24 Nov 2022
blog

Zorgvuldigheid en aansprakelijkheid bij de afwikkeling van massaclaims

Blog

Een advocaat die voor een claimstichting de ten behoeve van zijn individuele cliënten ontvangen schadevergoeding beheert, moet ook jegens die claimstichting uiterst zorgvuldig handelen bij de afwikkeling van het gereserveerde bedrag, zo blijkt uit een recent arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

De casus in kort bestek

De claimstichting heeft in het kader van de beëindiging van aandelenleaseovereenkomsten voor 54 gedupeerde beleggers een schikking bereikt met Aegon. Het schikkingsbedrag en de proceskostenvergoeding worden overgemaakt op de derdenrekening van de advocaat die bij de totstandkoming van de schikking werkzaamheden had verricht. De advocaat betaalt het leeuwendeel van het bedrag door aan de claimstichting om de aanspraken van 47 beleggers af te wikkelen. Na doorbetaling en verrekening van de declaratie van de advocaat met de proceskostenvergoeding resteert van het schikkingsbedrag nog zo’n € 200.000 op diens derdenrekening.

 

Vervolgens laat de claimstichting het beheer van de schadevergoeding voor de overige zeven beleggers over aan de advocaat. Die zeven beleggers lieten zich op individuele basis door de advocaat bijstaan. Daartoe is inmiddels een tweede stichting (de Stichting GAL) opgericht, waarvan ook de advocaat bestuurder is. De claimstichting stelt een verklaring op, die door de advocaat in persoon voor akkoord is getekend en waarin staat dat die aanspraken uiterlijk binnen drie jaar uit de reservering op de derdenrekening door de advocaat worden afgehandeld.

Enkele jaren later ontstaat tussen de bestuurder van de claimstichting en de advocaat een geschil over het gevoerde beheer over de reservering. De bestuurder dient tot tweemaal toe een tuchtklacht in omdat de advocaat de gemaakte afspraken niet nakomt, weigert het restant van de reservering aan de claimstichting uit te betalen en ook weigert rekening en verantwoording af te leggen.

De eerste keer legt het hof van discipline de advocaat nog een berisping op, ervan uitgaande dat de advocaat binnen één maand na de beslissing alsnog deugdelijke rekening en verantwoording aan de claimstichting en haar bestuurders zal hebben afgelegd.

De advocaat blijkt hardleers en de tweede tuchtzaak loopt slechter voor hem af. Met het accountantsrapport dat de advocaat heeft laten opstellen neemt de bestuurder van de claimstichting geen genoegen en ook het hof van discipline oordeelt dat dat rapport onvoldoende duidelijkheid verschaft over de bestemming van het bedrag van € 200.000. Na een boekenonderzoek op last van de deken valt het doek: de advocaat wordt van het tableau geschrapt wegens schending van de kernwaarden (financiële) integriteit en onafhankelijkheid en ontoelaatbare belangenverstrengeling.

 

Aansprakelijkheid jegens de claimstichting

Daarmee was de kous voor de advocaat – eigenlijk dus voormalig advocaat – nog niet af. De claimstichting meent dat de advocaat tekort is geschoten in zijn beheer van het aan hem toevertrouwde geld dat was bestemd als vergoeding voor gedupeerde beleggers. De claimstichting vordert schadevergoeding voor het resterende bedrag van € 122.518.

De rechtbank honoreert het beroep van de advocaat op verjaring van die vordering. In hoger beroep is het hof van oordeel dat het beroep op verjaring niet opgaat – er was sprake van adequate en tijdige stuiting – en beoordeelt de zaak inhoudelijk.

