of het beroep in die specifieke zaak slaagt. Het is immers zijn taak om de terughoudende toepassing van het leerstuk te waarborgen.

 

Er bestaat een kans dat het beroep op de proportionele aansprakelijkheid door werknemers met psychisch letsel een vlucht neemt indien het beroep in een aantal uitspraken succesvol blijkt te zijn. De vraag is dan of dit te rijmen valt met de door de Hoge Raad vereiste terughoudende toepassing van het leerstuk. Wat ons betreft is dit wel het geval. Indien aan de genoemde voorwaarden voor proportionele aansprakelijkheid wordt voldaan en de rechter een deugdelijke schatting maakt van de kans dat het letsel is veroorzaakt door de verschillende in aanmerking te nemen mogelijke oorzaken, bestaat er nog slechts een geringe mogelijkheid dat de werkgever aansprakelijk wordt gehouden voor schade die hij niet heeft veroorzaakt. Aan het helemaal niet toepassen van de proportionele aansprakelijkheid bij werknemers met psychisch letsel in het kader van artikel 7:658 BW in verband met de vereiste terughoudendheid, kleven volgens ons meer bezwaren. Dan bestaat namelijk de kans dat een werknemer zijn volledige schade moet dragen, terwijl wel een deel van deze schade door de werkgever is veroorzaakt. Bovendien zullen de onwenselijke verschillen tussen de veroorzaker van de schade en de drager van de schade in dat geval groter zijn.

 

Ook de laatste twee punten waarop de rechter acht moet slaan bij toepassing van de proportionele aansprakelijkheid, staan aan toepassing van het leerstuk bij werknemers met psychisch letsel niet in de weg. Dat de toepassing van de proportionele aansprakelijkheid door de rechter in zijn motivering dient te worden verantwoord spreekt voor zich en levert geen probleem op. Het feit dat het percentage voor de vergoedingsplicht van de aansprakelijke persoon niet op grond van de billijkheidscorrectie kan worden verhoogd, doet dat evenmin.

 

4. Proportionele aansprakelijkheid bij multicausale psychische ziekte – de praktijk

In beginsel lijkt de toepassing van proportionele aansprakelijkheid voor werknemers met een multicausale psychische ziekte mogelijk. De voorwaarden voor proportionele aansprakelijkheid zoals deze door de Hoge Raad zijn ontwikkeld staan hieraan volgens ons niet in de weg. Of veel werknemers met een multicausale psychische ziekte in de praktijk een succesvol beroep zullen kunnen doen op de proportionele aansprakelijkheid, is nog maar de vraag. Er bevinden zich namelijk wel een aantal spreekwoordelijke beren op de weg. Deze zullen wij in het navolgende uiteenzetten.

 

4.1 Normschending

Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad over proportionele aansprakelijkheid volgt dat voor toepassing daarvan vereist is dat sprake is van een normschending van de aansprakelijkgestelde partij. Indien dit het geval is en aan de overige voorwaarden is voldaan, kan het leerstuk naar onze mening worden toegepast. In de rechtspraak wordt deze voorwaarde strikt gehanteerd. Indien geen normschending komt vast te staan, is toepassing van de proportionele aansprakelijkheid niet mogelijk. In zaken waarin een werknemer zijn werkgever aanspreekt voor multicausaal psychisch letsel, zal de normschending een schending van de zorgplicht uit artikel 7:658 lid 1 BW inhouden. Eerder hebben wij besproken dat deze zorgplicht geen absolute waarborg voor de bescherming en veiligheid van werknemers beoogt te bieden, maar dat er wel hoge eisen mogen worden gesteld aan de zorgplicht van de werkgever. Wat deze zorgplicht inhoudt is afhankelijk van de omstandigheden van het geval en kan niet in zijn algemeenheid worden gezegd. Relevante factoren kunnen onder meer zijn gelegen in de aard van de werkzaamheden, publiekrechtelijke regelgeving, kenbaarheid van het risico op psychisch letsel enzovoort. Ervarenheid of deskundigheid van de werknemer hoeft niet af te doen aan hetgeen van de werkgever mag worden verwacht in het kader van zijn zorgplicht.12

 

