11 May 2023
blog

Geschil met de Belastingdienst. Aansprakelijkheid belastingadviseur?

Blog

In een civiele zaak waar rechtbank Gelderland zich op 12 april 2023 over boog werd een belastingadviseur aansprakelijk gesteld door een voormalige cliënt voor onder meer vergoeding van ‘belastingschade’ en de kosten die hij heeft moeten maken om een compromis met de Belastingdienst te bereiken. De belastingadviseur kwam met de schrik vrij. Onder belastingschade lijkt in dit geval te zijn bedoeld het verschil tussen de belastingheffing in het geval er wel/geen vaststellingsovereenkomst met de Belastingdienst was gesloten. De belastingadviseur kwam met de schrik vrij.

 

Nu het de laatste jaren lijkt dat er vaker door (ex-)cliënten civiele aansprakelijkheidsprocedures tegen (belasting)adviseurs worden aangespannen, geeft de uitspraak van rechtbank Gelderland aanleiding kort bij de civielrechtelijke aansprakelijkheid van belastingadviseurs stil te staan.

Civielrechtelijke aansprakelijkheid van de belastingadviseur

In aansprakelijkheidsprocedures van (ex-)cliënten tegen belastingadviseurs is het aan de (ex-)cliënt te bewijzen dat de belastingadviseur is tekortgeschoten in de dienstverlening en dat als gevolg daarvan schade is ontstaan. De rechtsverhouding tussen de belastingadviseur en diens cliënt is die van opdrachtnemer en opdrachtgever. Ingevolge artikel 7:401 BW moet de belastingadviseur bij zijn werkzaamheden de zorg van een goede opdrachtnemer in acht nemen. 

 

Om tot aansprakelijkheid van de belastingadviseur te komen moet worden vastgesteld dat hij zijn zorgplicht heeft geschonden. Zie bijvoorbeeld het op 22 maart 2019 door de Hoge Raad gewezen arrest (ECLI:NL:HR:2019:418). Bepalend is of de belastingadviseur heeft gehandeld zoals van een redelijk handelend en bekwaam vakgenoot onder gelijke omstandigheden mag worden verwacht. Zie bijvoorbeeld onderdeel 3.3 uit de conclusie van A-G R.H. de Bock (ECLI:NL:PHR:2016:168). Daarbij kan de belastingadviseur gehouden zijn de cliënt uit eigen beweging te adviseren (‘de spontane adviesplicht’). Zie daarvoor: D. Liem, ‘Spontane adviesplicht belastingadviseur’, WFR 2022/162. Voor de volledigheid verdient opmerking dat een beslissing van de tuchtrechter dat de belastingadviseur tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld in een civiele aansprakelijkheidsprocedure niet beslissend is. Zie bijvoorbeeld Hoge Raad 10 januari 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF0690, r.o. 3.3.

 

Uitspraak rechtbank Gelderland

In de zaak die voorlag bij rechtbank Gelderland waren de eisers – belastingplichtigen – twee natuurlijke personen (‘eisers 2 en 3’) en hun BV. (‘eiser BV’). Eisers hadden percelen verkocht aan een derde. Een deel van de percelen verkochten eisers 1 en 2 direct voorafgaand aan de verkoop aan de derde aan de eiser BV Aan de verkoopprijs lag op advies van de belastingadviseur een taxatierapport ten grondslag. De Belastingdienst meende dat bij de transactie van de percelen aan de eiser BV een te hoge waarde in aanmerking was genomen en dat eisers 1 en 2 als gevolg daarvan waren bevoordeeld. De Belastingdienst stelde bij de BV een hogere winst vast en bij eisers 1 en 2 een winstuitdeling. In 2020 sluiten eisers een compromis met de Belastingdienst waarbij de transactiewaarde is gecorrigeerd.

 

Eisers voeren in de civiele procedure aan dat de belastingadviseur niet heeft geadviseerd op een manier die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend belastingadviseur mag worden verwacht. De kern van het verwijt aan het adres van de belastingadviseur is dat hij zijn zorgplicht zou hebben geschonden door niet actiever te hebben geadviseerd. Onder andere omdat de belastingadviseur had moeten weten (i) dat de transactieprijs niet zou worden geaccepteerd door de Belastingdienst en (ii) dat de transactie ‘via’ de BV tot correcties van de aanslagen zou leiden.

 

Verhouding vaststellingsovereenkomst en aansprakelijkheid

Ten aanzien van punt (i) hebben eisers ter onderbouwing gewezen op de vaststellingsovereenkomst waarin is afgeweken van de waarde die ten aanzien van de percelen in aanmerking was genomen. Noemsenswaardig is de volgende passage in de uitspraak van de rechtbank: ‘Eisers hebben niet uitgelegd of onderbouwd waarom de belastingdienst het bij het rechte eind had toen de aanslagen van [eiser 2 en 3] en [eiser BV] werden aangepast door voor alle percelen uit te gaan van een hogere prijs dan de door [taxateur] getaxeerde waarde.’

