03 Jun 2022
blog

Zijn de kosten van het verwijderen en vervangen van asbesthoudende dakplaten vergoedbaar onder een verzekering als bereddingskosten?

Blog

Verzekerde, een agrarisch bedrijf, heeft een gecombineerde verzekering afgesloten bij Interpolis, een handelsmerk van Achmea. Op zijn bedrijfsperceel is asbest aangetroffen, afkomstig van dakplaten op de stallen van het bedrijf. De Hoge Raad oordeelt dat hij (mogelijk) aanspraak maakt onder zijn verzekeringsovereenkomst op vergoeding van kosten van het verwijderen van asbest en het vervangen van de dakplaten. Wat is de verhouding tussen bereddingskosten en kosten van normale voorzorgen?

 

In deze blog benoem ik deze vraag aan de hand van de door een verzekerd agrarisch bedrijf tegen Interpolis aangespannen zaak bij rechtbank Zeeland-West-Brabant (ECLI:NL:RBZWB:2018:7230), het door Interpolis aangespannen hoger beroep bij hof ’s-Hertogenbosch (ECLI:NL:GHSHE:2020:2175), de uitvoerige conclusie van A-G Hartlief (ECLI:NL:PHR:2021:781) en het recente arrest van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2022:588).

Op 16 oktober 2018 werd door de Tweede Kamer een wetsvoorstel aangenomen tot aanpassing van de Wet milieubeheer, waarbij een wettelijke grondslag werd gegeven voor het verplichten van eigenaren om asbesthoudende producten te verwijderen die toegepast zijn in bouwwerken of objecten. De regering was in dit verband van plan om in een AMvB vast te stellen dat het voorhanden hebben van een asbesthoudend dak per 31 december 2024 verboden zou zijn. Het voorstel is op 4 juni 2019 door de Eerste Kamer door een stemming bij zitten en opstaan verworpen. Daarmee kwam ook een einde aan de subsidieregeling voor het verwijderen van asbestdaken.

 

Het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat gaf niet op en is met verschillende overheden en marktpartijen in overleg gegaan over de aanpak van asbestdaken. Belangrijk element in deze aanpak is de oprichting van een fonds waaruit leningen kunnen worden verstrekt aan particulieren om de realisatie van vrijwillige sanering te stimuleren. Een fonds ten behoeve van bedrijven die eigenaar zijn van een asbestdak is nog onderwerp van onderzoek.

 

Aanleiding voor dit alles was het advies van de Gezondheidsraad ‘Asbest: Risico’s van milieu- en beroepsmatige blootstelling’ van 3 juni 2010 (Asbest: Risico’s van milieu- en beroepsmatige blootstelling | Advies | Gezondheidsraad). Dat volgde weer op het TNO-rapport ‘Oriënterend onderzoek naar de verspreiding van asbestvezels in het milieu vanuit verweerde asbestcement daken’ van 28 november 2007 (Orienterend onderzoek naar de verspreiding van asbestvezels in het milieu vanuit verweerde asbestcement daken | TNO Publications). Op basis van onder meer deze onderzoeken gaat men ervan uit dat de economische levensduur van met name in de jaren zeventig geplaatste asbestdaken in 2024 voorbij zal zijn. Asbesthoudende dakplaten raken op enig moment versleten, waarbij losse asbestvezels kunnen vrijkomen.

 

Dat was ook aan de orde op een agrarisch bedrijf dat verzekerd was bij Interpolis onder een gecombineerde bedrijfsverzekering waarvan een milieuschadeverzekering en een aansprakelijkheidsverzekering deel uitmaakten. Op het bedrijf stonden onder meer stallen waarop asbesthoudende dakplaten lagen, welke dateerden van 1929 en 1965. Inventariserend onderzoek door de provincies Overijssel en Gelderland naar de erosie van asbesthoudende daken in de omgeving van deze daken wees uit dat asbesthoudend materiaal in de bodem zat. Het verzekerde bedrijf verzocht Interpolis daarop, in 2015, om onder de milieuschadeverzekering zowel de kosten van bodemsanering als de kosten van vervanging van de asbestdaken te vergoeden. Verder verzocht verzekerde aan Interpolis om eventuele (letselschade)claims van derden onder de dekking van zijn aansprakelijkheidsverzekering in behandeling te nemen.

