20 Jun 2024
blog

Een verbod op het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen op grond van het Europeesrechtelijke voorzorgsbeginsel

Blog

Omwonenden van een akker verzoeken de voorzieningenrechter om een verbod op het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen voor de lelieteelt omdat zij bang zijn voor ernstige gezondheidsschade voor henzelf en hun kinderen. De omwonenden doen een beroep op het Europeesrechtelijke voorzorgsbeginsel. Volgens de teler hebben de omwonenden niets te vrezen en zijn de gewasbeschermingsmiddelen getest en goedgekeurd om te gebruiken.

 

De voorzieningenrechter van de rechtbank Limburg buigt zich in deze uitspraak van 8 mei 2024 over de vraag of het gevorderde verbod op het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen op grond van het Europeesrechtelijke voorzorgbeginsel kan worden toegewezen.

Casus

Lelies worden aangemerkt als rustgewas. De teler in onderhavige kwestie is van plan om tussen mei en september 2024 lelies te telen op een perceel in de buurt van de wijk waar de omwonenden wonen. Lelies worden veelvuldig bespoten met gewasbeschermingsmiddelen. Deze gewasbeschermingsmiddelen zijn door het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (hierna: ‘Ctgb’) toegelaten op de Nederlandse markt en bevatten bovendien alleen stoffen die door de European Food Safety Authority (hierna: ‘EFSA’) zijn goedgekeurd.

 

Toen de omwonenden bekend zijn geworden met de lelieteelt zijn zij in gesprek gegaan met de teler. De omwonenden hebben bij de teler geuit bang te zijn voor de mogelijke schadelijke gevolgen van het gebruik van de gewasbeschermingsmiddelen. De teler heeft tijdens de gesprekken met de omwonenden aangeboden diverse maatregelen te treffen om de blootstelling van de omwonenden aan de gewasbeschermingsmiddelen te voorkomen dan wel te beperken.

 

In deze procedure hebben de omwonenden gevorderd dat het de teler wordt verboden om de gewasbeschermingsmiddelen ten behoeve van de lelieteelt toe te passen en dat de teler een dwangsom verbeurt bij overtreding van het verbod van € 5.000 per overtreding.

 

Beoordeling van de voorzieningenrechter

De omwonenden stellen dat het gevorderde verbod nodig is omdat voor de lelieteelt vaak én veel wordt gespoten met giftige gewasbeschermingsmiddelen. Deze middelen worden bovendien in verband gebracht met ontwikkelingsschade bij kinderen en ernstige neurodegeneratieve ziektes zoals Parkinson, Alzheimer en ALS. De omwonenden achten het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen om die reden in strijd met het Europeesrechtelijke voorzorgbeginsel. Dat de middelen zijn toegelaten door de Ctgb en de EFSA doet daar geen afbreuk aan. De teler heeft daarop aangegeven dat het voorzorgbeginsel al bij de toelatingsprocedure is toegepast door de Europese en nationale autoriteiten en het gevorderde verbod dus niet op grond van het voorzorgbeginsel kan worden toegewezen.

 

In zijn beoordeling herhaalt de voorzieningenrechter dat het voorzorgbeginsel in diverse Europese verordeningen is vastgelegd en dit in beginsel erop neer komt dat gewasbeschermingsmiddelen niet op de markt mogen worden gebruikt als zij een schadelijk effect hebben op de gezondheid van de mens. Uit Europeesrechtelijke rechtspraak volgt dat het voorzorgbeginsel niet alleen bij de toelatingsprocedure wordt gehanteerd, maar ook kan worden gebruikt voor beperkende maatregelen door de overheid als nog geen bewijs bestaat over de omvang en het bestaan van de risico’s voor de volksgezondheid, maar de reële schade wel aannemelijk is.

 

De voorzieningenrechter knoopt in deze zaak ook aan bij een uitspraak van het Hof Arnhem-Leeuwarden van 10 juli 2023 waarin het hof heeft geoordeeld over een soortgelijk feitencomplex. Uit dit arrest volgt onder andere dat ook voor de voorzieningenrechter in kort geding ruimte bestaat om op grond van het voorzorgbeginsel het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in bepaalde omstandigheden te beperken dan wel te verbieden. Het hof heeft in die zaak echter overwogen dat de teler voldoende aannemelijk heeft gemaakt veel te doen om de gevolgen van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen te beperken. Daarnaast heeft het hof laten meewegen dat de Gezondheidsraad en het RIVM niet tot ingrijpen hebben geadviseerd. Gelet op de maatregelen – om het gebruik van de gewasbeschermingsmiddelen te beperken – en het rapport van het RIVM heeft het hof geoordeeld dat het de teler wordt toegestaan om enkel vier specifieke gewasbeschermingsmiddelen te gebruiken.

