27 Feb 2023
blog

Beroep polishouders tegen instemming DNB met portefeuilleovergang

Blog

De juridische fusie van Optas en haar moedermaatschappij Aegon, heeft geresulteerd in een overgang van een levensverzekeringsportefeuille van Optas naar Aegon. Een dergelijke overgang, vereist – evenals een overdracht onder bijzondere titel – voorafgaande instemming van De Nederlandsche Bank (DNB) (artikel 3:112 lid 1 jo 3:115 lid 1 Wft).

Een aantal polishouders heeft tegen het instemmingsbesluit van DNB bezwaar ingesteld bij DNB. DNB heeft het bezwaar ongegrond verklaard. Daaropvolgend heeft een aantal polishouders beroep ingesteld bij de rechtbank (Rb. Rotterdam 13 februari 2023, ECLI:NL:RBROT:2023:915). Na een doorverwijzing door het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb), was het nu aan de rechtbank om uitspraak te doen over het ingestelde beroep en de uitspraak op dat beroep heeft verstrekkende gevolgen voor portefeuilleoverdrachten door (levens)verzekeraars.

Achtergrond

De Wft specificeert hoe verzekeraars instemming van DNB moeten vragen en onder welke voorwaarden DNB haar instemming kan verlenen aan een portefeuilleoverdracht. Bij deze wettelijke regeling van de portefeuilleoverdracht speelt bescherming van de belangen van de polishouders en verzekerden een centrale rol. De instemming van DNB komt in de plaats van de medewerking van de polishouder bij de overdracht van diens verzekeringsovereenkomst. Polishouders kunnen daardoor worden geconfronteerd met een wijzing van hun levensverzekeraar (c.q. contractspartij), terwijl zij daartegen slechts beperkte inspraak hebben.

Ter bescherming van de belangen van polishouders dient DNB een verzoek tot instemming met een portefeuilleoverdracht eerst zorgvuldig te beoordelen. Hiervoor dienen verzekeraars gedetailleerde gegevens te verstrekken (artikel 3:116 Wft). Op grond van artikel 3:118 lid 1 Wft beoordeelt DNB of de ontvangende verzekeraar beschikt over adequate solvabiliteit. Ziet DNB voorshands geen bezwaren tegen de voorgenomen portefeuilleoverdracht dan informeert zij verzekeraars over de wijze waarop zij de voorgenomen portefeuilleoverdracht bekend moeten maken aan de polishouders (artikel 3:119 Wft).

 

Artikel 3:119 lid 1 Wft

Artikel 3:119 lid 1 Wft vereist bekendmaking door publicatie van een mededeling in de Staatscourant en ‘op andere door DNB te bepalen wijze’. DNB vult dit laatste vereiste doorgaans in door publicatie voor te schrijven van een mededeling in (ten minste) drie landelijke dagbladen of individuele kennisgeving aan de polishouders, waarbij DNB ten aanzien van deze laatste optie opmerkt dat zij vanwege kostenoverweging deze optie alleen voorschrijft als er slechts een beperkte groep polishouders is. DNB heeft tevens conceptteksten gepubliceerd voor verzekeraars ten behoeve van de mededelingen in de Staatscourant en landelijke dagbladen.

Deze publicaties strekken ertoe polishouders tijdig te informeren over de voorgenomen portefeuilleovergang, de mogelijke consequenties daarvan en de mogelijkheid om en de termijn waarbinnen zij hiertegen verzet kunnen instellen bij DNB. DNB dient bij haar instemmingsbesluit de belangen van polishouders die verzet hebben ingesteld mee te wegen. Indien 25 procent of meer van de polishouders verzet instelt, dient DNB haar instemming te onthouden.

 

Belang vonnis

DNB droeg Optas/Aegon op van de voorgenomen portefeuilleovergang mededeling te doen in de Staatscourant en in drie landelijke dagbladen, waarbij een verzetstermijn van 30 dagen gold waarbinnen betrokken polishouders zich schriftelijk tegen de voorgenomen overgang konden verzetten. Deze termijn ging in op de dag na publicatie in de Staatscourant.

