23 May 2022
blog

Aansprakelijkheid voor juridische kosten?

Blog

Op 20 april 2022 heeft de rechtbank Overijssel (ECLI:NL:RBOVE:2022:1131) uitspraak gedaan in een echtscheidingskwestie die inmiddels de kenmerken heeft van een ware veldslag. Er zijn meerdere procedures gevoerd. In deze zaak was de vraag aan de orde of ten onrechte informatie was verzwegen in eerdere procedures (artikel 21 Rv), of ten onrechte beslag was gelegd en of ten onrechte valse verklaringen zijn afgelegd.

In vogelvlucht is de situatie de volgende.

 

Man en vrouw zijn in 1989 gehuwd en in 2004 gescheiden. Uit het huwelijk zijn vier kinderen geboren. In de echtscheidingsbeschikking is bepaald dat de kinderalimentatie is vastgesteld op € 486 per kind per maand.

 

Vanwege een dienstverband van de man in Duitsland bestaat er een aanspraak op een zogenoemd Differenzbetrag, uit te keren door een Duitse instantie (De ‘Familienkasse’). Dit Differenzbetrag bestaat uit het verschil tussen de Nederlandse kinderbijslag en het (hogere) Duitse Kindergeld. Man en vrouw hebben afgesproken dat in geval de moeder dit Differenzbetrag van de Familienkasse zou ontvangen en dit binnen twee werkdagen zou worden doorgestort aan de man.

 

Uit het vonnis blijkt dat het in 2015 helemaal mis is tussen de beide ex-echtgenoten.

  • De vrouw ontvangt in september 2015 ruim € 7.500 uit de Famlienkasse, maar stort dit niet door en zegt daar niets over. In een procedure die daarover wordt gevoerd vordert de man inzage in de stukken waaruit zou kunnen blijken dat een Differenzbetrag is ontvangen, maar de vrouw weigert en ontkent. Rechtbank en hof wijzen de vorderingen van de man af.
  • De man betaalt geen of onvoldoende kinderalimentatie en er ontstaan achterstanden. In 2015 worden beslagen gelegd ten laste van de man. Een kort geding tot opheffing van die beslagen slaagt niet.
  • In een beschikking uit 2016 wordt de kinderalimentatie verlaagd, terwijl in een vonnis uit 2017 de vrouw wordt veroordeeld een teveel aan ontvangen alimentatie aan de man terug te betalen.
  • In 2018 wordt de man failliet verklaard. De aangestelde curator doet onderzoek naar het vermogen van de man. De vrouw heeft in dat kader aan de curator een verklaring afgelegd over de vermogensbestanddelen die aan de man in het kader van de verdeling van het huwelijksvermogen zijn toebedeeld. De curator constateert echter dat deze niet in het vermogen van de man aanwezig zijn. De man is hieromtrent gehoord door de rechter-commissaris en heeft vijftien dagen in faillissementsgijzeling gezeten. Later blijkt dat de verklaring van de vrouw bij de curator onjuist was. Het faillissement is inmiddels opgeheven wegens gebrek aan baten.

 

In de meest recente uitspraak van de rechtbank Overijssel blijkt dat de man van de vrouw in deze procedure schadevergoeding vordert wegens onrechtmatig handelen:

  1. Zij heeft ten onrechte verzwegen dat zij een Differenzbetrag had ontvangen en dit ten onrechte niet heeft doorgestort. Bovendien heeft zij dat niet alleen verzwegen, maar ook nog eens ontkend in de daarover gevoerde procedure(s). De man is daar pas in 2019 achter gekomen nadat hij op informatie had aangedrongen bij de Familienkasse. Door in deze procedures de ontvangst van het Differenzbetrag te ontkennen, heeft de vrouw gehandeld in strijd met artikel 21 Rv.
  2. De door de vrouw gelegde beslagen wegens achterstallige betalingen van de kinderalimentatie zijn onrechtmatig.
  3. De verklaring van de vrouw bij de curator over de aan de man bij de echtscheiding toebedeelde vermogensbestanddelen is aantoonbaar onjuist.

