27 Jul 2023
blog

Voorlopig proportioneel aansprakelijk voor asbestschade

Blog

De stichting Reserve, opgericht door de failliete oud-werkgever van X, is naar oordeel van de rechtbank aansprakelijk voor een deel van de schade die eiseres heeft geleden als gevolg van het overlijden van X aan de ziekte mesothelioom. De stichting wordt veroordeeld tot betaling van 70 procent van de geleden schade.

Uit de feiten die leiden tot de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 5 juli 2023 (ECLI:NL:RBROT:2023:5841) blijkt het volgende.

 

Eiseres is erfgenaam van X die in het verleden werkzaamheden heeft verricht voor NDSM en later ook voor Duyvis. X is overleden aan de ziekte mesothelioom, een ziekte die uitsluitend ontstaat als gevolg van blootstelling aan asbest. Bij beide werkgevers is X blootgesteld aan asbest.

 

NDSM is de dochtermaatschappij van het moederconcern RSV. RSV heeft in het verleden de vennootschap RICC, een captive verzekeraar, opgericht ten behoeve van afdekking van aansprakelijkheid van haar vennootschappen, waaronder NDSM. Na faillissement en liquidatie van moederconcern RSV (en daarmee NDSM en RICC) in 2003 is Stichting Reserve (hierna: SR) opgericht. Het doel van SR is het afwikkelen van claims van derden tegen een van de vennootschapen van het failliete concern. SR is bij akte in de plaats van RSV getreden.

 

Bij leven heeft X zowel SR als Duyvis aansprakelijk gesteld voor de door hem geleden schade, maar beide oud-werkgevers hebben aansprakelijkheid van de hand gewezen. In deze procedure vordert eiseres een verklaring voor recht dat SR verplicht is tot het vergoeden van de door haar geleden schade van ongeveer € 60.000. Ze is geen procedure gestart tegen de oud-werkgever Duyvis.

 

Niet-ontvankelijk

SR meent dat eiseres niet-ontvankelijk is, omdat zij geen rechtstreekse vordering heeft op SR. De rechter gaat daar niet in mee, omdat eiseres NDSM had kunnen aanspreken indien NDSM niet failliet was geweest. Vaststaat dat NDSM de gevorderde schade zou hebben moeten vergoeden en verzekeraar RICC in beginsel dekking zou hebben geboden. Alhoewel NDSM failliet is gegaan voordat de ziekte zich bij X heeft geopenbaard, was NDSM al bekend met het risico van asbestclaims.

 

Op grond van de akte van indeplaatsstelling zijn alle rechten en verplichtingen wat betreft de aansprakelijkheidsclaims jegens NDSM overgegaan op SR. De rechtbank beschouwt de indeplaatsstelling als een derdenbeding waarop (oud-)werknemers, en hun nabestaanden, van NDSM een beroep kunnen doen. Dat in de akte niet expliciet is bepaald dat het om een derdenbeding gaat, maakt dat niet anders. Eiseres kan SR aanspreken, ondanks dat SR geen (oud-) werkgever van X en evenmin verzekeraar of rechtsopvolger van NDSM is.

 

Dekking

SR stelt niet verplicht te zijn tot het betalen van schadevergoeding, omdat de schade zich na de looptijd van de polis heeft geopenbaard. De rechtbank gaat daar echter niet in mee. Voor de vraag of SR aansprakelijk is, moet slechts moet worden gekeken naar de gronden die gelden voor aansprakelijkheid van NDSM. De polisvoorwaarden spelen geen rol, omdat de stichting geen verzekeraar is.

 

Aansprakelijkheid NDSM

De rechter stelt vast dat NDSM haar zorgplicht als werkgever, zoals neergelegd in artikel 7:658 Burgerlijk Wetboek, heeft geschonden. SR heeft niet betwist dat X tijdens zijn dienstverband bij NDSM is blootgesteld aan asbest en dat NDSM geacht moet worden bekend te zijn geweest met het mesothelioomrisico van asbest. Tevens heeft SR niet betwist dat NDSM veiligheidsmaatregelen had moeten nemen om X te beschermen tegen het gevaar van asbest, maar dit heeft nagelaten. Die nalatigheid heeft geleid tot de verwezenlijking van het bij NDSM bekende gevaar dat X een tot mesothelioom leidend asbestkristal zou inademen.

