03 Oct 2023
blog

Wetswijziging verzekeringsrecht: bij verzwijging mogelijk recht op premierestitutie

Blog

Per 1 juli 2023 is het verzekeringsrecht in het Burgerlijk Wetboek op één onderdeel gewijzigd, via de Wijzigingswet financiële markten 2022-II (Stb. 2023/57, artikel XI). Eerst had de verzekeringnemer bij een beëindiging van de verzekering door de verzekeraar vanwege precontractuele verzwijging geen recht op restitutie van de al betaalde premie. Nu is dat onder voorwaarden wel mogelijk geworden. In deze blog bespreek ik beknopt deze wetswijziging.

Het Burgerlijk Wetboek over verzwijging bij verzekeringen

Bij het aangaan van een verzekering heeft de verzekeringnemer een precontractuele mededelingsplicht. Dat is bepaald in artikel 7:928 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Wanneer de verzekeringnemer deze mededelingsplicht heeft geschonden, is sprake van verzwijging en kan dit bepaalde gevolgen hebben voor de verzekering. Deze gevolgen zijn geregeld in artikel 7:929 en 7:930 BW. Zo kan de verzekeraar de verzekering onmiddellijk opzeggen als sprake is van opzettelijke verzwijging of als zonder verzwijging geen verzekering zou zijn overeengekomen (artikel 7:929 lid 2 BW). In artikel 7:930 BW staan de gevolgen van verzwijging voor het recht op uitkering. Eén daarvan is dat als de verzekeraar zonder de verzwijging helemaal geen verzekering zou zijn overeengekomen, er door de verzekeraar geen uitkering is verschuldigd (artikel 7:930 lid 4 BW).

 

Tot 1 juli 2023 geen recht op premierestitutie bij verzwijging

Tot 1 juli 2023 gold hierbij dat als de verzekeraar zonder verzwijging helemaal geen verzekering zou zijn overeengekomen, de verzekeringnemer desalniettemin geen recht had op terugbetaling van de premie. De verzekeraar mocht dus de premie behouden, ook al hoefde de verzekeraar zelf niets meer te betekenen voor de verzekeringnemer en ook als die te goeder trouw was geweest.

 

Sinds 1 juli 2023 bestaat onder voorwaarden recht op premierestitutie

Sinds 1 juli 2023 bestaat wel recht op premierestitutie bij verzwijging. Aan lid 4 van artikel 7:930 BW zijn namelijk twee zinnen toegevoegd (onderstreept):

 

In afwijking van de leden 2 en 3 is geen uitkering verschuldigd indien de verzekeraar bij kennis van de ware stand van zaken geen verzekering zou hebben gesloten. De verzekeringnemer die te goeder trouw heeft gehandeld, is in dit geval evenmin premie verschuldigd. De verzekeraar heeft recht op een billijke vergoeding van de te zijnen laste gekomen kosten.

 

Bij verzwijging bestaat dus voortaan mogelijk recht op premierestitutie. Hiervoor gelden wel twee cumulatieve voorwaarden.

 

De eerste voorwaarde is dat de verzekeraar bij kennis van de ware stand van zaken (dus zonder verzwijging) geen verzekering zou hebben gesloten. Als de verzekeraar bijvoorbeeld wel een verzekering zou hebben afgesloten maar op basis van andere voorwaarden, geldt dit recht op premierestitutie niet.

 

De tweede voorwaarde is dat de verzekeringnemer te goeder trouw moet hebben gehandeld. In de parlementaire geschiedenis van deze wetswijziging is hierover opgemerkt dat het de verzekeringnemer is die deze goede trouw aannemelijk moet maken en dat van goede trouw in elk geval geen sprake is bij opzet tot misleiding bij de verzekeringnemer (Memorie van Toelichting, Kamerstukken II 2021/22, 36131, nr. 3, p. 30). Ook is daarbij opgemerkt dat in dit verband verzuim van een derde wiens belang wordt meeverzekerd aan de verzekeringnemer toegerekend. Ook bij opzettelijke verzwijging bestaat kortom geen recht op premierestitutie. De verzekeraar mag dan de betaalde premie houden.

 

Naast deze twee voorwaarden bepaalt de (nieuwe) laatste zin van artikel 7:930 lid 4 BW dat de verzekeraar wel recht heeft op een billijke vergoeding van kosten die de verzekeraar heeft moeten maken. Deze regel sluit aan bij artikel 7:938 lid 1 BW, dat bepaalt dat als noch de verzekerde noch de verzekeraar risico heeft gelopen, de verzekeringnemer recht heeft op premieteruggave minus een billijke vergoeding voor de verzekeraar van kosten die de verzekeraar heeft moeten maken.

 

Twee formele aspecten van de nieuwe regel

Tot slot zijn nog twee formele aspecten van de nieuwe regel van belang: 

  1. Deze regel is van semi-dwingend recht als de verzekeringnemer een consument is (artikel 7:943 lid 3 BW), in die zin dat er dan niet ten nadele van de verzekeringnemer kan worden afgeweken in polisvoorwaarden. Bij zakelijke verzekeringen is dus mogelijk om overeen te komen dat in een dergelijk geval geen recht bestaat op teruggave van betaalde premie.
  2. Deze regel is direct geldend geworden op 1 juli 2023, óók voor lopende verzekeringen. Bij lopende verzekeringen geldt deze regel alleen niet als de verzwijging door de verzekeraar al vóór 1 juli 2023 is ontdekt, zo is te vinden in de parlementaire geschiedenis van deze wetswijziging (Memorie van Toelichting, Kamerstukken II 2021/22, 36131, nr. 3, p. 30). Voor verzwijgingskwesties waarbij de verzwijging vóór 1 juli 2023 door de verzekeraar is ontdekt, bestaat dus sowieso geen recht op premierestitutie.

Keywords

Precontractuele mededelingsplicht
Premierestitutie
Verzekeringsrecht
Verzwijging

Auteur(s)

Jonathan Overes

Professional support lawyer bij Dirkzwager te Arnhem