26 Jan 2022
blog

Perikelen rondom incasso na coronabetalingsuitstel

Blog

De coronacrisis heeft voor veel bedrijven verregaande negatieve financiële gevolgen. Schuldeisers willen hun schuldenaren vaak eens tegemoetkomen, maar wel tot op een bepaalde hoogte. In dit geval was het geduld van de schuldeisers, die op meerdere manieren ademruimte aan de door de coronacrisis getroffen schuldenaar hebben gegeven, op. Wat was hier aan de hand?

In een uitspraak van 31 december 2021 van de rechtbank Rotterdam gaat het om het volgende. Metaalbedrijf X kampt met betalingsachterstanden van premiebijdragen die zij op grond van de toepasselijke cao en/of pensioenreglementen aan een aantal (pensioen)fondsen is verschuldigd. De achterstanden zien in eerste instantie op verschuldigde bijdragen over kwartaal 3 en 4 van 2020. Herhaaldelijke betalingsherinneringen en aanmaningen – waartegen X niet heeft geprotesteerd – hebben niet tot betaling geleid.

 

De betreffende fondsen hebben vanaf begin 2020, in afwijking van het gebruikelijke beleid, geen aanspraak gemaakt op de boete/incassokosten die zij op grond van de cao en/of reglementen ingeval van te late betaling mogen opeisen. Dat is in de bijsluiter bij de betalingsherinneringen aan X medegedeeld. Daarin is ook verwezen naar de mogelijkheid om een betalingsregeling te treffen. Ook hebben de fondsen de verschuldigde boetes gematigd en X langer de gelegenheid gegeven om kosteloos de hoofdsom te betalen. In de aanmaning aan X is aangegeven dat bij niet tijdige betaling de kwestie uit handen wordt gegeven aan een deurwaarder en alsnog aanspraak wordt gemaakt op vergoeding van de incassokosten.

 

De fondsen zien zich genoodzaakt om X in mei 2021 te dagvaarden en bij de kantonrechter een veroordeling tot betaling te vorderen. De totale schuld van X bedraagt dan € 66.000, vermeerderd met rente en boete/incassokosten. Vervolgens zijn ook de premies voor het eerste kwartaal van 2021 onbetaald gebleven. Na het uitbrengen van de dagvaarding heeft X wel enkele betalingen gedaan. De fondsen hebben de ontvangen betalingen in mindering gebracht op hun vorderingen en de reeds verschuldigde premies voor 2021 erbij opgeteld. De gewijzigde eis strekt nu tot betaling van ruim € 73.000.

 

Het verweer/de tegeneis van X

In de procedure verzoekt X, procederend in persoon, de kantonrechter om de vorderingen af te wijzen, haar betalingsverplichtingen tot en met het eerste kwartaal van 2021 op te schorten en om haar de tijd te geven het nog verschuldigde bedrag over een langere periode in termijnen te mogen voldoen. Daarnaast vordert X om de in 2020 in rekening gebrachte boetes terug te draaien en de betaalde boetes in mindering te brengen op de vorderingen.

 

X stelt dat zij in 2020 veel last heeft gehad van de COVID-19-pandemie. Dat heeft geleid tot aanzienlijke verliezen waarvoor zij geen externe financiering kon verkrijgen. Ook kampt zij met een aanzienlijk hoog ziekteverzuim, waarvoor zij zich niet kan verzekeren en waarvan de kosten ten laste van X komen. X zou net het hoofd boven water kunnen houden. X heeft NOW-bijdragen ontvangen en aangewend om de salarissen te betalen. Zij is nog in afwachting van de resterende NOW-bijdragen en wenst daarom de lopende betalingsverplichtingen op te schorten. Indien dat niet mogelijk is, wenst X een termijn van twaalf maanden te krijgen om de schulden af te betalen. Ondanks COVID-19 en de bij X sinds 2017 spelende liquiditeitsproblemen blijven de fondsen maar boetes opleggen. Hiermee wordt de positie van X om de achterstand in te lopen verzwakt en jagen de fondsen haar op extra kosten.

 

Voor het terugdraaien van de boetes in 2020 en het in mindering brengen van de betaalde boetes stelt X nog dat een van de fondsen voor de te betalen premies jonger dan een jaar wordt gecompenseerd door UWV. Ook stelt X dat wanneer een van de fondsen het faillissement van X aanvraagt, zij alvast een ‘beroep’ op de WHOA doet. Uit het vonnis volgt niet hoe dat beroep verder is vormgegeven.