 

SR meent dat niet zij maar Duyvis moet worden aangesproken voor de schade, omdat X net zo goed bij Duyvis een tot mesothelioom leidend asbestkristal kan hebben ingeademd. Tevens meent SR dat zij slechts een laatste vangnet is wanneer bij geen andere partij schadevergoeding kan worden geclaimd.

 

Eiseres heeft alleen SR in rechte aangesproken, omdat ze twee procedures te belastend vond en X het langste aan asbest is blootgesteld bij NDSM. Alhoewel X tien jaar heeft gewerkt bij Duyvis en dertien jaar bij NDSM, kan volgens de rechter niet op voorhand worden geoordeeld dat het werk bij Duyvis een zodanig geringe blootstelling heeft opgeleverd die verwaarloosbaar is.

 

Het staat eenieder vrij om, als er meer dan één schuldenaar is, naar eigen goeddunken één van hen aan te spreken. De aangesproken partij kan dan eventueel regres nemen op de andere partij. Alhoewel het volgens de rechter onredelijk zou zijn om de keuzevrijheid van eiseres te ontnemen, is het volgens haar tevens onredelijk om SR voor het gehele bedrag aan te spreken. Zij komt daarmee tot een oordeel dat afwijkt van de hoofdregel van hoofdelijke aansprakelijkheid, omdat SR een bijzondere positie inneemt nu zij niet zelf de aansprakelijke werkgever is en de akte van indeplaatsstelling niet vermeldt op welke wijze ze de beschikbare middelen dient te verdelen. De rechtbank acht het niet acceptabel dat eiseres de mogelijkheid om tevens Duyvis in rechte aan te spreken geheel onbenut laat, terwijl SR een beperkt budget heeft waarmee zij nog tot 2050 moet doen. Volgens de rechter moet eiseres rekening houden met de belangen van andere benadeelden, te meer aangezien SR heeft toegezegd wel de volledige schade te zullen betalen wanneer de vordering tegen Duyvis niet zou slagen.

 

Proportioneel aansprakelijk

De onzekerheid over de vraag welke blootstelling tot de schade van eiseres heeft geleid, wordt opgelost door NDSM proportioneel aansprakelijk te houden voor de schade. De voorlopige conclusie van de rechtbank is dat het waarschijnlijkheidspercentage dat het mesothelioom van X is ontstaan doordat NDSM geen beschermende maatregelen heeft genomen, kan worden begroot op 70 procent. De conclusie van de rechtbank over het waarschijnlijkheidspercentage formuleert de rechtbank als een voorlopig oordeel, omdat SR alsnog de gehele schade zal moeten vergoeden als in een latere procedure blijkt dat Duyvis niet aansprakelijk is jegens Eiseres. De rechter veroordeelt SR tot betaling van 70 procent van de gevorderde schadevergoeding.

 

Tot slot

Het oordeel van de rechter is niet geheel onbegrijpelijk vanwege de bijzondere positie die SR vervult en het beperkte budget dat SR kan verdelen. In eerste instantie oogt het niet onredelijk dat de rechter in zijn oordeel rekening houdt met de belangen van andere (oud-)werknemers van NDSM (en RSV). Aan de andere kant dient het oordeel van de rechter er niet toe te leiden dat eiseres in een nadeligere positie komt te verkeren door niet de volledige schade vergoed te kunnen krijgen. Dit risico lijkt grotendeels te worden ondervangen door de zekerheid die SR heeft gesteld wanneer de schadevordering jegens Duyvis niet zou slagen. Of een vordering van eiseres tot veroordeling van SR in de proceskosten van een afgewezen schadevergoedingsvordering van eiseres tegen Duyvis door de rechter zou worden toegewezen is nog maar de vraag. Dit zou immers een grotere impact hebben op het beperkte budget van SR dan wanneer de rechtbank SR reeds in deze procedure zou hebben veroordeeld tot betaling van 100 procent van de gevorderde schadevergoeding.

Keywords

Aansprakelijkheidsrecht
Asbestclaim
Mesothelioom
Schadevergoeding

Auteur(s)

Maud van Montfort

Juridisch medewerker bij Van Iersel Luchtman Advocaten

LinkedIn