De werknemer dient aan te tonen dat hij blootgesteld is geweest aan werkomstandigheden die schadelijk zijn voor zijn psychische gezondheid en dat zijn psychische klachten hierdoor zijn veroorzaakt. Hierin zal een werknemer niet snel slagen indien hij niet ingaat op een zorgplichtschending van zijn werkgever.13 Een werknemer met psychisch letsel zal dus bij het aantonen van het causaal verband vrijwel altijd op voorhand in moeten gaan op de zorgplicht van de werkgever. Niet omdat de bewijslast omtrent de zorgplichtschending op de werknemer rust, maar om het causaal verband aan te kunnen tonen. Nu bij multicausaal psychisch letsel meerdere mogelijke oorzaken voor het letsel zijn aan te wijzen, zal de werknemer mogelijk moeite hebben met het aantonen van het causaal verband. In die gevallen kan proportionele aansprakelijkheid wellicht uitkomst bieden. Voor de toepassing van proportionele aansprakelijkheid dient er wel sprake te zijn van een normschending, waardoor de werknemer zich op voorhand dient uit te laten over een zorgplichtschending. Het moge duidelijk zijn dat het aantonen van een dergelijke schending in geval van bijvoorbeeld overbelasting niet eenvoudig is. Op grond van publiekrechtelijke regelgeving mag een werkgever zijn werknemers een maximaal aantal uren per dag aan het werk zetten. Ook bestaan er verplichtingen voor de werkgever om beleid te voeren gericht op voorkoming van (te) hoge werkdruk. Wat (te) hoge werkdruk inhoudt voor een specifieke werknemer is echter niet eenvoudig te bepalen. Voor werkdruk bestaan namelijk geen objectieve maatstaven en sommige werknemers functioneren juist goed onder druk. Hoewel een werkgever onderzoek moet doen naar de situatie van zijn werknemers, is het ook aan hen om de werkgever in te lichten over het risico op psychisch letsel dat zij lopen. Indien dit onvoldoende gebeurt, kan een werkgever niet snel een schending van zijn zorgplicht worden verweten.

 

Zo oordeelde het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch in 2008 dat van de werkgever niet veel maatregelen konden worden gevergd, omdat niet kenbaar was dat de werknemer vanwege zijn persoonskenmerken een bijzonder risico vormde voor wie extra maatregelen of aanwijzingen nodig waren. Mede door aan de werknemer aan te geven dat hij moest aangeven waar zijn eigen grenzen liggen, had de werkgever aan zijn zorgplicht voldaan.14 In een recenter voorbeeld oordeelde de Rechtbank Amsterdam dat een werkneemster haar klachten over de werksituatie nadrukkelijk en tijdig met haar werkgever had moeten bespreken, zodat de werkgever in de gelegenheid zou zijn geweest om maatregelen te treffen. Omdat de werkneemster dit had nagelaten, kon de werkgever geen schending van de zorgplicht worden verweten.15

 

Ondanks publiekrechtelijke regelgeving lijkt de rechter uit te gaan van een verregaande eigen verantwoordelijkheid van de werknemer. Van een werknemer wordt verwacht dat hij zijn klachten tijdig kenbaar maakt. De vraag is of dit passend is, gelet op de beschermingsgedachte van artikel 7:658 BW. Wij zijn van mening dat in het kader van de zorgplicht van de werkgever met betrekking tot psychische gezondheid meer mag worden verwacht. Op grond van het arrest ABN-AMRO/Nieuwenhuys wordt voor toepassing van artikel 7:658 BW geen onderscheid gemaakt tussen lichamelijk en psychisch letsel.16 In de praktijk blijkt echter dat de zorgplicht van de werkgever meer gericht is op voorkoming van c.q. bescherming tegen lichamelijk letsel dan tegen psychisch letsel. Van de werknemer met psychisch letsel wordt namelijk verwacht dat hij zelf mededelingen doet over zijn situatie. Wat ons betreft zou van werkgevers ook wat betreft geestelijke gezondheid in het kader van de zorgplicht een proactieve houding mogen worden verwacht, zoals bijvoorbeeld gebeurde in een uitspraak van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch uit 2010.17 In deze zaak slaagde de werkgever er niet in om aan te tonen dat hij aan zijn zorgplicht had voldaan. Volgens het hof had de werkgever, ondanks dat de werkneemster niet liet blijken dat zij het werk te veel vond, zelfstandig en uit eigen beweging na moeten gaan of en in welke mate de werkneemster bijvoorbeeld aan het werk was op kantoor of elders, pauzes nam en werk mee naar huis nam. De werkgever wist namelijk dat de werkneemster moeite had om werkzaamheden te delegeren, perfectionistisch was en moeite had los te komen van het werk. In dit kader zijn wij van mening dat van een werknemer met een hogere functie, die bijvoorbeeld zelf zijn werk kan indelen, of een werknemer waarop minder toezicht wordt gehouden, niet per definitie meer zelfstandigheid mag worden verwacht met betrekking tot het aangeven van zijn grenzen. Onzes inziens mag juist van een werkgever ook verlangd worden dat hij zelf nagaat bij zijn werknemers hoe de werkdruk wordt ervaren. De werkgever kan immers de verantwoordelijkheid die op hem rust voor een veilige werkomgeving niet zomaar uitbesteden aan de werknemers zelf.

 

Onzes inziens mag een proactieve houding van de werkgever worden verwacht. Door van werkgevers te verwachten dat zij zelfstandig en uit eigen beweging onderzoek doen naar de psychische gesteldheid van hun werknemers, zou meer recht worden gedaan aan de beschermingsgedachte van artikel 7:658 BW. Ook zal dan sneller een zorgplichtschending kunnen worden aangetoond. Of dit zal leiden tot toepassing van de proportionele aansprakelijkheid, is daarmee echter nog niet gezegd. Het is namelijk de vraag of het voor werknemers nodig is om de weg van de proportionele aansprakelijkheid te bewandelen als een normschending komt vast te staan. Enkel in de gevallen waarin een normschending wel komt vast te staan maar het causaal verband niet en waarin de omkeringsregel niet opgaat, zou via het leerstuk van proportionele aansprakelijkheid een voor de werknemer gunstig resultaat kunnen worden bereikt. Hoe vaak een dergelijke situatie zich voordoet is niet duidelijk.

