23 May 2024
blog

Onrechtmatige inbreuk op de privacy van eisers door de camera van de buren?

Blog

De rechtbank Limburg buigt zich over de vraag of de door gedaagden op hun perceel geplaatste camera’s inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer van de twee eisers. De rechtbank oordeelt dat eisers voldoende hebben onderbouwd dat een van de camera’s zo geplaatst is dat deze inbreuk maakt op hun recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer. Gedaagden moeten de camera verplaatsen en daar deugdelijk bewijs van aanleveren, op straffe van een dwangsom.

Op 5 april 2024 heeft de rechtbank Limburg een uitspraak gedaan in een kortgedingprocedure tussen vier buren. De vraag die voorligt, is of de door gedaagden geplaatste camera’s inbreuk maken op de privacy van eisers.

 

Casus

Eisers en gedaagden zijn buren van elkaar. Op het perceel van gedaagden hangen drie camera’s ter beveiliging van hun woning. Ondanks herhaalde verzoeken van eisers om de camera’s te verplaatsen of verwijderen, doen gedaagden niets. Eisers starten daarom een kortgedingprocedure waarin zij de rechtbank verzoeken gedaagden primair te veroordelen tot het verwijderen van de camera’s en subsidiair het verplaatsen van de camera’s.

 

Partijen verzoeken tijdens de eerste zittingsdag om een aanhouding van de behandeling om een schikking over de positie van de camera’s te kunnen onderzoeken. Over twee van de drie camera’s worden partijen het vervolgens eens. Eisers laten daarom hun eisen ten aanzien van deze twee camera’s vallen, maar de derde camera is volgens eisers op hun perceel gericht. Het kort geding wordt daarom circa twee weken later voortgezet met een plaatsopneming.

 

Beoordeling van de rechtbank

De rechtbank staat eerst stil bij de spoedeisendheid en oordeelt dat voldoende aannemelijk is dat er mogelijk sprake is van een onrechtmatige situatie als de camera’s inderdaad de woning of het perceel van eisers filmen.

 

Vervolgens gaat de rechtbank over tot beantwoording van de vraag of de camera een onrechtmatige inbreuk maakt op de privacy van eisers. De rechtbank begint met het juridisch kader en stelt dat een inbreuk op het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer in beginsel een onrechtmatige daad oplevert, tenzij sprake is van een rechtvaardigingsgrond. Alle omstandigheden van het geval moeten daarbij worden meegewogen. Volgens vaste rechtspraak maakt de afweging van de ernst van de inbreuk ten opzichte van de belangen die met de inbreuk makende handelingen redelijkerwijs (kunnen) worden gediend daarvan onderdeel uit. Verder wegen de proportionaliteit en subsidiariteit mee. Oftewel, staat het doel (beveiliging van de woning) in verhouding tot het ingezette middel (de camera) en is er geen ander middel mogelijk om dit doel te bereiken.

 

De rechtbank oordeelt dat eisers voldoende hebben onderbouwd dat de camera waarover partijen het niet eens zijn geworden inbreuk maakt op hun recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer, omdat deze gericht is op de woning en het perceel van eisers. Gedaagden kunnen met die camera zien wie wanneer bij de woning van eisers aanbelt. De rechtbank weegt ook mee dat de bekabeling van de camera tijdens de plaatsopneming niet was aangesloten. Gedaagden weigerden deze aan te sluiten, omdat zij door een probleem met de provider toch geen beelden konden tonen. De rechtbank geeft aan dat gedaagden hadden moeten zorgen voor een manier om inzage te geven in de camerabeelden. Als het tonen van beelden onmogelijk was, hadden gedaagden de camera kunnen vervangen door een dummy of geheel kunnen verwijderen. Dat is niet gebeurd.

 

De inbreuk op de privacy van eisers (en hun bezoekers) weegt in deze kwestie volgens de rechtbank zwaarder dan het belang van gedaagden om hun woning te beveiligen en hun eigendommen te beschermen. Gedaagden maken dus een onrechtmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van eisers.

 

Conclusie

De rechtbank beveelt de gedaagden om de camera te verplaatsen (of verdraaien). Door de inmiddels slechte verstandhouding tussen partijen moeten gedaagden ook deugdelijk bewijs aanleveren dat de camera niet meer gericht is op de woning en het perceel van eisers. Doen gedaagden dit niet, dan verbeuren zij een dwangsom.

 

Het vonnis is al met al weinig verrassend. De Autoriteit Persoonsgegevens geeft aan dat het ophangen van een camera bij een woning om eigendommen te beveiligen is toegestaan, mits deze camera alleen de eigen bezittingen filmt. Als het echt niet anders kan, mag een camera de openbare weg (zoals een stoep) filmen, maar de gebruiker moet dan wel aanvullende maatregelen nemen. Denk aan het blurren van gezichten van voorbijgangers. Gelet daarop is het niet vreemd dat een camera niet het perceel van de buren mag filmen. Waar verschillende grondrechten strijdig zijn, moet een belangenafweging worden gemaakt. Het vonnis bevestigt dat in dit geval een goede afweging moet worden gemaakt tussen het belang van de gebruiker van de camera en degene die door de camera mogelijk gefilmd wordt. Daarbij wegen zoals gebruikelijk alle omstandigheden van het geval mee.

Keywords

Aansprakelijkheid
Aansprakelijkheidsrecht
Camerabeelden
Inbreuk persoonlijke levenssfeer
Privacy
Verbintenissenrecht

Auteur(s)

Melissa Charitos

Advocaat bij Van Iersel Luchtman Advocaten

LinkedIn