17 Mar 2023
blog

Verhaalsrecht WAM-verzekeraar op derde-verzekerde

Blog

Kan een verzekeraar schade ontstaan door rijden onder invloed op een derde-verzekerde (de onder invloed van alcohol rijdende bestuurder niet zijnde de verzekeringnemer) verhalen? Wanneer is een derde-verzekerde niet te goeder trouw over de dekking van de verzekering? In zijn conclusie (ECLI:NL:HPHR:2023:90) geeft de P-G criteria voor het beoordelen van (het ontbreken) goede trouw bij de derde-verzekerde.

Casus

Een bestuurder onder invloed van alcohol veroorzaakt een verkeersongeluk met de auto van zijn vader. De bijrijder loopt daarbij letsel op. De vader van de bestuurder had de auto verzekerd conform de verzekeringsplicht uit de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (WAM). De verzekeraar heeft de schade van de bijrijder vergoed. De verzekering bevatte een alcoholuitsluitingsclausule. De vraag is of de verzekeraar het schadebedrag op de bestuurder (de derde-verzekerde) kan verhalen omdat die niet te goeder trouw was over de dekking van de verzekering.

 

Artikel 15 lid 1 WAM

Artikel 15 lid 1 WAM bepaalt samengevat dat een verzekeraar verhaal kan nemen op de aansprakelijke persoon, niet zijnde de verzekeringnemer. Verhaal op de aansprakelijke persoon niet zijnde de verzekeringnemer is mogelijk indien deze niet te goeder trouw mocht aannemen dat zijn aansprakelijkheid door een verzekering was gedekt.

 

Beoordeling door rechtbank en hof

Zowel de rechtbank als het hof hebben geoordeeld dat aan deze voorwaarde niet is voldaan.

 

De kantonrechter oordeelde dat de bestuurder niet wist dat in de polisvoorwaarden stond dat schade niet verzekerd is als de bestuurder die betrokken is bij het ongeval niet had mogen rijden omdat hij alcohol heeft gebruikt. De kantonrechter wees het standpunt van de verzekeraar dat het een feit van algemene bekendheid is dat een verzekeraar van een auto geen schade vergoedt als die schade is ontstaan terwijl de bestuurder onder invloed van alcohol was, af. De kantonrechter verwees daarbij naar de uitspraak van de Hoge Raad van 16 januari 2015 waaruit volgt dat niet als feit van algemene bekendheid kan worden beschouwd dat een verzekeraar van een auto geen schade vergoedt als die schade is ontstaan terwijl de bestuurder onder invloed van alcohol was.

 

Het hof bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter. Het hof oordeelde dat, anders dan de verzekeraar betoogde, het geen feit van algemene bekendheid is dat schade bij rijden onder invloed zeer wel van dekking kan zijn uitgesloten. Integendeel, aldus het hof, het is een feit van algemene bekendheid dat iemand die schade lijdt als gevolg van een aanrijding door een bestuurder die onder invloed is van alcohol, niet met de schade blijft zitten omdat de WAM-verzekeraar van de auto van de bestuurder de schade moet vergoeden.

 

De verzekeraar heeft cassatie ingesteld.

 

Advies P-G en conclusie

De P-G bespreekt eerst de reikwijdte van artikel 15 lid 1 WAM. Daarvoor grijpt de P-G terug op de parlementaire behandeling van dat artikel. De in dit artikel opgenomen uitzondering op het wettelijk verhaalsrecht was in eerste instantie beperkt tot de werknemer die schade had veroorzaakt met een motorrijtuig dat hij in opdracht van zijn werkgever bestuurde. De gedachte was dat de werknemer geen partij is bij de verzekeringsovereenkomst tussen zijn werkgever en de verzekeraar en van hem kan niet worden verwacht dat hij precies weet wat wel en niet gedekt is. Deze uitzondering is later in het wetgevingsproces verruimd tot ‘iedere aansprakelijke persoon niet zijnde de verzekeringsnemer’. Verhaal op die persoon is alleen mogelijk indien hij ‘niet te goeder trouw’ mocht aannemen dat zijn aansprakelijkheid door een verzekering was gedekt.

 

De P-G ‘vertaalt’ de minder gelukkig geformuleerde bepaling van artikel 15 lid 1 tweede volzin WAM als volgt. In essentie komt de bepaling erop neer dat de verzekeraar in principe geen wettelijk verhaalsrecht heeft op de derde-verzekerde, omdat deze ervan uit mag gaan dat zijn aansprakelijkheid door een verzekering is gedekt. Dit is echter anders indien kan worden aangenomen dat de derde verzekerde er niet te goeder trouw vanuit mocht gaan dat zijn aansprakelijkheid door een verzekering was gedekt, dan is verhaal wel degelijk mogelijk. De goede trouw van de derde-verzekerde is dus gericht op het bestaan van dekking van zijn aansprakelijkheid op een geldige WAM-verzekering.

