
Kan een bank de relatie met een cryptoserviceprovider opzeggen wanneer deze volledig meewerkt aan het klantonderzoek door de bank?
Blog
Op 28 februari 2024 heeft de rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan over de opzegging door een bank van een rekening van cryptoactivadienstverlener (BDS), ECLI:NL:RBAMS:2024:1081. Het geschil draait in de kern om het vinden van een evenwicht tussen de afhankelijkheid van BDS van haar bankrelatie en de integriteitsrisico’s waaraan de bank blootgesteld wordt. De rechtbank stelt dat activiteiten van BDS moeten leiden tot verscherpt klantonderzoek door de bank, maar concludeert dat er geen sprake is van een verplichting voor de bank om de relatie op te zeggen. BDS heeft volledige medewerking verleend aan het klantonderzoek en activiteiten om contanten via andere bedrijven om te zetten in giraal geld gestaakt.
Het geschil
Een cryptoactivadienstverlener, BDS, heeft sinds 2019 ATM’s waarmee klanten contant geld kunnen omwisselen in bitcoin of ethereum. BDS heeft sinds juni 2021 een registratie bij De Nederlandsche Bank (DNB) als cryptodienstverlener. BDS voert klantonderzoek uit ten aanzien van haar klanten en doet aan transactiemonitoring tot aan het moment dat de klant de cryptoactiva in zijn virtuele portemonnee heeft. BDS monitort vervolgens niet wat de klant met de cryptoactiva doet. De aangekochte crypto wordt op een niet-gehoste portemonnee bijgeschreven (dat is een virtuele portemonnee waarbij de gebruiker zelf de volledige controle heeft over de cryptoactiva) en doordat het om niet-gehoste portemonnees gaat, kan de klant na aanschaf met de cryptoactiva doen wat hij wil zonder dat BDS er nog over kan beschikken.
Tussen 2020 en 2022 stelde BDS € 1,2 miljoen contant ter beschikking aan een aantal partijen zoals coffeeshops en een ijzerhandelaar, in ruil voor giraal geld. Dit gaf de bank aanleiding om herhaaldelijk vragen te stellen voor een verscherpt klantonderzoek in het kader van de Wwft. BDS heeft haar medewerking hieraan verleend en de vragen van de bank steeds beantwoord. Uiteindelijk heeft BDS vanwege de kritiek van de bank op de activiteiten waarbij contant en giraal geld werden omgewisseld in januari 2022 gestaakt en nadien niet meer uitgevoerd.
De bank stelt dat de rekening moet worden opgezegd omdat het klantonderzoek niet kan worden voltooid. De bank geeft daarbij de volgende redenen:
- de contante omwisselingen in 2020-2022 kwalificeren volgens de bank als geldtransfers en daarmee als PSD-betaaldienst waar BDS geen vergunning voor had;
- de overtreding van BDS van de Wwft door haar controlemechanismen niet op orde te hebben ten aanzien van het monitoren van de cryptoactiva-transacties vanuit de niet-gehoste portemonnees.
BDS betwist de opzegging en eist voortzetting van de betaalrekening. BDS voert aan dat het voor haar onmogelijk is om bij een andere Nederlandse bank terecht te kunnen, gezien haar specifieke bedrijfsactiviteiten die afhankelijk zijn van afstortfaciliteiten van contant geld zoals aangeboden door Geldmaat. BDS stelt dat zij volledig heeft meegewerkt aan het klantonderzoek van de bank en aan alle relevante regelgeving voldoet, waardoor het belang van de bank bij opzegging beperkt zou zijn. De opzegging van de bancaire relatie met de bank zou leiden tot een gedwongen staking van de bedrijfsvoering van BDS.