 

Vanwege de samenhang tussen het causaal verband en de schending van de zorgplicht bij een multicausale psychische ziekte, zal onzes inziens het causaal verband eenvoudiger aannemelijk gemaakt kunnen worden wanneer een zorgplichtschending komt vast te staan. Hiervoor verwijzen wij naar een arrest van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch uit 2009.18 In deze zaak werd een schending van de zorgplicht van de werkgever aangenomen omdat hij zijn werknemer jarenlang 20 uur per week liet overwerken en daarmee de Arbeidstijdenwet overschreed. Dit had de werkgever volgens het hof moeten voorkomen. Omdat in deze zaak de zorgplichtschending kwam vast te staan, werd het voor de werknemer ook gemakkelijker om het causaal verband tussen het overwerk en zijn burn-out aan te tonen. Stelselmatig overwerk (en daarmee schending van de Arbeidstijdenwet) is immers een logische oorzaak voor het intreden van een burn-out, die ook door artsen en de medisch adviseur werd onderkend. Als gevolg hiervan werd geoordeeld dat de werkgever aansprakelijk was en kreeg de werknemer zijn volledige schade vergoed.

 

Wellicht dat het leerstuk van proportionele aansprakelijkheid wel uitkomst kan bieden in gevallen van burn-out of depressie ten gevolge van intimidatie of pesterij op het werk. Bij deze oorzaken voor multicausaal psychisch letsel bestaat namelijk minder samenhang tussen de normschending en het causaal verband. Het vaststellen van de normschending is in dergelijke gevallen makkelijker, gelet op artikel 3 lid 2 jo. artikel 1 lid 3 sub e Arbeidsomstandighedenwet. Als de normschending wel vast kan komen te staan maar het causaal verband niet, zou de proportionele aansprakelijkheid behulpzaam kunnen zijn.

 

Samenvattend zijn wij van mening dat er niet vaak een beroep zal worden gedaan op het leerstuk van proportionele aansprakelijkheid door werknemers met multicausaal psychisch letsel, vanwege de vereiste normschending. Enerzijds omdat een normschending niet kan komen vast te staan (mede als gevolg van de mededelingsplicht van de werknemer), anderzijds omdat wanneer wel een normschending komt vast te staan het beroep op de proportionele aansprakelijkheid misschien niet nodig is omdat een causaal verband vast komt te staan.

 

4.2 Kanspercentages en deskundigenoordeel

Voor proportionele aansprakelijkheid mag de kans dat de schade door de normschending is veroorzaakt niet zeer klein noch zeer groot zijn. Wanneer de kans zeer klein is, ligt het voor de hand dat de vordering wordt afgewezen. Is de kans zeer groot, dan zal de vordering hoogstwaarschijnlijk worden toegewezen.19 Over wanneer de kans als zeer klein of zeer groot dient te worden aangemerkt, heeft de Hoge Raad zich, wellicht bewust, niet uitgelaten. Op basis van de lagere rechtspraak blijkt dat de grens tussen ‘zeer klein’ en ‘klein maar niet zeer klein’ ergens tussen de 5 procent en de 25 procent zal liggen.20 De kanspercentages dienen te worden vastgesteld op basis van een gemotiveerde schatting van de kans dat de schade is veroorzaakt door de diverse in aanmerking te nemen mogelijke oorzaken. Het is immers onduidelijk of er meerdere oorzaken bestaan en in welke mate deze mogelijke oorzaken aan de veroorzaking van de schade hebben bijgedragen. De schatting dient zo nodig op deskundige voorlichting te worden berust. Vereist is het echter niet.

 

Voor de praktijk is van belang de vraag in hoeverre een deskundige in geval van multicausale psychische ziekten een schatting kan geven van de kans dat de mogelijke oorzaken de schade daadwerkelijk hebben veroorzaakt. Een huisarts of psycholoog zal zijn oordeel veelal baseren op wat een werknemer hem persoonlijk heeft verteld. Indien een werknemer bij zijn huisarts alleen klaagt over vermoeidheid als gevolg van werk, en daarbij andere privéomstandigheden niet noemt, ontstaat een patiëntendossier dat niet overeenkomt met de werkelijkheid. Voor de psycholoog geldt hetzelfde. In januari 2020 gaf de Rechtbank Amsterdam aan dat als objectieve onderbouwing van de situatie van de werknemer zou kunnen gelden een verklaring van een deskundige die de oorzaak van de klachten heeft onderzocht en daarbij het patiëntendossier, verleden en alle omstandigheden van de werknemer betrekt.21 Indien wordt overgegaan tot raadpleging van een deskundige, zal deze zo nauwkeurig mogelijk de grenzen van de veroorzakingswaarschijnlijkheid moeten aangeven.22 Tot benoeming van een gekwalificeerde deskundige zouden partijen gezamenlijk kunnen overgaan, of de rechter kan hiertoe besluiten. Het benoemen van een deskundige gaat wel gepaard met energie, tijd en kosten. Het staat de rechter natuurlijk vrij om in een procedure van het oordeel van een deskundige af te wijken en een eigen schatting te maken, maar dit zou slechts verantwoord zijn als de rechter aan de hand van zijn eigen kennis van de methode die de deskundige hanteert, tot een ander oordeel kan komen.23

