16 Apr 2024
blog

Wijziging van een onvoorwaardelijke indexering mogelijk? Het verschil tussen een betalingsvoorbehoud en wijziging pensioen

Blog

De werkgever is gehouden tot nakoming van de indexering van het pensioen als het een onvoorwaardelijke indexeringstoezegging betreft. Weliswaar dateert de toezegging uit 1993, maar dat is geen reden tot aanpassing. Procureur-Generaal Van Peursem geeft in zijn conclusie een lesje ‘Uitleg Pensioenwet’ en concludeert dat er geen gegronde redenen voor wijziging van indexeringsbepaling zijn. Zijn uitleg gaat over het verschil tussen een bepaling betreffende een betalingsvoorbehoud (artikel 12 Pw) en een wijziging van het toegezegde pensioen (artikel 19 Pw).

Aan de werknemers in deze kwestie is in het voor hen geldende pensioenreglement daterend van juli 1993 door de werkgever een onvoorwaardelijke indexering toegezegd. Het pensioen is ter externe verzekering ondergebracht bij Aegon. Jaarlijks wordt er een hoogte van de indexering vastgesteld en deze wordt dan ook aan de werknemers toegekend en aan de gepensioneerden uitbetaald.

De werknemers stellen nu dat de werkgever deze jaarlijks wisselende indexering over de jaren 2002-2017 niet correct heeft toegepast. De werknemers in deze procedure zijn in deze periode allemaal met pensioen gegaan. Zij vorderen alsnog de juiste nakoming van de toegezegde indexering.

Partijen verschillen met name van mening over de inhoud van de indexeringsregeling. Daarnaast heeft de werkgever, na vooraankondiging daarvan, de indexeringsregeling per 1 januari 2018 aangepast door deze eenzijdig te wijzigen in een vaste jaarlijkse indexering met 1 procent. Deze indexering is ingekocht bij de pensioenverzekeraar Aegon.

De groep van werknemers heeft het geschil met de werkgever aan de kantonrechter voorgelegd. Die is op grond van artikel 216 Pensioenwet bevoegd van deze zaak kennis te nemen en te beoordelen.

De kantonrechter oordeelt, dat de wijziging van de indexeringsregeling door de werkgever wegens strijdigheid met de bepalingen van de Pensioenwet niet rechtsgeldig is. De kantonrechter heeft dan ook deze vorderingen van de werknemers toegewezen.

De werkgever ging in hoger beroep bij het hof. Het hof heeft het oordeel van de kantonrechter bekrachtigd. Het hof ziet geen, althans onvoldoende grond voor een van de door de werkgever aangevoerde wijzigingsgronden. Immers is een wijziging in theorie niet onmogelijk, maar deze moet (zeer) terughoudend worden beoordeeld, aldus het hof.

 

De werkgever voerde 6 argumenten aan, welke door het hof worden afgewezen als volgt:

  1. de financiële situatie van de werkgever is niet zodanig zwaarwegend negatief dat dit een wijziging van de indexeringsregeling onontkoombaar maakt;
  2. de inkomsten uit ‘schaatsactiviteiten’ (de ondernemingsactiviteiten van de werkgever) zijn voldoende om de pensioenlasten te voldoen;
  3. beroep op de invoering van de Pensioenwet in 2007 heeft niet geleid tot een aanmerkelijke verzwaring van de lasten. De betaling van de indexering is geen zodanige zwaarwegende last dat de arbeidsovereenkomsten met de huidige werknemers op de tocht komen te staan;
  4. de winstdeling bij een verzekeraar kan fluctueren, gezien het rendement op beleggingen. Dat ligt in het risicodomein van de werkgever, die zich dit had moeten realiseren en daardoor bij toepassing van indexeringbepaling regelmatig heeft moeten bijbetalen;
  5. Aegon heeft tussen 2007 en 2018 steeds toepassing gegeven aan uitvoering van de jaarlijkse indexering. De historie toont dan ook aan dat nakoming in elk geval niet onmogelijk is;
  6. het staat partijen vrij nadere afspraken te maken over de invulling van een indexeringsbepaling, maar nu een afspraak ontbreekt moet er worden nagekomen

 

Nu de werkgever ook bij het hof bot heeft gevangen is hij in cassatie gegaan. Het cassatieberoep is echter eenzelfde lot beschoren. De Hoge Raad volgde de PG, die een lesje uitleg Pensioenwet geeft in zijn conclusie:

Op grond van artikel 19 Pw kan een werkgever een pensioenovereenkomst zonder instemming van de werknemer wijzigen. Artikel 20 Pw bevat echter een dwingendrechtelijk wijzigingsverbod: in beginsel kunnen opgebouwde pensioenaanspraken en pensioenrechten niet worden gewijzigd door aanpassing van de pensioenovereenkomst.

 

Naast het eenzijdig wijzigingsbeding (artikel 19 Pw) kan onder omstandigheden via:

  1. tussenkomst van de rechter de pensioenovereenkomst eenzijdig worden gewijzigd op grond van onvoorziene omstandigheden (artikel 6:258 BW) of
  2. op grond van de aanvullende of beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid (artikelen 6:2 en 6:248 BW) en/of
  3. op grond van de eisen van goed werknemerschap (artikel 7:611 BW). En
  4. naast de mogelijkheid van een wijzigingsbeding op grond van artikel 19 Pw en wijziging via rechterlijke tussenkomst is er op grond van artikel 12 lid 1 Pw óók de mogelijkheid om een betalingsvoorbehoud in de pensioenovereenkomst op te nemen. Een beroep op het premiebetalingsvoorbehoud is echter alleen mogelijk in het geval van, zoals de PG noemt, ingrijpende wijziging van omstandigheden. Dat was onder de PSW ook al zo.

 

Volgens de PG moet in deze zaak de bepaling in het pensioenreglement worden gekwalificeerd een artikel 12 Pw-beding dat echter alleen ziet op premiewijzigingen. De werknemers echter die het betreft zijn al met pensioen en gaat het hier om een toeslag, niet om premiebetaling. Om die reden ressorteren de werknemers niet onder het financieringsvoorbehoud.

De Hoge Raad oordeelt op basis van de conclusie van de PG, dat de klachten dus niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest van het hof. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht. Een oordeel dan ook op grond van artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

Zie ECLI:NL:PHR:2023:847 en ECLI:NL:HR:2024:523.

Keywords

Arbeidsrecht
Financieel recht
Indexering
Pensioenrecht
Verbintenissenrecht

Auteur(s)

Henny van den Hurk

Advocaat/partner bij Gommer & Partners Pensioen Advocaten B.V. te Tilburg

LinkedIn