 

Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is het enkele feit dat de gewasbeschermingsmiddelen zijn toegelaten door het Ctgb en de EFSA echter onvoldoende om aan te nemen dat er geen risico’s op ontwikkelingsstoornissen en neurodegeneratieve ziektes bij omwonenden en hun kinderen bestaan. De omwonenden hebben naar een aantal onderzoeken verwezen waarin een verband wordt gelegd tussen gewasbeschermingsmiddelen en een verhoogde kans op neurodegeneratieve ziektes, zoals een onderzoek van het RIVM, de Gezondheidsraad en een door de omwonenden overlegde verklaring van een emeritus professor in Toxicologie. De rechtbank is in dat kader van oordeel dat de omwonenden de reële kans op gezondheidsschade aannemelijk hebben gemaakt.

 

De voorzieningenrechter heeft daarbij wel aangegeven dat in het geval nog wetenschappelijke onzekerheid bestaat over de schadelijke gevolgen van het gebruik van gewasmiddelen een belangenafweging dient te worden gemaakt bij het nemen van voorlopige maatregelen en die maatregelen niet verder dienen te gaan dan noodzakelijk. In deze zaak bestaat dan ook enige onzekerheid, aangezien nog niet duidelijk is welk middel, in welke hoeveelheid en onder welke omstandigheden, welk percentage risico op welke ziektes oplevert.

 

De voorzieningenrechter heeft vervolgens de belangenafweging in het voordeel van de omwonenden gemaakt. Uit het rapport van het RIVM en de Gezondheidsraad kan namelijk worden geconcludeerd dat het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen gepaard kan gaan met gezondheidsschade bij mensen, in het bijzonder neurodegeneratieve ziektes. Ook uit de verklaring van de emeritus professor blijkt dat de door de teler gebruikte ‘groene’ gewasbeschermingsmiddelen alsnog vier schadelijke stoffen bevatten die gezondheidsschade kunnen opleveren.

 

De teler heeft nog gesteld dat hij maatregelen heeft genomen, waaronder het aanhouden van een bufferstrook van 50 meter breed en het gebruik van een driftreducerende spuitinstallatie. Volgens de rechtbank moet dat als onvoldoende effectief worden aangemerkt op grond van het RIVM uitgevoerde Onderzoek Bestrijdingsmiddelen Omwonenden uit 2019.

 

De rechtbank oordeelt tot slot dat het commerciële belang van de teler dient te wijken voor de belangen van de omwonenden gelet op het door hen aannemelijk gemaakte risico op ernstige gezondheidsschade. De rechtbank wijst de gevorderde voorziening van de omwonenden daarom toe.

 

Conclusie

Het al dan niet toewijzen van een verbod op het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen is volgens de voorzieningenrechter van de rechtbank Limburg mogelijk op grond van het Europeesrechtelijke voorzorgbeginsel. Vervolgens dient door de rechter een belangenafweging te worden gemaakt tussen het belang van de omwonenden en het belang van de teler om te bepalen of het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen moet worden beperkt dan wel verboden. In deze zaak viel die belangenafweging uit in het voordeel van de omwonenden. Zij hebben de reële kans op gezondheidsschade voldoende aannemelijk gemaakt aan de hand van diverse rapporten en onderzoeken. Het commerciële belang van de teler dient in dit geval te wijken voor de belangen van de omwonenden. In het door de voorzieningenrechter aangehaalde arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 10 juli 2023 is een vergelijkbare belangenafweging gemaakt, maar is het hof tot het oordeel gekomen dat de teler nog (maar) vier gewasbeschermingsmiddelen mocht gebruiken. De teler had hier namelijk voldoende aannemelijk gemaakt veel te doen tegen de gestelde gevolgen van het gebruik van gewasbeschermingsbeginselen. Dat op grond van het voorzorgbeginsel het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen door de rechter kan worden beperkt/verboden, lijkt duidelijk te zijn. Hoe die belangenafweging vervolgens uitvalt, zal veelal afhankelijk zijn van de omstandigheden van het geval. Uit openbare bronnen lijkt overigens wel (steeds meer) te volgen dat de lelieteelt onder een maatschappelijk vergrootglas ligt.

Keywords

Aansprakelijkheidsrecht
Belangenafweging
Gewasbeschermingsmiddelen
Gezondheidsschade en reƫle schade
Voorzorgbeginsel

Auteur(s)

Juliette Deltour

Juridisch medewerker bij Van Iersel Luchtman Advocaten

LinkedIn