 

De P-G stelt vervolgens voorop dat de toets van artikel 149 lid 2 Rv een te strenge maatstaf is voor de vraag of een derde-verzekerde (niet) te goeder trouw is. Een eventueel feit van algemene bekendheid is wel van belang, maar niet vereist bij de toepassing van artikel 15 lid 1 WAM. De P-G wijst er daarbij op dat genoemd artikel ziet op de vraag wanneer de civiele rechter bepaalde feiten aan zijn beslissing ten grondslag mag leggen zonder dat zij zijn gesteld, laat staan bewezen. Deze procesrechtelijke bepaling heeft, aldus de P-G, niet zonder meer betekenis voor de uitleg van het materiële recht. Het is niet zo dat iemand – in beginsel – niet te goeder trouw kan zijn ten aanzien van een feit van algemene bekendheid, maar het is evenmin juist om aan te nemen dat iemand slechts niet te goeder trouw is indien hij onbekend is met een feit dat van algemene bekendheid is.

 

Criteria beoordeling (ontbreken) goede trouw derde-verzekerde

De P-G komt met een aantal richtlijnen voor de beoordeling van de vraag of een derde-verzekerde nu wel of niet te goeder trouw is ten aanzien van de WAM-dekking in de zin van artikel 15 lid 1 tweede volzin WAM.

 

De P-G zoekt allereerst aansluiting bij artikel 3:11 BW, dat een algemene regeling geeft met betrekking tot (het ontbreken van) goede trouw. Voor de goede trouw van een persoon is niet alleen vereist dat hij de feiten of het recht waarop zijn goede trouw betrekking moet hebben niet kende (subjectief criterium), maar ook dat hij ze in de gegeven omstandigheden ook niet behoorde te kennen (objectief criterium). Dat laatste ziet op wat iemand redelijkerwijs had kunnen weten. En dat hangt af van de feiten en omstandigheden van het geval, waarbij niet beslissend is wat een gemiddeld mens redelijkerwijs had kunnen weten.

 

De P-G wijst vervolgens naar de parlementaire geschiedenis van artikel 15 lid 1 tweede volzin WAM en stelt dat uit deze geschiedenis niet blijkt dat de bescherming (tegen ongebruikelijke uitsluitingsclausules) ook zou moeten gelden voor verhaalsacties in verband met gebruikelijke uitsluitingsclausules. Daarvoor geldt juist dat de derde-verzekerde deze behoort te kennen of in ieder geval met gezond verstand bedenken, ook zonder de clausules als zodanig te kennen.

 

De P-G oordeelt vervolgens dat het met te veel alcohol op schade veroorzaken een omstandigheid is die iemand aan het twijfelen zouden moeten brengen over de omvang van zijn verzekeringsdekking. Bijkomende reden voor twijfel bij de derde-verzekerde/bestuurder is, naar het oordeel van de P-G, dat de derde-verzekerde de auto zonder toestemming van de verzekerde gebruikt. Hij verwijst daarbij naar de parlementaire geschiedenis waaruit alleen blijkt van bescherming van degenen die de auto met toestemming van de verzekerde gebruiken. Het doortrekken van de bescherming naar personen die zonder toestemming van de verzekeringnemer gebruiken spreekt dan niet aan.

 

De P-G wijst ten slotte op de ontwikkelingen in verstrenging van de wetgeving voor rijden onder invloed en de toename van opname van alcoholclausules in verzekeringsvoorwaarden.

 

Conclusie

De P-G concludeert dat een bestuurder die moet begrijpen dat hij eigenlijk niet mag rijden omdat hij (veel) te veel alcohol heeft geconsumeerd, toch minstens moet twijfelen over de dekking onder een WAM-polis van zijn eventuele aansprakelijkheid voor schade die hij desondanks als bestuurder onder invloed heeft veroorzaakt. De P-G besluit dat een en ander tot geen andere conclusie kan leiden dan dat deze bestuurder niet had mogen uitgaan van dekking van zijn aansprakelijkheid op de WAM-verzekering, maar daaraan juist had moeten twijfelen en daarom niet te goeder trouw was in de zin van artikel 15 lid 1 tweede volzin WAM. Volgt conclusie tot vernietiging van het bestreden arrest en verwijzing.

 

Het woord is nu aan de Hoge Raad.

Keywords

(Ontbreken) goede trouw
Alcoholuitsluitingsclausule
Feiten van algemene bekendheid
Financieel recht
WAM-verzekering

Auteur(s)

Berry van Wijk

Partner Financial Regulatory Houthoff

LinkedIn

Els Deerenberg

Professional Support Lawyer bij Houthoff

LinkedIn