29 Jun 2021
blog

De weg naar actieve provisietransparantie bij schadeverzekeringen

Blog

Jan Kees de Jager, minister van Financiën in het kabinet Rutte 1, informeerde de Tweede Kamer met zijn brief van 13 april 2011 nader over de uitwerking van het provisieverbod. Hij gaf daarin te kennen dat voor schadeverzekeringen, tegelijk met het bonusverbod, een passieve transparantieplicht van kracht zou worden. Deze hield in dat verzekeringstussenpersonen, op verzoek van de klant transparant zouden moeten zijn over de provisie die door de aanbieder voor hun advisering c.q. bemiddeling wordt betaald. Verder wilde De Jager niet gaan: ‘Ik kies bewust niet voor verdergaande transparantie-eisen omdat ik een dergelijke maatregel disproportioneel zwaar vind voor de markt van schadeverzekeringen waar premies en productvoorwaarden goed vergelijkbaar zijn, waar sprake is van een concurrerende markt en geen excessen bekend zijn.’

Waar De Jager een ferm standpunt innam, zie je in onderstaand relaas dat diens partijgenoot Wopke Hoekstra, minister van Financiën in het thans demissionaire kabinet Rutte-3, uiteindelijk zwicht en de zijde kiest van de voorstanders van een nominale, per product en per persoon geldende, actieve provisietransparantie bij schadeverzekeringen.

 

De roep om actieve provisietransparantie bij schadeverzekeringen werd manifest bij de op 19 oktober 2017 gestarte online consultatie van het voorgestelde Implementatiebesluit richtlijn verzekeringsdistributie. De Autoriteit Financiële Markten (AFM) bepleitte de invoering daarvan, onder meer op grond van deze argumenten: ‘Uit consumentenonderzoek van de AFM blijkt dat 87% van de consumenten actief geïnformeerd wil worden over de hoogte van de beloning die de financiële dienstverlener ontvangt voor advies of bemiddeling in schadeverzekeringen. Indien ervoor wordt gekozen om enkel actieve transparantie in te voeren over de aard van de provisie en niet de hoogte van de provisie bij schadeverzekeringen, vreest de AFM dat er twee groepen klanten ontstaan: consumenten die naar de hoogte van de provisie vragen en dus kritische tegendruk kunnen bieden, en consumenten die dit niet doen en onbekend blijven met de hoogte van de provisie die zij indirect via de premie betalen. Dit geldt des te meer in een online omgeving, waarin er geen 'gesprek' plaatsvindt tussen adviseur en consument en deze niet actief kan vragen naar de hoogte van de provisie.’

 

Het Verbond van Verzekeraars schaarde zich in zijn consultatiereactie achter het pleidooi van de AFM. Onder andere, omdat het anno 2017 is niet houdbaar is ‘dat verzekeraars niet transparant zijn over de provisies die zij betalen aan adviseurs.’

 

In zijn kamerbrief d.d. 23 januari 2018 over de uitkomsten van de evaluatie van het provisieverbod schrijft Hoekstra: ‘De evaluatie geeft geen directe aanleiding om het provisieverbod uit te breiden richting schadeverzekeringen. Wel lijkt het verstandig om te onderzoeken of transparantie over provisie bij schadeverzekeringen kan worden betracht en wat de effecten hiervan zouden zijn.’

 

Tijdens het op 31 januari 2018 gehouden plenair debat over het wetsvoorstel ter implementatie van de richtlijn verzekeringsdistributie is de wens om voor schadeverzekeringen actieve provisietransparantie in te voeren veelvuldig aan de orde gekomen. Renske Leijten (SP) kondigde aan dat zij doende was met het opstellen van een amendement dat dit mogelijk zou maken. De daarin vastgelegde verplichting tot actieve provisietransparantie hield in dat verzekeraars (directe aanbieders) de klant altijd moesten informeren over de hoogte van de advieskosten en dat adviseurs1 en bemiddelaars in verzekeringen de klant moesten informeren over de hoogte van de ontvangen provisie.