 

Uit deze passage volgt dat de rechtbank (terecht) een onderscheid maakt tussen het standpunt van de Belastingdienst en de vaststellingsovereenkomst enerzijds en de vermeende tekortkoming aan de zijde van de belastingadviseur anderzijds. In een civiele aansprakelijkheidsprocedure tegen een belastingadviseur wordt vaker door de voormalige cliënt een beroep gedaan op de stelling van de Belastingdienst die bijvoorbeeld tot uiting is gekomen in een vaststellingsovereenkomst. Zie bijvoorbeeld rechtbank Rotterdam 15 januari 2021, ECLI:NL:RBROT:2021:108. Dat wil alleen nog niet zeggen dat die stelling juist is. Wel kan de in een vaststellingsovereenkomst opgenomen betalingsverplichting aan de belastingadviseur worden toegerekend, indien de tekortkoming van de belastingadviseur wordt vastgesteld (op andere gronden dan het enkele feit dat er een vaststellingovereenkomst is gesloten), bijvoorbeeld in het geval, zoals het geval in deze uitspraak, waarin een risicovolle fiscale constructie is opgezet en de belastingadviseur heeft verzuimd de juiste nazorg te leveren.

 

Het enkele feit dat er een compromis is gesloten met de Belastingdienst dat afwijkt van de transactie gesloten onder begeleiding van de belastingadviseur of het gegeven advies, maakt dat niet een toepasselijk norm, ‘wat van een redelijk handelend en redelijk bekwaam belastingadviseur mocht worden verwacht’ is geschonden.

 

(Te) snel richten tot de belastingadviseur?

Wat betreft punt (ii) van eisers dat de belastingadviseur had moeten weten dat de transactie ‘via’ de BV tot correcties van de aanslagen zou leiden, overweegt de rechtbank dat zij deze stelling ‘niet anders [te kunnen] uitleggen dan dat zij daarmee hebben bedoeld dat als een andere constructie was gekozen en de percelen door [eiser 2 en 3] rechtstreeks aan [betrokkene] waren geleverd, de transactie aan de aandacht van de belastingdienst was ontsnapt (…) Eisers onderbouwen dit verder niet. Eisers lijken er aldus aan voorbij te gaan dat een belastingcorrectie als zodanig onvoldoende is om tot aansprakelijkheid van de belastingadviseur te komen.

 

Het belastingnadeel is op zichzelf evenmin een relevante factor bij het bepalen van ‘schade’ (indien de aansprakelijkheid is vastgesteld). Zie: Hoge Raad 3 april 1992, ECLI:NL:HR:1992:ZC0562. De te betalen belasting volgt immers uit de formele wet. Wel kan de belastingadviseur indien diens tekortkoming is vastgesteld, aansprakelijk worden gehouden voor de meer betaalde belasting – als ‘schade’ – die als gevolg van die tekortkoming is ontstaan. Zie ter verduidelijking onder meer D.E. Burgers en V.A. Burgers, ‘Civiele aansprakelijkheidsprocedures voor belastingen: de recente ontwikkelingen’ WFR 2018/154. Rechtbank Gelderland kwam echter niet aan de schadevraag toe.

 

Eisers voeren bij rechtbank Gelderland simpelweg te weinig aan. Het heeft er schijn van dat eisers alleen vanwege het feit dat er een geschil is ontstaan met de Belastingdienst, hebben geprobeerd schade te verhalen op de belastingadviseur. De rechtbank beslist echter dat de belastingadviseur niet tekort is geschoten. Vorig jaar werd in het hiervoor vermelde WFR-artikel voorzichtig vastgesteld dat in de rechtspraak beroepsfouten werden aangenomen wegens schending van ‘de spontane adviesplicht’. Dergelijke aansprakelijkheidsprocedures zijn zeer afhankelijk van de omstandigheden van het geval en het beschikbare bewijs. De uitspraak van rechtbank Gelderland is een voorbeeld waaruit (terecht) lijkt te blijken dat een (ex-)cliënt, ontevreden met het ontstaan van een fiscale discussie met de Belastingdienst en correcties in dat verband, zich niet lichtvoetig civielrechtelijk kan wenden tot diens belastingadviseur.

Keywords

Aansprakelijkheidsrecht
Belastingadviseur
Belastingdienst
Beroepsfout
Spontane adviesplicht
Tuchtrechter

Auteur(s)

Sander de Jong

Advocaat bij De Bont Advocaten

LinkedIn