 

5. Predispositie

Op grond van de jurisprudentie wordt ook schade die buiten de normale lijn der verwachting ligt en die voortvloeit uit aanleg of een kwetsbaarheid van het slachtoffer aan de veroorzaker toegerekend, tenzij vast komt te staan dat de werknemer door zijn aanleg of kwetsbaarheid ook zonder het handelen van de aansprakelijke partij toch wel ziek zou zijn geworden.24 Er wordt dan gesproken over een predispositie. In het arrest Nefalit/Karamus rekent de Hoge Raad omstandigheden zoals roken, genetische aanleg, veroudering of van buiten komende oorzaken toe aan de werknemer.25 De vraag is hoe deze overweging zich verhoudt tot de leer van de predispositie.

 

Het antwoord op deze vraag is gelegen in het feit dat de proportionele aansprakelijkheid, waar het in het arrest Nefalit/Karamus om ging, los dient te worden gezien van de leer van de predispositie. Stel: de werknemer met hoge bloeddruk krijgt te maken met de multicausale ziekte burn-out. Deze burn-out zou kunnen zijn ontstaan door het werk of door andere omstandigheden in de privésfeer van de werknemer. In de hypothetische situatie dat komt vast te staan dat de burn-out volledig is veroorzaakt door het werk, is de werkgever voor de schade van de werknemer aansprakelijk. Dat de werknemer gevoeliger was voor het oplopen van een burn-out dan een andere werknemer en meer schade heeft dan een andere werknemer zou hebben, komt in dat geval op grond van de leer van de predispositie voor rekening van de werkgever.

 

In geval van proportionele aansprakelijkheid is echter niet duidelijk hoe de schade precies is ontstaan. De omstandigheid dat een werknemer gevoelig is voor stress dient in dat geval niet te worden aangemerkt als predispositie, maar als alternatieve oorzaak voor het ontstaan van de schade. Volgens Tjong Tjin Tai levert dit geen strijd op met jurisprudentie omtrent predispositie, omdat ‘het hier slechts een verdeling betreft van aansprakelijkheid wegens onzeker causaal verband met de ziekte, niet de vraag naar verdeling van de schade die uit een ongeval voortvloeit’.26

 

Voor een werknemer met letsel als gevolg van een multicausale psychische ziekte die zijn werkgever hiervoor aansprakelijk wil stellen, geldt daarom het volgende. Indien hij de normale weg van artikel 7:658 BW bewandelt dient hij aan te tonen dat hij in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade heeft geleden en dat er causaal verband bestaat tussen het werk en zijn schade. Wanneer de werknemer hierin slaagt en de werkgever niet slaagt in het aantonen dat hij heeft voldaan aan zijn zorgplicht, is de werkgever verplicht de volledige schade van de werknemer te vergoeden. Genetische aanleg, veroudering of andere van buiten komende oorzaken hebben dan te gelden als een predispositie van de werknemer, die voor rekening van de werkgever komt. Indien er sprake is van onzekerheid over het causaal verband en de werknemer middels de proportionele aansprakelijkheid probeert toch een deel van zijn schade te verhalen op zijn werkgever, komen deze mogelijke oorzaken wel voor rekening van de werknemer. Het betreffen dan mogelijke alternatieve oorzaken die het ontstaan van de schade mogelijk hebben gemaakt.

 

6. Proportionele aansprakelijkheid en meerdere werkgevers

Het is goed voorstelbaar dat een werknemer met een multicausale psychische ziekte meerdere werkgevers heeft of gedurende zijn loopbaan bij meerdere werkgevers heeft gewerkt. In een dergelijk geval is het dan ook goed mogelijk dat hij bij meerdere werkgevers blootgesteld wordt c.q. is geweest aan werkomstandigheden die kunnen hebben bijgedragen aan het ontstaan van zijn ziekte. De vraag is hoe hiermee dient te worden omgegaan in het kader van proportionele aansprakelijkheid.