 

Wopke Hoekstra wees de Tweede Kamer erop dat actieve provisietransparantie geen onderdeel uitmaakt van de richtlijn. ‘Er zou dan sprake zijn van een nationale kop. Daar zijn velen in dit huis al geen voorstander van. Het regeerakkoord is daar ook expliciet over. Dus dat is niet wenselijk.’

 

Dit vergt enige toelichting. Richtlijn verzekeringsdistributie is blijkens Overweging (3) gericht op minimale harmonisatie. Dit houdt in dat afwijken van de richtlijn mogelijk is. Lidstaten mogen in hun nationale wetgeving strengere voorschriften ter bescherming van de klanten handhaven of invoeren. Doet een lidstaat dat, dan noemt men dat goldplating. In Nederland worden zulke afwijkende bepalingen nationale koppen genoemd. Nederland is, zoals Hoekstra terecht opmerkte, geen voorstander van nationale koppen. Niettemin bevatten zowel de Wet op het financieel toezicht als het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft verschillende verdergaande voorschriften dan de richtlijn – met name waar het gaat om de beloning van verzekeringstussenpersonen.

 

Preludiërend op het door Leijten aangekondigde amendement nam Hoekstra daar met de woorden ‘Een nationale kop wil ik niet doen’ afstand van. Wel sprak hij zijn bereidheid uit om in overleg te treden met de diverse stakeholders en de consumentenorganisaties om de voor- en nadelen van een actieve provisietransparantie bij schadeverzekeringen in kaart te brengen. 

 

In zijn kamerbrief van 15 januari 2019 omschrijft Hoekstra de passieve provisietransparantie, die een klant het recht geeft te vragen naar de provisie. Volgens de AFM is de praktijk dat klanten daar nauwelijks naar vragen en daarmee, zo concludeert deze gedragstoezichthouder, werkt passieve transparantie onvoldoende.

Aangezien er een breed draagvlak zou zijn voor actieve provisietransparantie bij schadeverzekeringen, kondigt Hoekstra aan de provisiestromen bij schadeverzekeringen actief transparant te willen maken. Met als uitgangspunt dat de transparantie recht zou moeten doen aan het belang van de consument en gericht moest zijn op het bevorderen van de dialoog tussen consument en intermediair over diens dienstverlening op basis van afsluit- en doorlopende provisie. Daar lag de wat mij betreft niet logische gedachte aan ten grondslag dat als een consument weet dat hij zijn intermediair indirect betaalt voor diens diensten hij wellicht ook eerder geneigd is om een beroep te doen op deze dienstverlening. Het door Hoekstra gebezigde woord ‘wellicht’ wijst erop dat het geenszins zeker is dat dit effect zal optreden. Hij gaf ook aan dat nominale bedragen de voorkeur hebben en dat transparantie niet mag leiden tot verstoring van het gelijke speelveld tussen intermediair en aanbieder.

 

In een op 12 juni 2019 met de vaste commissie voor Financiën gevoerd overleg wees Hoekstra erop dat bij schadeverzekeringen een passieve provisietransparantie geldt, wat betekent dat de adviseur moet aangeven wat het bedrag is als de klant daarom vraagt. ‘Dat gebeurt overigens vrij weinig. Daarom ben ik voornemens om een actieve provisietransparantie in te voeren.’

 

In het op 1 juli 2020 ter consultatie aangeboden concept-wijzigingsbesluit financiële markten 2021 werd de bij schadeverzekeringen verplichte passieve provisietransparantie gewijzigd in een actieve verplichting inzake het gemiddelde bedrag of percentage van de afsluitprovisie of doorlopende provisie met betrekking tot bepaalde categorieën schadeverzekeringen. De gemaakte keuzes rondom provisietransparantie wijken, zoals AFM aangeeft in haar reactie op het concept, af van hoe zij actieve provisietransparantie voor zich ziet. ‘De AFM is voorstander van actieve provisietransparantie waarbij de consument vóór het aangaan van de overeenkomst wordt geïnformeerd over de nominale hoogte van de provisie voor het product of de producten die hij aanschaft.’

