
Besluit experimenten pensioenregeling voor zelfstandigen
Blog
Het ontwerp voor het Besluit experimenten pensioenregeling voor zelfstandigen (hierna: het Besluit), dat gelijktijdig met de Wet toekomst pensioenen (Wtp) in werking zal treden, ligt sinds eind februari 2023 voor advies bij de Raad van State en is op 23 maart 2023 ter kennisgeving aan de Eerste Kamer aangeboden. Het Besluit biedt pensioenuitvoerders de mogelijkheid om, bij wijze van experiment, zelfstandigen vrijwillig deel te laten nemen in een pensioenregeling in de tweede pijler. In dit blog beschrijf ik wat het Besluit pensioenuitvoerders en zelfstandigen op hoofdlijnen te bieden heeft.
Het ontwerp voor het Besluit is een invulling van de wettelijke experimenteerruimte van artikel 150a lid 1 Pensioenwet (Pw), zoals dat na inwerkingtreding van de Wtp zal komen te luiden. De wettelijke experimenteerruimte maakt afwijking van bepaalde artikelen van de Pensioenwet bij wijze van experiment mogelijk. Het doel van het experiment moet zijn: ‘het onderzoeken van de effecten van de mogelijkheid om een pensioenregeling aan zelfstandigen aan te bieden ten einde het sparen voor de oude dag onder zelfstandigen te stimuleren’ (artikel 150a lid 1 Pw, zoals dat na inwerkingtreding van de Wtp zal komen te luiden). Anders geformuleerd: het doel van het experiment moet zijn om te onderzoeken of, als pensioenuitvoerders de mogelijkheid krijgen zelfstandigen deel te laten nemen in een pensioenregeling in de tweede pijler, dat leidt tot meer pensioenopbouw door zelfstandigen. Het Besluit is maximaal vijf jaar van kracht, met een beperkte mogelijkheid tot verlenging (artikel 150a lid 2 Pw, zoals dat na inwerkingtreding van de Wtp zal komen te luiden). Of de mogelijkheden die het Besluit aan pensioenuitvoerders biedt, leidt tot meer pensioenopbouw bij zelfstandigen, zal uiteraard worden geëvalueerd (artikel 150a lid 6 Pw, zoals dat na inwerkingtreding van de Wtp zal komen te luiden).
Overigens is het Besluit niet bedoeld als ‘masterplan’ om de achterblijvende pensioenopbouw bij zelfstandigen aan te pakken. Met het Besluit wordt slechts een van de oplossingsrichtingen, namelijk die van opbouw in de tweede pijler, verkend (paragraaf 4.1.4 van de Nota van Toelichting bij het Besluit).
Wat het Besluit pensioenuitvoerders te bieden heeft
Het Besluit maakt het voor pensioenuitvoerders mogelijk om zelfstandigen, waaronder ook directeur-grootaandeelhouders, vrijwillig te laten deelnemen in een pensioenregeling in de zin van de Pensioenwet. Het kan gaan om deelneming in een eigen pensioenregeling voor zelfstandigen of om deelneming in een al bestaande regeling voor werknemers.
Voor algemene pensioenfondsen die zelfstandigen een eigen collectiviteitskring (een collectiviteitskring bestaat uit een of meerdere pensioenregelingen waarvoor een algemeen pensioenfonds een afgescheiden vermogen aanhoudt) bieden, voor verzekeraars en voor premiepensioeninstellingen geldt, dat zij de pensioenregeling mogen openstellen voor alle zelfstandigen, ongeacht voor welke werkgever of binnen welke bedrijfstak een zelfstandige werkzaam is.
Voor bedrijfstakpensioenfondsen, ondernemingspensioenfondsen en voor algemene pensioenfondsen die zelfstandigen geen eigen collectiviteitskring bieden, geldt dat zij de pensioenregeling alleen mogen openstellen voor zelfstandigen die een bepaalde binding met het betreffende fonds hebben. Bij een bedrijfstakpensioenfonds gaat het uitsluitend om de zelfstandige voor zover die onder de werkingssfeer van een door het fonds uitgevoerde pensioenregeling valt. Bij een ondernemingspensioenfonds gaat het uitsluitend om de zelfstandige voor zover de zelfstandige werkzaamheden verricht voor de betrokken werkgever. Dat laatste geldt ook voor een algemeen pensioenfonds dat zelfstandigen geen eigen collectiviteitskring biedt.
