14 Dec 2021
blog

Bestuurder van auto aansprakelijk voor schade ontstaan na ongeval tijdens proefrit

Blog

Jaarlijks worden ca. 400.000 auto’s verkocht in Nederland. Een normale gang van zaken bij de verkoop van een auto is het maken van een proefrit alvorens over te gaan tot de koop. Deze proefrit is bedoeld om te kijken of een auto wel bevalt en aansluit op de eisen van de koper. Bij tweedehands auto’s is het ook bedoeld om erachter te komen of de auto gebreken heeft, zodat de koopprijs hier eventueel op kan worden aangepast. Maar hoe zit het als tijdens de proefrit iets fout gaat? Wie is dan aansprakelijk voor de schade aan de auto? Hierover gaat de uitspraak van Rechtbank Noord-Holland van 24 november 2021.

Aansprakelijkheid bestuurder

In deze uitspraak draait het om Import USA-Cars (hierna: ‘Verkoper’), een autobedrijf dat in het bijzonder handelt in Amerikaanse auto’s en op 30 november 2019 een sales event hield. Gedaagde (hierna: ‘Koper’) is naar dit sales event gegaan en had interesse in een GMC Denali (hierna: ‘de auto’). Koper heeft daarom een proefrit gemaakt met de auto, waarbij een vriend van hem en twee hostesses van Verkoper meereden. Tijdens deze proefrit verloor Koper de macht over het stuur, waardoor hij tegen een paal in de berm aanreed met aardig wat schade aan de voorzijde van de auto als gevolg.

Verkoper stelt dat er sprake is van een bruikleenovereenkomst en dat door de schade aan de auto te veroorzaken, Koper niet heeft voldaan aan zijn verplichting om de auto weer in goede staat aan Verkoper terug te geven. Verkoper stelt Koper daarom aansprakelijk voor de schade, begroot op € 10.171,98.

Koper voert verweer door te stellen dat de verkeerde partij is gedagvaard. Daarnaast is volgens Koper geen sprake van een bruikleenovereenkomst. En voor zover daarvan wel sprake is, beroept hij zich op overmacht. Ten slotte vindt Koper dat Verkoper een passende verzekering had moeten afsluiten.

De rechtbank volgt het verweer van Koper ten aanzien van het verkeerd dagvaarden niet. Koper stelt dat hij de proefrit heeft gemaakt in hoedanigheid van bestuurder/vennoot van een vennootschap onder firma. Verkoper had daarom de vof moeten dagvaarden. De rechtbank leidt echter uit vaste rechtspraak af dat een schuldeiser van een vof twee samenlopende vorderingsrechten heeft: één tegen de gezamenlijke vennoten en één tegen de vennoten persoonlijk. De vennoten van een vof zijn immers hoofdelijk aansprakelijk voor de schulden van de vof. Koper kan dus ook als vennoot van de vof persoonlijk door Verkoper worden aangesproken.

Vervolgens gaat de rechtbank in op de aansprakelijkheid. Verkoper betoogt dat sprake is van een bruikleenovereenkomst (artikel 7A:1777 BW e.v.): ‘Bruikleening is eene overeenkomst, waarbij de ene partij aan de andere eene zaak om niet ten gebruike geeft, onder voorwaarde dat degene die deze zaak ontvangt, dezelve, na daarvan gebruik te hebben gemaakt, of na bepaalden tijd, zal terug geven.’ Koper beweert dat daar geen sprake van is, maar dat de auto ‘in eigen beheer’ (ik begrijp: onder verantwoordelijkheid van de Verkoper, TB) is meegegeven en dat Koper ‘onder leiding en toezicht van twee hostesses’ als bestuurder een ronde in de auto mocht rijden. Er is volgens hem dan ook geen overeenkomst van bruikleen tot stand gekomen. Van bruikleen is, volgens Koper, enkel sprake in het geval van vriendendiensten.