Een eerste geschilpunt daarbij is de vraag of tussen de claimstichting en de advocaat een overeenkomst van opdracht tot stand is gekomen. Het hof oordeelt dat dat het geval is. In de schriftelijke verklaring is de rol van de advocaat bij de verdere afwikkeling van de schikking vastgelegd, namelijk dat hij op zijn derdenrekening het resterende bedrag zou aanhouden om het uit te keren aan de beleggers die door de advocaat werden bijgestaan en dat het uiteindelijke restant zou worden uitgekeerd aan de stichting. De advocaat heeft zich daarmee in persoon akkoord verklaard. De overeengekomen opdracht wordt beheerst door de (concrete) afspraken die nadien zijn gemaakt en ondubbelzinnig en zonder voorbehoud zijn vastgelegd in het verslag van een bespreking met de bestuurder van de claimstichting en de advocaat. Het hof concludeert dat de advocaat zich in persoon tegenover de stichting heeft verplicht en als bestuurder van zijn derdengeldenstichting ook in de positie was om zijn verplichtingen jegens de claimstichting na te komen.

 

De volgende vraag is of de advocaat dan toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van die overeenkomst van opdracht. Het hof werpt de advocaat als opdrachtnemer artikel 7:403 lid 2 BW, op grond waarvan het aan de opdrachtnemer is om te bewijzen dat hij over de geldbedragen heeft beschikt overeenkomstig het doel waarvoor ze aan hem zijn verschaft en er dus geen sprake is van een tekortkoming. Het beroep van de advocaat op zijn geheimhoudingsplicht brengt daar volgens het hof geen verandering in. De advocaat was namelijk met de bestuurder van de claimstichting uitdrukkelijk overeengekomen dat zij elkaar over en weer volledig zouden informeren omtrent de afwikkeling van de vaststellingsovereenkomst. En het informeren van de claimstichting als zijn cliënte behoort tot zijn normale taak en verplichtingen als advocaat, aldus het hof.

 

Waar was het restbedrag op de derdenrekening nu eigenlijk aan gespendeerd? Een eerste gedeelte is het bedrag van € 31.154 dat is uitgekeerd aan de gedupeerde beleggers. De claimstichting heeft aan de hand van de onderliggende dossiers kunnen vaststellen dat die bedragen echter niet klopten. Volgens het hof heeft advocaat onvoldoende uitgelegd dat deze bedragen zijn uitbetaald conform de bedoeling waartoe het resterende schikkingsbedrag ter beschikking was gesteld. Voor de royale bestuursvergoeding van € 21.000 aan de advocaat was geen grondslag, omdat het hof vaststelt betreft stelt het hof vast de advocaat reeds eerder zijn einddeclaratie aan de claimstichting had gezonden. Een derde bedrag van € 70.000 – zogezegd een voorschot aan de tweede stichting – bleek te zijn overgeboekt naar de kantoorrekening van de advocaat en bleek ook aangewend voor enkele privébetalingen. Het bedrag was in ieder geval niet gebruikt voor de betaling van vergoedingen aan de zeven gedupeerde beleggers. Het verplaatsen van bedragen van de derdenrekening eerst naar zijn kantoorrekening en vervolgens naar de Stichting GAL waarvan de advocaat ook bestuurder was, ontheft de advocaat volgens het hof niet van de verplichtingen die hij persoonlijk is aangegaan.

 

Het hof komt tot de slotsom dat de advocaat ten aanzien van alle de drie de bedragen n jegens de stichting is tekortgeschoten. Zou de advocaat conform de afspraken hebben gehandeld, dan zou het bedrag aan € 122.528 voor de claimstichting beschikbaar zijn geweest. Dat is dan ook de schade die de advocaat moet vergoeden aan de claimstichting.

 

Hoewel de advocaat destijds de belangenbehartiger was van de zeven gedupeerde beleggers heeft hij zich niet kunnen onttrekken aan zijn opdracht van de claimstichting om adequaat het resterende schikkingsbedrag te beheren en om daarover rekening en verantwoording af te leggen. Niet alleen kostte zijn onzorgvuldigheid hem zijn beroep, ook kreeg hij financieel de rekening gepresenteerd.

Keywords

Aansprakelijkheid
Aansprakelijkheidsrecht
Advocaat
Claimstichting
Derdenrekening
Zorgplicht

Auteur(s)

Robert Sanders

Advocaat bij De Clercq Advocaten Notariaat

LinkedIn