19 Sep 2023
blog

Geen aansprakelijkheid hondeneigenaar bij botsing wielrenners door eigen schuld

Blog

Aanrijding tussen twee wielrenners die op een smalle dijk met 26 kilometer per uur een stel met hond inhaalden. Naar zeggen van de wielrenners maakte de hond een onverwachte beweging waardoor de voorste wielrenner een noodrem maakte en de achterste wielrenner op hem botste. De vraag in deze procedure is wie aansprakelijk is voor de schade ten gevolge van de botsing. Voor de hondeneigenaar geldt in beginsel een risicoaansprakelijkheid, maar voor de wielrenners geldt ook een zekere mate van eigen schuld.

Uit de feiten die leiden tot een uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 8 september 2023 over de aansprakelijkheid van een eigenaar van een hond, blijkt het volgende.

 

Op zondagmiddag 30 januari 2022 gaan twee advocaten op de racefiets op pad. De kantoorgenoten fietsen met een kruissnelheid van 26 kilometer per uur over de Amsteldijk in Amsterdam. In tegengestelde richting liepen een man (gedaagde) met zijn verloofde en zijn hond. Bij het inhalen van gedaagden ging het mis. De voorste wielrenner wil gedaagden inhalen, maar schrikt van de hond. Uit de stellingen van beide partijen volgt dat er een verschil bestaat in waarneming bij het inhalen. De wielrenner beweert dat de hond niet kort genoeg was aangelijnd en een onverwachte beweging maakte, de hondeneigenaar betwist dit. Hoe dan ook, de wielrenner remt abrupt en komt tot stilstand in de grasstrook tussen de weg en de Amstel. De tweede wielrenner komt niet tijdig tot stilstand. Hij botst op de voorste wielrenner en belandt vervolgens in de Amstel. De schade: twee flink beschadigde fietsen, een bril op de bodem van de Amstel en een telefoon die het zwemmen niet heeft overleefd.

 

De wielrenners en de hondeneigenaren wisselen gegevens uit en via whatsapp verzoekt de voorste wielrenner later op die dag om de verzekeringsgegevens van de hondeneigenaar. De hondeneigenaar laat weten eerst zelf de verzekering te willen spreken en geeft aan dat hij de hond strak aangelijnd had. Vervolgens blijft het stil en eisers gaan over tot het versturen van een formele aansprakelijkstelling. Op 30 augustus dagvaarden zij de hondeneigenaar. De vordering bedraagt € 5.209,04.

 

De kantonrechter wijst aansprakelijkheid van de hondeneigenaar af en oordeelt dat er geen verband is tussen de schade en de gebeurtenis waarvoor de hondeneigenaar aansprakelijk is. Aangenomen wordt dat de hond een plotselinge beweging maakte naar het voorwiel van de voorste wielrenner. Om die reden heeft de wielrenner geremd en is de tweede wielrenner op hem geknald. De kantonrechter neemt bijgevolg het conditio sine qua non verband aan, tussen de schade en de gebeurtenis. Waar de aansprakelijkheid echter op struikelt is de toerekening naar redelijkheid (artikel 6:98 BW). De motivering daartoe is dat de schade aan de racefiets is ontstaan doordat de achterste fietser met zijn racefiets met een snelheid van circa 26 kilometer per uur op een afstand van circa één tot anderhalve meter achter de voorste wielrenner reed en daardoor tegen de racefiets van de voorste wielrenner is gereden. De kantonrechter overweegt daarbij dat het van belang is dat de eventuele aansprakelijkheid van de hondeneigenaar niet (uitsluitend) is gebaseerd op een door hem gemaakte fout, maar (ook) voortvloeit uit het enkele feit dat hij als bezitter van de hond risicoaansprakelijk is voor het gedrag van de hond. Met andere woorden: de hondeneigenaar zou vanwege zijn hoedanigheid als bezitter van de hond aansprakelijk zijn, hoewel hem geen/slechts een gering verwijt valt te maken voor het ontstaan van het ongeval. Het ongeval is immers ontstaan door de eigen energie van de hond. De kantonrechter oordeelt vervolgens dat het niet de hondeneigenaar is die aansprakelijk is voor de schade van de voorste wielrenner, maar de achterste wielrenner.

 

De achterste wielrenner heeft ook een vordering ingesteld. Deze wordt eveneens afgewezen door de kantonrechter. Ten aanzien van deze schade neemt de kantonrechter opnieuw het condicio sine qua non-verband aan met de beweging van de hond. De afweging die moet worden gemaakt is of de verplichting van de hondeneigenaar tot vergoeding van de schade van de achterste wielrenner behoort te worden verminderd omdat het ontstaan van die schade mede aan de achterste wielrenner zelf is toe te rekenen (artikel 6:101 BW). De kantonrechter geeft aan dat dit moet, er is sprake van een grote mate van eigen schuld. Relevant is dat het gaat om een relatief smalle weg en dat de beide wielrenners met ongeveer 26 kilometer per uur en op slechts één tot anderhalve meter achter elkaar fietsten. Om die reden kon de achterste wielrenner niet tijdig stoppen, hetgeen enkel aan hemzelf te wijten zou zijn.

 

De kantonrechter laat met voorgaande overwegingen in het midden wat er precies is gebeurd tijdens het inhalen. Heeft de hond daadwerkelijk een onverwachte beweging gemaakt of niet? De redenering van de kantonrechter, waarbij nota bene het condicio sine qua non-verband wordt aangenomen, lijkt de risicoaansprakelijkheid van een hondeneigenaar enigszins te relativeren. Het is dus oppassen geblazen voor wielrenners op smalle dijken! Daar staat tegenover dat ten aanzien van de gedraging van de hond, eisers hoe dan ook tekort waren geschoten in hun bewijsplicht. Uit een getuigenverklaring volgt dat de hond strak aangelijnd was en geen onverwachte beweging maakte. De uitkomst zal dan ook geen andere hebben kunnen zijn. Misschien moeten fietsen in de toekomst ook met dashcams uitgerust worden.

Keywords

Aansprakelijkheid
Aansprakelijkheidsrecht
Eigen schuld
Risicoaansprakelijkheid

Auteur(s)

Jamie Alberts

Advocaat bij Van Iersel Luchtman Advocaten