 

In het arrest Nefalit/Karamus maakte de Hoge Raad geen gebruik van de term proportionele aansprakelijkheid. Er was in dat arrest sprake van ‘een veroordeling tot vergoeding van de gehele schade met vermindering van de vergoedingsplicht van de werkgever in evenredigheid met de, op een gemotiveerde schatting berustende, mate waarin de aan de werknemer toe te rekenen omstandigheden tot diens schade hebben bijgedragen.27 In 2012 sprak de Hoge Raad in het arrest Nationale Nederlanden/Moeder en zoon over proportionele aansprakelijkheid en een veroordeling van de aansprakelijkgestelde persoon tot schadevergoeding in evenredigheid met de kans dat de schade door de normschending was veroorzaakt.28 Dit betekent dat een zieke werknemer het (mogelijke) veroorzakingsaandeel van iedere werkgever afzonderlijk zal moeten vorderen. Hoewel dit voor werknemers ongunstig is, sluit het wel aan bij artikel 7:658 BW. Het gaat in deze bepaling immers om aansprakelijkheid van een werkgever vanwege een tekortkoming jegens zijn werknemer, en niet om een aansprakelijkheid voor het handelen of nalaten van andere (oude) werkgevers van de werknemer.29

 

Stel: een werknemer heeft een burn-out. Vast komt te staan dat hij voor drie werkgevers heeft gewerkt, en dat bij elke werkgever een schending van de zorgplicht heeft plaatsgevonden. Door een deskundige wordt in kaart gebracht dat de kans dat de schade bij een van deze werkgevers is ontstaan voor elke werkgever 25 procent bedraagt. De kans dat de burn-out is ontstaan door oorzaken die voor risico van de werknemer zelf komen, bedraagt tevens 25 procent. In een dergelijk geval zou elke werkgever via de proportionele aansprakelijkheid veroordeeld kunnen worden tot vergoeding van 25 procent van de schade van de werknemer. Hiervoor dient hij wel elke werkgever afzonderlijk aan te spreken.30

 

Naast dat een werknemer zijn (voormalig) werkgevers afzonderlijk moet aanspreken, bestaan er voor hem in het verlengde hiervan nog andere moeilijkheden. Indien een werknemer een groot aantal werkgevers aansprakelijk acht, ieder voor een klein deel van zijn schade, rijst de vraag of de kosten van het verhalen van deze schade nog opwegen tegen de baten. Het starten van procedures en het (vaker) inschakelen van een deskundige kan in een dergelijk geval meer kosten met zich brengen dan de financiële waarde van de claim.31

 

Verder kan een werknemer kampen met het probleem dat meerdere werkgevers gezamenlijk wel tot een voldoende hoog kanspercentage veroorzakingswaarschijnlijkheid komen, maar de werkgevers los van elkaar niet. Gedacht kan worden aan de situatie waarin vast komt te staan dat de kans dat het letsel door het werk is ontstaan 20 procent bedraagt en dat het door risico’s in de privésfeer van de werknemer is ontstaan 80 procent bedraagt. In principe is toepassing van de proportionele aansprakelijkheid dan mogelijk. Indien de werknemer echter drie verschillende werkgevers heeft waar hij evenveel werkt, zullen de individuele percentages erg laag liggen. Gelet op het arrest Nationale Nederlanden/Moeder en zoon zal toepassing van de proportionele aansprakelijkheid in dat geval hoogstwaarschijnlijk niet mogelijk zijn en zal de werknemer zijn eigen schade moeten dragen.32

 

7. De wenselijkheid van proportionele aansprakelijkheid bij multicausale psychische ziekten

Bij de vraag of er in het huidige Nederlandse rechtsstelsel plaats is voor toepassing van het leerstuk van proportionele aansprakelijkheid bij werkgeversaansprakelijkheid voor werknemers met multicausaal psychisch letsel dient, onzes inziens ook te worden gekeken naar de wenselijkheid hiervan. Past de toepassing van het leerstuk binnen de uitgangspunten van de werkgeversaansprakelijkheid en het aansprakelijkheidsrecht in het algemeen? Achter artikel 7:658 BW schuilt een beschermingsgedachte. Dit artikel heeft tot doel de werknemers te beschermen tegen arbeidsongevallen en beroepsziekten. Voor aansprakelijkheid op grond van artikel 7:658 BW is verwijtbaarheid vereist. Het betreft immers een schuldaansprakelijkheid. Werknemers met een multicausale psychische ziekte slagen er veelvuldig niet in hun schade vergoed te zien. Getracht wordt een mogelijkheid te vinden deze werknemers tegemoet te komen. Klaassen plaatst kritische kanttekeningen bij de wenselijkheid hiervan. Het vinden van ‘slachtoffervriendelijke’ bewijsregels met als reden dat daardoor voorkomen wordt dat een kwalijke handeling onbestraft blijft, spreekt haar niet aan. Het doel van het aansprakelijkheidsrecht is namelijk om handvatten te bieden voor het verhalen van schadevergoeding wanneer dat aangewezen is. Dit is enkel het geval wanneer de schade ook echt door de aansprakelijkgestelde partij is veroorzaakt. Daarnaast dient volgens Klaassen gewaakt te worden voor een ‘stapeling’ van tegemoetkomingen ten opzichte van de benadeelde.33 Zo heeft de werknemer al voordeel van de bewijslastverdeling van artikel 7:658 BW en bestaat er de arbeidsrechtelijke omkeringsregel. Met nog meer hulpmiddelen voor de werknemer zou het voor de werkgever wel erg moeilijk worden om zich te verweren tegen aansprakelijkheid.