Daarnaast geldt voor alle pensioenfondsen (dus niet voor verzekeraars en premiepensioeninstellingen), dat zelfstandigenorganisaties een bepaalde rol moeten hebben bij het experiment. De sociale partners respectievelijk de bij het fonds betrokken werkgever, moet(en) daar voor zorgen. Mocht het Besluit tot structurele wetgeving leiden, zal de medezeggenschap van zelfstandigen een punt van aandacht moeten zijn. Voor verzekeraars en premiepensioeninstellingen gelden de vereisten van het productontwikkelingsproces (artikel 4:15 Wft juncto artikel 32 Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft). Aldus paragraaf 2.1.1 van de Nota van Toelichting. Voor verzekeraars gelden echter de in hoofdstuk II van de rechtstreeks werkende Verordening (EU) 2017/2358 vastgelegde POG-vereisten, welke voortvloeien uit artikel 25 van de richtlijn verzekeringsdistributie.
Als enige van alle pensioenuitvoerders, mogen bedrijfstakpensioenfondsen op eigen initiatief zelfstandigen benaderen, maar alleen als de zelfstandige gewezen deelnemer is in het fonds en werkzaam is binnen de statutaire werkingssfeer van het fonds. In het Besluit wordt dit ‘automatisch aanschrijven’ genoemd, een wat vreemde benaming.
Wat het Besluit zelfstandigen te bieden heeft
Het Besluit heeft alleen gevolgen voor zelfstandigen, als een pensioenuitvoerder een pensioenregeling openstelt voor de betreffende zelfstandigen. Zij krijgen daardoor meer mogelijkheden om pensioen te verwerven, namelijk niet alleen in de derde pijler, maar ook in de opengestelde pensioenregeling in de tweede pijler. Zelfstandigen die eerder hebben deelgenomen in een bedrijfstakpensioenfonds en nog werkzaam zijn in de betreffende bedrijfstak, kunnen op initiatief van dat fonds worden benaderd om deel te nemen in de opengestelde pensioenregeling.
In het Besluit is geregeld welke informatie een pensioenuitvoerder in de precontractuele fase aan de zelfstandige moet verstrekken. In die fase geldt de keuzebegeleidingsnorm van artikel 48 a Pw, zoals dat na inwerkingtreding van de Wtp zal komen te luiden, nog niet; de keuzebegeleidingsnorm geldt pas vanaf deelname aan de pensioenregeling (paragraaf 2.3 Nota van Toelichting bij het Besluit).
En in het Besluit is onder meer ook geregeld, welke informatie de pensioenuitvoerder bij einde van diens deelneming aan de zelfstandige moet verstrekken. Het gaat in het bijzonder om informatie in de situatie waarin de deelneming stopt, omdat de looptijd van het Besluit is verstreken en het Besluit geen vervolg krijgt in structurele wetgeving. Voor die situatie kent het Besluit afwijkende regels voor vrijwillige voortzetting, voor afkoop en voor waardeoverdracht.
Afrondend
Zou het bieden van meer keuzemogelijkheden aan zelfstandigen bij een ingewikkeld financieel product als pensioen, stimulerend werken? Zouden zelfstandigen liever pensioen in de tweede pijler dan in de derde pijler willen opbouwen, voor zover die opbouw fiscaal vergelijkbaar is gefaciliteerd? Zouden de opengestelde regelingen bovenmatig veel ‘slechte risico’s’ aantrekken, nu medische keuringen in de tweede pijler niet aan de orde zijn (paragraaf 2.7 van de Nota van Toelichting bij het Besluit)? Zou het stimulerend werken als een zelfstandige op initiatief van een bedrijfstakpensioenfonds waaraan hij al eerder heeft deelgenomen, een pensioenregeling krijgt aangeboden? Na evaluatie van de effecten van het Besluit bestaat daarover misschien meer duidelijkheid.
Mijn inschatting is dat de meeste zelfstandigen toch vooral een niet te ingewikkelde, betaalbare pensioenvoorziening willen, met de mogelijkheid om flexibel premie in te leggen. Voor een eenvoudige pensioenvoorziening zal het Besluit niet zorgen. En voor een betaalbare pensioenvoorziening waarschijnlijk ook niet; de Pensioenfederatie heeft al aangegeven dat het kostbaar zal zijn een pensioenregeling binnen de voorwaarden van het Besluit uit te voeren (paragraaf 4.1.4 van de Nota van Toelichting bij het Besluit). Mogelijk kan in een opengestelde pensioenregeling wel flexibel premie worden ingelegd, maar alleen als de pensioenuitvoerder dat in de regeling heeft opgenomen.
Al met al heb ik niet de indruk dat het Besluit pensioenuitvoerders en zelfstandigen veel te bieden heeft.
Keywords
Auteur(s)