Eisers betoogden dat DNB niet heeft voldaan aan artikel 3:119 Wft. DNB heeft volgens eisers – in het kader van de voorbereiding van haar instemmingsbesluit – niet erop toegezien dat de polishouders deugdelijk werden geïnformeerd en heeft hen geen reële mogelijkheid geboden om de portefeuilleovergang tegen te houden. De rechtbank volgt eisers daarin.

Uit de totstandkomingsgeschiedenis van artikel 3:119 lid 1 Wft volgt volgens de rechtbank dat ‘op andere door DNB te bepalen wijze’ moet worden gelezen als ‘op andere door DNB in het belang van de polishouders te bepalen wijze’. Deze zinsnede maakte deel uit van artikel 53c lid 1 Wet toezicht verzekeringsbedrijf, waarop artikel 3:119 lid 1 Wft indirect is gebaseerd. Gezien de vanzelfsprekendheid dat de verzekeringstoezichthouder optreedt in het belang van polishouders, is deze expliciete bewoording in 1993 geschrapt.

DNB kan naar het oordeel van de rechtbank niet geheel naar eigen inzicht bepalen op welke andere wijze (levens)verzekeraars een voorgenomen portefeuilleovergang bekend moet maken, maar dient daarbij het belang van de polishouders voor ogen te houden.

 

Naar het oordeel van de rechtbank heeft DNB onvoldoende oog gehad voor het belang van de polishouders door alleen publicatie voor te schrijven in de Staatscourant en drie landelijke dagbladen. Kort gezegd: polishouders lezen de Staatscourant niet en daarnaast is het een feit van algemene bekendheid dat een minderheid van alle Nederlanders een landelijk dagblad leest, waarbij lang niet alle dagbladlezers mededelingen van verzekeraars of pensioenfondsen omtrent een portefeuilleovergang zullen lezen.

De door DNB te bepalen wijze van bekendmaking had moeten waarborgen dat zoveel mogelijk polishouders tijdig zouden worden geïnformeerd over de portefeuilleovergang, de mogelijkheid van verzet en de verzetstermijn, om deze verzetsmogelijkheid te kunnen benutten. In het belang van de polishouders had DNB Aegon en Optas moeten instrueren om alle polishouders persoonlijk aan te schrijven. Dat dit had geresulteerd in hogere kosten, is niet kennelijk onredelijk. Persoonlijke correspondentie hoort immers tot de normale bedrijfsvoering van verzekeraars.

Wat betreft de inhoud van de gedane mededelingen – die overeenkomt met de conceptteksten van DNB – oordeelde de rechtbank dat polishouders, voor zover deze mededeling hen al had bereikt, hiermee niet deugdelijk te zijn geïnformeerd over de voorgenomen portefeuilleovergang. DNB heeft onvoldoende erop toegezien dat de door verzekeraar verstrekte mededeling objectieve en evenwichtige informatie bevatte over de gevolgen van die overgang. Zaken die gemeld hadden moeten worden, aldus de rechtbank, zijn onder andere de aanmerkelijk lagere solvabiliteitsratio van Aegon en dat Aegon niet beschikte over hetzelfde fiscale voordeel als Optas: vrijstelling vennootschapsbelasting. Dat DNB hierbij geen bedenkingen had, deed daaraan niet af. De mededeling dat de portefeuilleovergang geen enkele wijziging in de voorwaarden bracht en polissen onverminderd van kracht zouden blijven, wekte ten onrechte de suggestie dat polishouders geen belang hadden bij verzet. Polishouders moeten hun eigen afweging kunnen maken. De omstandigheid dat Optas/Aegon, specifieke subsets polishouders en of stakeholders in andere publicaties actiever – en mogelijk wel adequaat – hadden geïnformeerd en het feit dat alle polishouders later nog wel per brief zijn geïnformeerd, kan niet gelijkgesteld worden met een individuele kennisgeving aan alle polishouders, aangezien deze berichtgeving pas tegen het einde van de verzetstermijn is verstuurd en daarin lang niet altijd de mogelijkheid van verzet werd genoemd.