 

Wij kunnen ons vinden in de redenatie van Klaassen. We dienen ervoor te waken dat (te) snel de kant wordt gekozen van de zwakkere, zieke werknemer. Indien het hem niet lukt om aansprakelijkheid van zijn werkgever hard te maken middels de daarvoor bestaande grondslagen, bestaat er immers ook een kans dat zijn schade simpelweg niet door het werk is veroorzaakt. Voor een werknemer met een multicausale psychische ziekte zoals burn-out betekent dit dat er in zijn geval mogelijk oorzaken zijn gelegen buiten het werk die het ontstaan van de burn-out hebben veroorzaakt. Wij denken dat het feit dat burn-out wordt gedefinieerd als ziekte die doorgaans ontstaat ten gevolge van werk, maakt dat we, in een situatie waarin geen deskundige is benaderd, snel geneigd zijn te denken dat de burn-out inderdaad is ontstaan door het werk. Als het verband tussen de ziekte en het werk juridisch gezien echter niet kan worden aangetoond, betekent dit wellicht ook dat dit verband niet of slechts in geringe mate aanwezig is.

 

Anderzijds is echter gebleken dat de bewijslastverdeling van artikel 7:658 BW in de praktijk voor werknemers met psychisch letsel niet hetzelfde werkt als voor mensen met lichamelijk letsel. In geval van letsel ontstaan door overbelasting dient een werknemer vrijwel altijd op voorhand in te gaan op de zorgplichtschending van de werkgever in het kader van de door de werknemer te stellen geleden schade in de uitoefening van het werk. Daarnaast werd uit de jurisprudentie duidelijk dat in dergelijke gevallen van de werknemer in het kader van de zorgplicht van de werkgever veelal wordt verwacht dat hij mededelingen doet over zijn klachten c.q. werksituatie.34 Dit terwijl er ook aanknopingspunten zijn om van een werkgever een actieve houding op dit terrein te verwachten. Wij menen daarom dat een werknemer met psychisch letsel wellicht minder tegemoet wordt gekomen dan op het eerste gezicht lijkt. De beschermingsgedachte achter artikel 7:658 BW komt bij psychisch letsel minder tot zijn recht.

 

Wij zien daarom geen bezwaren in toepassing van de proportionele aansprakelijkheid door werknemers met psychisch letsel; in onze ogen levert het geen ‘stapeling’ van tegemoetkomingen op. Het leerstuk van proportionele aansprakelijkheid is ook geen nieuwe bewijsregel. Het leerstuk is door de Hoge Raad juist in het leven geroepen in een kwestie waar het ging om een beroepsziektezaak. Indien een deskundige een deugdelijk onderzoek doet naar de situatie van de werknemer, op basis daarvan de veroorzakingspercentages in kaart brengt en de werkgever vervolgens wordt veroordeeld tot vergoeding van dat deel van de schade dat hij waarschijnlijk heeft veroorzaakt, lijkt ons dat een gunstige middenweg. Zo hoeft de werknemer niet al zijn schade zelf te dragen, en wordt de werkgever niet veroordeeld tot vergoeding van meer schade dan hij waarschijnlijk heeft veroorzaakt. Omdat voor de proportionele aansprakelijkheid wel een normschending vereist is en toepassing ervan niet mogelijk is als de kans dat de schade is ontstaan door een bepaalde oorzaak zeer klein is, verwachten wij echter geen storm aan zaken over werkgeversaansprakelijkheid waarin proportionele aansprakelijkheid wordt toegepast bij multicausale psychische ziekten.

 

8. Afronding en situatieschets

In deze bijdrage is onderzocht of het leerstuk van proportionele aansprakelijkheid kan worden toegepast bij werknemers bij multicausaal psychisch letsel. Na bespreking van de voorwaarden voor toepassing van de proportionele aansprakelijkheid in de context van werknemers met een multicausale psychische ziekte, kan worden geconcludeerd dat aan deze voorwaarden wordt voldaan en dat toepassing van het leerstuk bij multicausaal psychisch letsel in beginsel mogelijk is. Of het leerstuk in de huidige vorm een oplossing biedt voor de bewijsproblemen van werknemers met een multicausale psychische ziekte en het in de praktijk vaak gebruikt zal worden, is nog maar de vraag. Voor werknemers bestaan namelijk wel een aantal praktische moeilijkheden.

 

Ter afsluiting zal een aantal situaties worden geschetst en daarbij worden aangeven of toepassing van de proportionele aansprakelijkheid in dat geval mogelijk is en behulpzaam zal zijn.