Aan de andere kant stelt de bank dat de opzegging noodzakelijk was vanwege de integriteitsrisico’s verbonden aan BDS’s activiteiten, die liggen op het snijvlak van contant geld en cryptoactiva. Er zijn ongebruikelijke en risicovolle omwisselingen van giraal geld naar contant geld verricht die aanleiding gaven voor een verscherpt klantonderzoek. De bank voert aan dat als het klantonderzoek niet afgerond kan worden, zij verplicht is de klantrelatie te beëindigen op grond van artikel 5 lid 3 Wwft.
Het oordeel van de rechtbank
De opzegging van de bankrelatie door de bank houdt geen stand.
Volgens de algemene bankvoorwaarden mag een bank klantrelaties opzeggen, maar deze bevoegdheid is begrensd door zowel de algemene bancaire zorgplicht als de bijzondere civielrechtelijke zorgplicht vanwege de maatschappelijke functie en deskundigheid van de bank.
De rechtbank oordeelt dat van een opzegplicht voor de bank in dit geval geen sprake is geweest. Dat de afronding van het klantonderzoek van de bank op enigerlei wijze is belemmerd waardoor dit niet kon worden afgerond, is niet gebleken. BDS heeft haar volledige medewerking verleend met voldoende openheid van zaken en een oplossingsgerichte houding om er alles aan te doen de bank tevreden te stellen.
Met betrekking tot de contante transacties stelt de rechtbank dat de contante activiteiten de transactiemonitoring van de bank moeilijker maakt. Het zou immers voor de bank makkelijker te monitoren zijn als het contante geld bij haar wordt afgestort. Daarom is het niet gek dat de bank op deze activiteiten van BDS aansloeg en als gevolg daarvan is overgegaan tot een verscherpt klantonderzoek, wat had kunnen uitmonden in een FIU-melding. Echter, BDS heeft volledige openheid van zaken gegeven en uit voorzorg deze activiteiten gestaakt. Omdat deze activiteiten zich na januari 2022 niet meer hebben voorgedaan, heeft de bank geen aanleiding om te vrezen voor herhaling. BDS kan immers bij Geldmaat de contanten afstorten en doet dat steeds. Uitgaande van de situatie nu, is er daarom op dit punt slechts een gering belang van de Bank om de opzegging te handhaven.
Met betrekking tot de vraag of BDS compliant is met de Wwft, stelt de rechtbank dat de bank onvoldoende heeft onderbouwd waar het beleid van BDS tekortschiet. Bepaalde risico’s van contant geld en cryptoactiva kunnen nooit helemaal uitgesloten worden en de wetgever vraagt dat ook niet. Wet- en regelgeving beogen niet de bedrijfsvoering van een cryptoactivadienstverlener onmogelijk te maken. Het feit dat BDS opereert in twee risicogevoelige branches, contant geld en cryptoactiva, rechtvaardigt niet de opzegging. Dit brengt hoogstens mee dat de bank verscherpt klantonderzoek zal moeten uitvoeren en bij vermoedens van financieel-economische criminaliteit een FIU-melding moet maken. Het is niet de doelstelling van de anti-witwasregelgeving om risicogevoelige klanten uit het betalingsverkeer te weren. Daarom kan niet worden vastgesteld dat de bank daadwerkelijk een belang heeft bij de opzegging ten aanzien van het compliant zijn van BDS met de relevante regelgeving.
De rechtbank is van oordeel dat een afstortfaciliteit in Nederland voor de bedrijfsvoering van BDS noodzakelijk is en inherent is aan de omwisseldiensten die BDS met betrekking tot contant geld en cryptoactiva verleent. BDS moet het contante geld in Nederland kunnen afstorten, maar wordt door het klantacceptatiebeleid van Nederlandse banken geweigerd. Bij handhaving van de opzegging wordt het BDS onmogelijk gemaakt om te bankieren op een manier die noodzakelijk is voor haar bedrijfsvoering. Het belang van de bank bij handhaving van onderhavige opzegging weegt daarbij niet zwaar genoeg.
Keywords
Auteur(s)