 

Ook het Verbond wijst de voorgestelde vormgeving van provisietransparantie bij schadeverzekeringen af. Zijn consultatiereactie klinkt stellig: ‘De klant dient tegen het einde van de precontractuele fase, uiterlijk tegelijk met het advies (de klant, het verzekerd object, de aanbieder en de exacte hoogte van het provisiebedrag zijn dan immers bekend), actief door de (onafhankelijke) adviseurs en andere marktpartijen met rechtstreeks klantcontact te worden geïnformeerd over het exacte nominale provisiebedrag.’ Overigens moet volgens het Verbond een gefaseerde invoering mogelijk zijn.

 

Hoekstra informeerde de Tweede Kamer in zijn brief van 27 oktober 2020 over zijn voornemen om – anders dan in het geconsulteerde voorstel – de verplichting van actieve provisietransparantie vorm te gaan geven naar exacte provisiebedragen per product, met als doel om de consument zo concreet mogelijk te informeren.

 

In zijn kamerbrief van 7 juni 2021 komt Hoekstra terug op het op 19 november 2020 met de vaste commissie voor Financiën gevoerde overleg, waarin ook de actieve provisietransparantie bij schadeverzekeringen aan de orde kwam. Verschillende commissieleden uitten daarin hun zorgen om het concrete nominale provisiebedrag per product actief transparant te maken. Zij vroegen zich af of dit daadwerkelijk in het belang van de consument is en niet voor een (te) grote administratieve last zou zorgen voor adviseurs en bemiddelaars. Ook werd de vraag gesteld of dit verstorend zou zijn voor het gelijke speelveld tussen tussenpersonen en verzekeraars.

 

Hoekstra schrijft zich te hebben laten overtuigen door onder meer de Consumentenbond en de AFM. Zij stelden dat de voordelen voor de consument van het weten van nominale bedragen zwaarder wegen dan gemiddelden. Inzicht in provisie acht Hoekstra essentieel voor de keuze van het distributiekanaal en aanschaf van het product. Daarbij laat hij het aan de adviseur en/of bemiddelaar om te bepalen wat de beste vorm van informeren is: mondeling of schriftelijk. Het gelijke speelveld hoeft volgens Hoekstra niet in gevaar te komen, mits de tussenpersoon de meerwaarde van zijn dienstverlening, ook na het afsluiten van de verzekering, goed over het voetlicht brengt. Tegelijkertijd moet een directe aanbieder transparant zijn over de kenmerken van zijn dienstverlening, waarbij de consument na het sluiten van de verzekering geen aanvullende ondersteuning krijgt, bijvoorbeeld bij het afhandelen van een schade.

 

De boodschap van Hoekstra is duidelijk: hij blijft bij zijn op 27 oktober 2020 meegedeelde voornemen. Wel zal hij het voorstel aanvullen met een evaluatiebepaling: drie jaar na inwerkingtreding van de actieve provisietransparantie zal deze worden geëvalueerd.

 

Noot

1 Het ligt niet voor de hand dat een adviseur in de zin van de Wft, wiens activiteit enkel bestaat uit het aanbevelen van een specifieke verzekering, bij de betreffende verzekeraar aanspraak kan maken op provisie. Immers, de door een verzekeraar te betalen provisie is een resultaatafhankelijke beloning, die enkel verschuldigd is doordat een verzekering tot stand is gebracht.

Keywords

Actieve transparantie
Financieel recht
Goldplating
Nationale kop
Provisie
Verbintenissenrecht

Auteur(s)

Cees de Jong

Hoofdredacteur van Verzekeringsrecht, Aansprakelijkheid, Schade en Toezicht (VAST), verbonden aan het Amsterdam Centre for Insurance Studies (ACIS) en het Expertisenetwerk voor Financieel Recht (EFR)

LinkedIn