 

Het is het startschot voor een jarenlange procedure waarin de focus ligt op de aanspraak tot vergoeding van de kosten van verwijdering en vervanging van de dakplaten. De hamvraag is of deze kosten vallen onder de noemer van bereddingskosten, die op grond van artikel 7:957 BW (en op grond van de meeste verzekeringsvoorwaarden) door de verzekeraar vergoed moeten worden. In de procedure wordt afgetast waar de grens ligt tussen bereddingsmaatregelen en ‘normale’ voorzorgsmaatregelen.

 

Normale voorzorgsmaatregelen zijn maatregelen die van eenieder verwacht mogen worden, en die meer in het algemeen zijn gericht op het voorkomen van gevaar. Daarbij valt te denken aan het verrichten van regulier onderhoud, of het plaatsen van goed sluitwerk of brandblusapparatuur. In veel rechtsliteratuur, maar ook in de Parlementaire Geschiedenis bij artikel 7:957 BW valt te lezen dat een verzekeraar niet kan worden aangesproken tot uitkering wanneer schade ontstaat omdat de verzekerde geen normale voorzorgsmaatregelen heeft getroffen, omdat dan sprake is van eigen (grove) schuld aan het ontstaan van de schade (zie hiervoor nr. 3.48 en verder van de conclusie van A-G Hartlief bij het hier besproken arrest).

 

Wanneer sprake is van bijzondere maatregelen, die gericht zijn tegen een specifiek, zich voordoend dreigend gevaar, en de maatregelen ten bate van de verzekeraar zijn gemaakt, is sprake van bereddingsmaatregelen zoals bedoeld in artikel 7:957 BW. De met deze maatregelen gemoeide kosten komen ten laste van de verzekeraar, zolang de maatregelen redelijk en doelmatig zijn. En het is inmiddels vrij algemeen aanvaard dat bijzondere maatregelen en algemene voorzorgsmaatregelen elkaar kunnen overlappen, dus dat de vereiste maatregelen van kleur kunnen verschieten zodra er een concreet gevaar dreigt.

 

Het kan hier echter wringen, namelijk wanneer een verzekerde verzuimd heeft om normale voorzorg te betrachten en daardoor een concreet onmiddellijk gevaar dreigt. Of wanneer, zoals in het onderhavige geval aan de hand lijkt te zijn, het bereiken van het einde van de levensduur van een zaak (hier de asbesthoudende dakplaten) leidt tot de situatie dat de zaak dusdanig gebrekkig wordt dat deze een onmiddellijk dreigend gevaar oplevert. Hoe redelijk is het dan dat de verzekeraar voor de kosten opdraait?

 

Het hof ’s-Hertogenbosch probeerde een grens te trekken. Het is de eigen verantwoordelijkheid van verzekerde om daken te onderhouden en zo nodig tijdig te vervangen, aldus het hof. Het verwijderen en vervangen van de dakplaten valt derhalve niet te beschouwen als bereddingsmaatregelen. Bovendien, zo geeft het hof – mijns inziens met recht – aan dat na het verwijderen van de dakplaten het gevaar wel eens geweken zou kunnen zijn. De Hoge Raad zet echter alle deuren weer open. Hoewel die deuren ook weer dicht kunnen – op veel punten dient na terugverwijzing nog een oordeel gegeven te worden – valt één overweging met name op. Dat maatregelen ‘redelijk en doelmatig’ moeten zijn, kan volgens de Hoge Raad namelijk ook inhouden dat extra kosten zoals het plaatsen van nieuwe dakplaten als bereddingskosten vergoed moeten worden, omdat anders de zaak zijn functie zou verliezen (want wat heeft men aan een stal zonder dak). Dat is een nogal verrassende oprekking die, als ik het goed zie, niet eerder in de rechtspraak is voorgekomen. En het vergt weinig fantasie om voorbeelden te bedenken van andere kosten die met deze redenering als bereddingskosten onder een verzekering gebracht kunnen worden.

 

Er zal wel weer de nodige rechtspraak en literatuur voor nodig zijn om dit duveltje terug in zijn doosje te doen.

Keywords

Aansprakelijkheidsrecht
Asbestdak
Bereddingskosten
Bereddingsmaatregel
Verbintenissenrecht
Voorzorg

Auteur(s)

Natalie Vloemans

Advocaat-partner bij Ploum

LinkedIn