 

De rechtbank vernietigt het instemmingsbesluit van DNB mede omdat DNB geen juiste toepassing heeft gegeven aan artikel 3:119 lid 1 Wft, waardoor het instemmingsbesluit in strijd met artikel 3:2 Awb tot stand is gekomen. De rechtbank biedt DNB geen herstelmogelijkheid in de zin van artikel 8:51a lid 1 Awb (via de bestuurlijke lus). De rechtbank verklaart het bezwaar gegrond, het instemmingsbesluit wordt herroepen en uitspraak van de rechtbank treedt in de plaats van het bestreden besluit.

 

Praktijk

Deze uitspraak heeft zowel gevolgen voor DNB als voor (levens)verzekeraars. DNB zal haar leidraad voor portefeuilleoverdrachten moeten aanpassen, rekenschap moeten geven van de belangen van de polishouders bij het bepalen van de andere wijze van bekendmaking en de concept mededelingen van de verzekeraar kritischer moeten toetsen. Verzekeraars moeten erop bedacht zijn dat, indien daartoe aanleiding bestaat, zij de polishouders persoonlijk moeten informeren omtrent de portefeuilleoverdracht en daarbij specifiekere informatie moeten verstrekken omtrent consequenties van de portefeuilleoverdracht. Toepassen van DNB-conceptteksten zal niet altijd voldoende zijn.

Uitgangspunt is dat polishouders adequaat moeten worden geïnformeerd over de consequenties van de portefeuilleoverdracht, de mogelijkheid tot verzet en verzetstermijnen. Anticiperend op nieuw DNB-beleid dienen verzekeraars hun communicatie in te richten zodat hieraan in lijn met de vereisten die de rechtbank daaraan stelt wordt voldaan.

Aan de specifieke rechtsgevolgen van vernietiging van het DNB-instemmingsbesluit voor een reeds overgedragen levensverzekeringsportefeuille, komt de rechtbank niet toe nu haar uitspraak in de plaats treedt van het bestreden besluit. Wel merkt de rechtbank op dat vernietiging van het instemmingsbesluit in beginsel betekent dat DNB de gehele instemmingsprocedure over zou moeten doen, waarbij de uitkomst ook zou kunnen zijn dat DNB haar instemming op de portefeuilleoverdracht zou moeten weigeren. Volgens de rechtbank ging dit laatste de bestuurlijke lus te buiten.

Indien DNB-instemming achteraf komt te vervallen, blijft in de jurisprudentie voorlopig nog ongewis wat de consequenties zijn voor een reeds verrichte portefeuilleoverdracht. Kunnen DNB en verzekeraars een dergelijk gebrek nog herstellen? Heeft strijdigheid met artikel 3:119 lid 1 Wft, door portefeuilleoverdracht zonder DNB-instemming, civielrechtelijke consequenties zoals nietigheid of vernietigbaarheid, of levert dit, indachtig artikel 1:23 Wft, slechts strijd op met de Wft? Nu de Wft deze civielrechtelijk rechtsgevolgen niet verbindt aan schending van artikel 3:119, is in beginsel van nietigheid of vernietigbaarheid geen sprake. Echter, op grond van de parlementaire geschiedenis wordt de DNB-instemming geacht de – op grond van artikel 6:159 BW – verplichte civielrechtelijke medewerking van een wederpartij aan contractoverneming te vervangen. Een nadere analyse van dit vraagstuk gaat het bestek van deze blog echter te buiten.

Keywords

Financieel recht
Instemming DNB
Levensverzekeraars
Portefeuilleoverdracht
Portefeuilleovergang
Verzet

Auteur(s)

Juan Vervuurt

Advocaat bij Houthoff

LinkedIn

Gijs Hamelijnck

Advocaat - Senior Associate Houthoff

LinkedIn

Berry van Wijk

Advocaat | Partner Houthoff

LinkedIn