De rechtbank gaat ook hier niet in mee. Vaststaat dat Koper de auto op enig moment mocht meenemen voor een proefrit en dat hij hier niet voor hoefde te betalen. De rechtbank overweegt dat hierdoor sprake is van een overeenkomst van bruikleen, ook al is dat niet expliciet tussen partijen besproken of overeengekomen. Uit vaste rechtspraak volgt dat een dergelijke overeenkomst niet per se schriftelijk hoeft te worden vastgelegd en dat partijen zich ook niet bewust hoeven te zijn van de kwalificatie van de overeenkomst. Het recht kwalificeert een dergelijke partijhandeling als bruikleen, ongeacht of partijen dat rechtsgevolg hebben gewild of voorzien.

Nu vaststaat dat sprake is van een bruikleenovereenkomst, had Koper als een goed huisvader voor de bewaring en het behoud van de geleende zaak zorg moeten dragen (artikel 7A:1781 BW). Aan deze verplichting heeft Koper niet voldaan, aangezien hij het macht over het stuur is verloren en vervolgens tegen een paal aan is gereden. Koper is daarmee aansprakelijk voor de schade die Verkoper heeft geleden, tenzij de tekortkoming Koper niet kan worden toegerekend.

De rechtbank komt hiermee toe aan het verweer van Koper dat sprake was van overmacht. Koper stelt dat het ongeval het gevolg was van een combinatie van een zware auto, een scherpe bocht en onverwachte gladheid door een nat wegdek. De rechtbank volgt ook dit verweer niet. Dat de auto zwaar was en de bocht krap, zijn omstandigheden die vooraf bekend moesten zijn geweest bij Koper, waardoor hij bij het nemen van de bocht hier rekening mee had moeten houden. Daarnaast is van enige gladheid niet gebleken. Verkoper heeft namelijk aangetoond dat het tijdens de proefrit tussen de 4,5-8,6 graden Celsius was en er 1 millimeter neerslag was gevallen, waardoor gladheid tijdens de proefrit onwaarschijnlijk was. Ook hebben de hostesses die zich in de auto bevonden verklaard dat Koper ‘een pittige rijstijl had’. Dit alles brengt de rechtbank tot de conclusie dat geen sprake was van overmacht.

Als laatste stelt Koper dat hij niet gehouden is de schade te vergoeden, omdat Verkoper zich niet als professioneel autodealer heeft gedragen. Verkoper had een passende verzekering moeten afsluiten, zodat de auto verzekerd zou zijn tegen de schade die ontstond tijdens de proefrit, aldus Koper. De rechtbank gaat hier niet in mee en overweegt dat vaststaat dat de auto WA was verzekerd. Daarmee was sprake van een passende verzekering. Ook het feit dat het, volgens Koper, in de branche gebruikelijk zou zijn om auto’s casco te verzekeren, doet hier niet aan af.

De rechtbank komt daarom tot de conclusie dat Koper aansprakelijk is voor de schade die Verkoper heeft geleden en veroordeelt Koper tot betaling van € 10.171,98.

 

Tot slot

Uit deze uitspraak komt mooi de automatische kwalificatie van een bruikleenovereenkomst bij een proefrit naar voren. In de praktijk wordt voorafgaand aan een proefrit geen overeenkomst gesloten en wordt al helemaal niet mondeling gesproken over bruikleen (A.C. van Schaick, ‘174 Definitie van de overeenkomst van bruikleen & 177 De wettelijke regeling’, in: Asser/Van Schaick 7-VIII, Deventer: Wolters Kluwer 2018). Toch kwalificeert het recht in de meeste gevallen een proefrit als bruikleen en vloeit hieruit dus een zorgplicht voor de koper. De koper kan zich enkel van aansprakelijkheid aan de hand van de zorgplicht ontdoen door te stellen dat enige tekortkoming hem niet kan worden toegerekend.

Keywords

Aansprakelijkheid
Bruikleenovereenkomst
Proefrit
schade
Verbintenissenrecht

Auteur(s)

Thom Broer

Advocaat bij Van Iersel Luchtman Advocaten

LinkedIn