 

De beoordeling door de kantonrechter

De kantonrechter overweegt dat de door X genoemde financiële omstandigheden, hoe vervelend ook, haar niet ontslaan van haar betalingsverplichtingen en toewijzing van de gevorderde premiebedragen niet in de weg staan.

 

De kantonrechter gaat ook niet mee in het verzoek tot uitstel van betaling of betaling in termijnen. De door de fondsen gevorderde premiebijdragen zijn opeisbaar, zodat zij gerechtigd waren betaling te vorderen. Daarnaast volgt uit artikel 6:29 BW dat X zonder toestemming van de fondsen niet bevoegd is het verschuldigde in gedeelten te voldoen. De fondsen zijn niet verplicht een betalingsregeling te treffen dan wel te gedogen dat X niet ineens het gehele opeisbaar verschuldigde betaalt maar in delen. De kantonrechter is niet gerechtigd om een betalingsregeling vast te stellen dan wel uitstel van betaling te verlenen zonder instemming van de fondsen. In de procedure hebben de fondsen nog duidelijk gemaakt niet akkoord te willen gaan met een (langlopende) betalingsregeling, omdat in het verleden reeds meerdere betalingsregelingen niet behoorlijk zijn nagekomen. De kantonrechter geeft X nog wel mee dat zij na het vonnis kan proberen alsnog een betalingsregeling overeen te komen.

 

Ook aan de wens van X voor opschorting van de betalingsverplichtingen kan de kantonrechter niet tegemoetkomen. Een deugdelijke grondslag voor die opschorting ontbreekt. Een van de vereisen voor opschorting is namelijk dat er sprake moet zijn van een opeisbare tegenvordering op de schuldeiser. Daarvan is geen sprake.

 

De kantonrechter begrijpt het verweer van X tegen de boete/incassokosten in die zin dat het in rekening brengen daarvan in de gegeven omstandigheden, waaronder de ingrijpende financiële gevolgen van COVID-19, niet redelijk kan worden geacht. De fondsen hebben naar voren gebracht dat zij reeds rekening hebben gehouden met de gevolgen van COVID-19 door X vanaf begin 2020 in de gelegenheid te stellen om de hoofdsom zonder bijkomende kosten te voldoen en de mogelijkheid hebben geboden om een betalingsregeling te treffen. Naar het oordeel van de kantonrechter hebben de fondsen met de door hen getroffen maatregelen naar redelijkheid voldoende rekening gehouden met de gevolgen van COVID-19. De kantonrechter ziet geen aanleiding om de gevorderde incassokosten (van ongeveer € 12.000) af te wijzen, laat staan om de door X betaalde incassokosten te verrekenen met hetgeen jegens X toewijsbaar is.

 

De fondsen hebben ook wettelijke rente over de buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. Die vordering wordt afgewezen, omdat niet is gesteld of gebleken dat de fondsen die incassokosten aan de deurwaarder hebben betaald. Tot slot overweegt de kantonrechter dat nu een faillissement (bedoeld zal zijn: een faillissementsaanvraag) van X niet aan de orde is, het beroep van X op de WHOA geen bespreking meer behoeft. X wordt veroordeeld tot voldoening van de openstaande schulden.

 

Afsluiting

Uit deze uitspraak volgt dat de coronacrisis niet zonder meer een rechtvaardiging is om (voorlopig) niet aan lopende betalingsverplichtingen te voldoen, zeker niet in gevallen waarin de schuldeiser op meerdere wijzen ademruimte aan de schuldenaar heeft gegeven. De verweren van X kunnen haar ook niet baten, nog los van de omstandigheid dat enkele verzoeken/vorderingen van X geen juridische grondslag hebben. Wellicht was het voor de positie van X beter geweest om in een eerder stadium in ieder geval te proberen een betalingsregeling te treffen en niet pas na de dagvaarding enkele (deel)betalingen te verrichten. Het is wellicht ook om die reden dat de fondsen X niet meer tegemoet wilden komen. Kennelijk waren er ook voor de coronacrisis niet nagekomen betalingsregelingen. Daarbij heeft X de ontvangen NOW-subsidie kennelijk niet gebruikt voor betaling van de pensioenpremie, terwijl die ook onder de loonkosten vallen. Een en ander heeft geleid tot schuldeisers die niet langer meer wilden wachten.

Keywords

Aansprakelijkheidsrecht
Betalingsachterstanden
Burgerlijke rechtsvordering
Coronacrisis
Faillissementsrecht
Incasso
NOW-bijdrage
Verbintenissenrecht
WHOA

Auteur(s)

Aaron Bouman

Advocaat bij Van Iersel Luchtman Advocaten te 's-Hertogenbosch