 

De rechtbank volgt de man ten aanzien van het eerste en het derde verwijt. Volgens de rechtbank heeft de vrouw in ernstige mate in strijd gehandeld met de wettelijke plicht uit artikel 21 Rv omdat zij de ontvangst van het Differenzbetrag in procedures waarin dit (ook) centraal stond zelfs nadrukkelijk heeft ontkend. In 2019 – daarmee geconfronteerd door informatie die de man via de Familienkasse achterhaalde – moest zij erkennen dat zij het Differenzbetrag wel had ontvangen. Daarmee staat volgens de rechtbank vast dat de vrouw onrechtmatig heeft gehandeld.

 

Een gelijksoortig oordeel heeft de rechtbank over het derde verwijt. De vrouw heeft een door haar ondertekende verklaring afgelegd bij de curator over – volgens haar – aan de man in het kader van de verdeling toebedeelde vermogensbestanddelen, maar bij de rechtbank heeft de vrouw erkend dat deze lijst bij de verdeling niet is gevolgd. Daarmee staat vast dat zij bij de curator in strijd met de waarheid heeft verklaard. Dat moet zij ook hebben geweten, aldus de rechtbank, omdat bij mondelinge behandeling door de vrouw is erkend dat een aantal van de zaken op die lijst, en die dus volgens haar verklaring bij de curator aan de man waren toebedeeld, door haarzelf onder een pseudoniem op Marktplaats zijn verkocht. Dit is volgens de rechtbank in strijd met artikel 6:162 lid 2 BW te meer omdat de vrouw ‘geen enkel redelijk belang had bij de verstrekking van de onjuiste informatie'.

 

Alleen in het tweede verwijt volgt de rechtbank de man niet. Kortgezegd komt het er op neer dat de beslagen volgens de rechtbank niet onrechtmatig zijn gelegd omdat vast is komen te staan dat de vrouw inderdaad vorderingen had wegens achterstallige kinderalimentatiebetalingen en deze vorderingen niet konden worden verrekend met eventuele vorderingen van de man op de vrouw.

 

De rechtbank volgt de man dus in twee van de drie verwijten over de aansprakelijkheid van de vrouw en de verwijten zijn bepaald ernstig te noemen: een ‘ernstige mate van schending’ van artikel 21 Rv. en een verklaring in strijd met de waarheid bij de curator zonder redelijk belang.

 

Toch heeft de uitspraak iets weg van een Pyrrusoverwinning. De man vordert in deze procedure een schadevergoeding van ruim € 532.000. Dit bedrag ziet voor het allergrootste deel (€ 508.000) op schade ten gevolge van de door de vrouw gelegde beslagen, voor een deel van € 24.500 op gemaakte juridische kosten en voor een bedrag van € 1.575 aan immateriële schade omdat de man ten onrechte in faillissementsgijzeling werd gehouden.

 

Nu de rechtbank het verwijt van de onrechtmatige beslaglegging niet volgt, valt het grootste deel van de schadevordering weg. Maar dat geldt daarnaast ook voor het grootste deel van de gemaakte juridische kosten omdat de man niet aannemelijk heeft kunnen maken dat deze kosten niet waren gemaakt als de vrouw meteen open kaart had gespeeld over het ontvangen Differenzbetrag. Volgens de rechtbank is slechts een bedrag van € 286 ter zake toewijsbaar.

 

Wat betreft de immateriële schadevergoeding wegens de faillissementsgijzeling volgt de rechtbank de man wel. De vrijheidsontneming kan worden aangemerkt als een persoonsaantasting in de zin van artikel 6:106 lid 1 sub b BW. Bij een onterecht ondergane vrijheidsontneming staat daarvoor een normbedrag van € 105 per dag. Aldus komt de schadevergoeding uit op € 1.575, en dit bedrag is door de rechtbank toegewezen.

 

Maar of de vrouw het hierbij laat zitten is maar de vraag.

Keywords

Aansprakelijkheidsrecht
Echtscheiding
Onrechtmatige beslaglegging
Onrechtmatige daad
Schadevergoeding

Auteur(s)

Bart Louwerier

Advocaat ondernemingsrecht en insolventierecht Van Iersel Luchtman NV

LinkedIn