 

Situatie 1

Een werknemer die in scheiding ligt valt uit vanwege een burn-out en loopt hierdoor schade op. Voor zijn ziekmelding heeft hij het niet met zijn werkgever over zijn gezondheid of werksituatie gehad. Bij het laatste functioneringsgesprek heeft de werkgever wel gevraagd hoe het met de werknemer op het werk ging, maar hier is niet uitgebreid bij stilgestaan. Omdat zijn dokter zegt dat de burn-out waarschijnlijk door drukte op het werk is ontstaan, wil de werknemer de werkgever aanspreken voor zijn schade. Op grond van artikel 7:658 BW is het aan de werknemer om het causaal verband aan te tonen tussen zijn schade en het werk. Dit zal problemen opleveren, omdat niet kan komen vast te staan dat de schade enkel en alleen is ontstaan door het werk. De werknemer ligt namelijk ook in scheiding. De omkeringsregel gaat ook niet op. Kan in een dergelijke situatie de proportionele aansprakelijkheid uitkomst bieden? Nee, waarschijnlijk niet. Hiervoor moet namelijk een normschending vaststaan. Dat is in deze situatie niet het geval, omdat niet duidelijk is wat de werkgever wordt verweten. In deze situatie blijft de werknemer met lege handen achter.

 

Situatie 2

Een werknemer die stelselmatig moet overwerken valt uit vanwege een burn-out en loopt hierdoor schade op. Hij heeft echter ook een zeer turbulent privéleven waarin allerhande zaken zijn voorgevallen. De werknemer wenst zijn werkgever aan te spreken voor de door hem opgelopen schade. Op basis van een deskundigenoordeel blijkt dat de kans dat de burn-out door het werk is ontstaan 5 procent bedraagt. De standaardroute van artikel 7:658 BW of de omkeringsregel zullen de werknemer niet helpen. Ook de proportionele aansprakelijkheid gaat in dit geval niet op, omdat de kans dat de schade door het werk is ontstaan zeer klein is. De werknemer zal zijn eigen schade moeten dragen. Zou de situatie anders zijn indien er drie werkgevers in beeld waren voor wie de veroorzakingskans 5 procent bedroeg? Nee, gelet op de jurisprudentie van de Hoge Raad zou de werknemer deze werkgevers elk afzonderlijk moeten aanspreken, en in dat geval is de kans bij elk van de werkgevers zeer klein.

 

Situatie 3

Een werknemer die structureel tien uur per week moet overwerken en heeft aangegeven dit zwaar te vinden, valt uit vanwege een burn-out. Privé ligt hij in scheiding en is een familielid recentelijk overleden. De werknemer spreekt zijn werkgever op grond van artikel 7:658 BW aan voor vergoeding van zijn schade. De werkgever meent niet aansprakelijk te zijn en wijst naar de gebeurtenissen in het privéleven van de werknemer. Na deskundigenonderzoek blijkt de kans dat de burn-out door het werk is ontstaan 40 procent te bedragen. In deze situatie is sprake van onzekerheid over het causaal verband, staat een normschending vast doordat structureel moest worden overgewerkt, en is de werkgever in staat geweest maatregelen te treffen om de werksituatie te verbeteren. Verder is sprake van een geschonden norm die ziet op de bescherming van werknemers en heeft de werknemer letselschade opgelopen. In deze situatie zou de proportionele aansprakelijkheid uitkomst kunnen bieden. De werkgever kan dan worden veroordeeld tot vergoeding van 40 procent van de schade van zijn werknemer.

 

Wij concluderen dus dat toepassing van het leerstuk van proportionele aansprakelijkheid bij werknemers met multicausaal psychisch letsel in beginsel mogelijk is. De rechtspraak van de Hoge Raad biedt hiervoor aanknopingspunten. Uit de bovengenoemde situatieschetsen blijkt echter dat de toepassing slechts in een beperkt aantal gevallen behulpzaam kan zijn. Dit heeft vooral te maken met dat de normschending door de werkgever vast dient te komen te staan en de kans dat de schade door deze zorgplichtschending is ontstaan niet zeer klein mag zijn. Of in de praktijk derhalve vaak een beroep op het leerstuk zal worden gedaan door een psychisch zieke werknemer, zal dus nog moeten blijken.

 

Noten

1 M.S.A. Vegter, ‘Predispositie en eigen schuld bij RSI en andere multicausale ziekten’, TVP 2004/3.

2 HR 20 september 1996, ECLI:NL:HR:1996:ZC2142, r.o. 3.5 (Pollemans/Hoondert).

3 E.M. Hoogeveen & M. Opdam, ‘Werkgeversaansprakelijkheid voor arbeidsongevallen; de stand van zaken’, ArbeidsRecht 2016/31.

4 J.T. van der Kroon, ‘Hoeveel hoop gloort er nog voor de werknemer met een multicausaal ziektebeeld?’, TRA 2013/102.

5 HR 31 maart 2006, ECLI:NL:HR:2006:AU6092, NJ 2001, 250 (Nefalit/Karamus).

6 C.J.M. Klaassen, ‘Enkele opmerkingen en keuzes wat betreft het bewijs van het functioneel verband bij beroepsziekten en de rol van A-G Spier in dit verband’, De Spier-Bundel, Deventer: Wolters Kluwer 2016.

7 HR 24 december 2010, ECLI:NL:HR:2010:BO1799, NJ 2011, 251, m.nt. T.F.E. Tjong Tjin Tai (Fortis/Bourgonje).

8 HR 14 december 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX8349, NJ 2013, 236 (Nationale Nederlanden/moeder en zoon).

9 HR 21 december 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX7491, NJ 2013, 237, m.nt. S.D. Lindenbergh (Deloitte Belastingadviseurs/H&H Beheer).

10 Zie bijvoorbeeld Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 25 september 2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:3958.

11 HR 24 december 2010, ECLI:NL:HR:2010:BO1799, NJ 2011, 251, m.nt. T.F.E. Tjong Tjin Tai (Fortis/Bourgonje).

12 Zie bijvoorbeeld HR ECLI:NL:HR:1991:ZC0181, NJ 1991, 420.

13 M.S.A. Vegter, ‘Werkgeversaansprakelijkheid voor psychisch letsel op grond van art. 7:658 BW’, WPNR 2006/6653.

14 Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 15 januari 2008, ECLI:NL:GHSHE:2008:BC2747.

15 Rb. Amsterdam 24 januari 2020, ECLI:NL:RBAMS:2020:372.

16 HR 11 maart 2005, ECLI:NL:HR:2005:AR6657, NJ 2010, 309 m.nt. T. Hartlief (AMN-AMRO/Nieuwenhuys).

17 Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 9 november 2010, ECLI:NL:GHSHE:2010:BO4408.

18 Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 25 augustus 2009, ECLI:NL:GHSHE:2009:BK0617.

19 C.H. van Dijk & L.L. Veendrick, ‘Zorgplichtschending bij beroepsziekten; bewijsproblemen bij het causaal verband: de arbeidsrechtelijke omkeringsregel en het leerstuk van proportionele aansprakelijkheid’, TVP 2013/4.

20 Zie hiervoor Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 5 maart 2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:780, Rechtbank ’s-Gravenhage 18 juli 2012, ECLI:NL:RBSGR:2012:BX6419 en Centrale Raad van Beroep 9 april 2009, ECLI:NL:CRVB:2009:BI2805.

21 Rechtbank Amsterdam 24 januari 2020, ECLI:NL:RBAMS:2020:372.

22 S.D. Lindenbergh, ‘Hoge Raad aanvaardt proportionele aansprakelijkheid bij onzeker causaal verband’, MvV 2006/6.

23 J.C.J. Wouters, ‘Proportionele aansprakelijkheid, kansschade en verlies van een kans in het Nederlandse aansprakelijkheidsrecht (II, slot)’, WPNR 2013/6974.

24 M.S.A. Vegter, ‘Proportionele aansprakelijkheid bij longkanker. Noot bij HR Nefalit/Karamus’, AV&S 2006/27.

25 HR 31 maart 2006, ECLI:NL:HR:2006:AU6092, NJ 2001, 250 (Nefalit/Karamus).

26 T.F.E. Tjong Tjin Tai, ‘Asbest. Aansprakelijkheid werkgever op voet art. 7:658 BW.’, NJ 2011/250.

27 HR 31 maart 2006, ECLI:NL:HR:2006:AU6092, NJ 2001, 250 (Nefalit/Karamus).

28 HR 14 december 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX8349, NJ 2013, 236 (Nationale Nederlanden/moeder en zoon).

29 J.C.J. Wouters, ‘Proportionele aansprakelijkheid, kansschade en verlies van een

kans in het Nederlandse aansprakelijkheidsrecht (I)’, WPNR 2013/6973.

30 C.H. Sieburgh, Mr. C. Assers Handleiding tot de beoefening van het Nederlands Burgerlijk Recht. 6. Verbintenissenrecht. Deel II. De verbintenis in het algemeen, tweede gedeelte, Deventer: Wolters Kluwer 2017.

31 F. Sobczak, ‘Proportionele aansprakelijkheid; de CRvB laat zich leiden door de Hoge Raad en vice versa?’, NTBR 2010/48.

32 HR 14 december 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX8349, NJ 2013, 236 (Nationale Nederlanden/moeder en zoon).

33 C.J.M. Klaassen, ‘Enkele opmerkingen over bewijs bij arbeidsongevallen en beroepsziekte’, in: C.J. Frikkee (ed.), Arbeidsprocesrecht in beweging, Den Haag: Sdu Uitgevers 2012.

34 Zie bijvoorbeeld Gerechtshof Arnhem 7 juli 2009, ECLI:NL:GHARN:2009:BK7226 en Rechtbank Den Haag 31 augustus 2017, ECLI:NL:RBDHA:2017:9803.

Keywords

Aansprakelijkheidsrecht
Proportionele aansprakelijkheid
Schadevergoedingsrecht
Werkgeversaansprakelijkheid

Auteur(s)

Femke Uijen

Advocaat bij Jeroen Bosch Advocaten

LinkedIn

Jarno te Bogt

Jurist bij Jeroen Bosch Advocaten

LinkedIn