13 Dec 2024
blog

Is midden in de nacht te hard door rood licht rijden roekeloos?

Blog

De rechtbank Noord-Holland meent van niet en oordeelde dat Allianz de door haar aan een benadeelde uitgekeerde schade als gevolg van een verkeersongeval op grond van artikel 15 lid 1 WAM niet kon verhalen op de bestuurder van het door Allianz verzekerde voertuig. Ik zie dit wel anders en zal dat hierna toelichten.

De zaak in het kort

Op dinsdagochtend 10 september 2019 omstreeks 02.18 uur vond er op het Leidseplein te Amsterdam een verkeersongeval plaats tussen een bij Car2go gehuurd voertuig en een fietser, waarbij de fietser ernstig letsel opliep.

 

Na het ongeval is de politie een uitgebreid onderzoek gestart. De bestuurder is uiteindelijk strafrechtelijk veroordeeld tot een taakstraf van 160 uur en heeft een onvoorwaardelijke rijontzegging van een jaar gekregen wegens het veroorzaken van een verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel (artikel 6 WVW).

 

WAM-verzekeraar Allianz heeft de afwikkeling van de (letsel)schade van de fietser vervolgens ter hand genomen en de schade aan de fietser vergoed. Allianz vordert die schade in deze procedure op grond van artikel 15 lid 1 WAM terug van de bestuurder van het voertuig.

 

Oordeel rechtbank

Volgens de rechtbank bepaalt artikel 15 lid 1 WAM dat de WAM-verzekeraar haar schade in elk geval op de aansprakelijke persoon kan verhalen, indien deze tevens de verzekeringnemer van de WAM-verzekering is. Is dat laatste niet het geval, dan kan de WAM-verzekeraar zijn schade alleen verhalen als de aansprakelijke persoon (die niet de verzekeringnemer is) niet te goeder trouw mocht aannemen dat zijn aansprakelijkheid door een verzekering was gedekt.

 

De rechtbank stelt voorop dat de bestuurder, niet zijnde de verzekeringnemer, op grond van artikel 6:162 BW aansprakelijk is, omdat de strafrechtelijke veroordeling dwingend bewijs oplevert van de bewezenverklaarde feiten dat de bestuurder zeer onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam heeft gereden. Of de schade ook onder een verzekering was gedekt, hangt vervolgens af van de toepasselijke polisvoorwaarden van Allianz. In die voorwaarden is een uitsluiting opgenomen die bepaalt dat Allianz niet uitkeert (en dus haar schade kan verhalen) indien de bestuurder of verzekerde de schade met opzet heeft veroorzaakt of roekeloos is geweest.

 

Voordat beoordeeld kan worden of bij de bestuurder sprake van opzet of roekeloosheid, moet volgens de rechtbank eerst worden vastgesteld wat onder deze begrippen moet worden verstaan. In dat kader deelt de rechtbank het standpunt van Allianz dat bij de uitleg van de begrippen opzet en roekeloosheid aansluiting moet worden gezocht bij de wettelijke bepaling van artikel 7:952 BW, omdat de bewoordingen in de uitsluitingsclausule daarvan niet afwijken.

 

Volgens de rechtbank verstaat de wet onder ‘opzet’ zowel opzet als oogmerk, opzet als zekerheidsbewustzijn en voorwaardelijk opzet (zie MvA, Kamerstukken I 2004/05, 19529, B, p. 19). De wettelijke regeling van roekeloosheid ziet zowel op bewuste als onbewuste roekeloosheid. Van dat laatste is volgens de rechtbank sprake als de verzekerde zich niet bewust is geweest van de aanmerkelijke kans op schade die het gevolg van zijn handeling kan zijn, maar hij zich hier wel bewust van had behoren te zijn. Uit de wetgeschiedenis volgt dat onder deze beide vormen van ‘roekeloosheid’ moet worden verstaan ‘een in laakbaarheid aan opzet grenzende vorm van schuld’ (MvT, Kamerstukken II 1985/86, 19529, 3, p. 25).

 

Met inachtneming van bovenstaand juridisch kader stelt de rechtbank vervolgens vast dat eerst moet worden beoordeeld of sprake is van roekeloosheid als lichtere schuldvorm van opzet. In dat kader overweegt de rechtbank dat de bestuurder ernstige verkeersovertredingen heeft begaan door de maximumsnelheid te overschrijden (hij reed 61-68 km/uur waar 50 km/uur was toegestaan) én een al 32,9 seconden rood uitstralend verkeerslicht te negeren op een kruispunt in het (doorgaans ook in de nacht drukke) uitgaansgebied bij het Leidseplein in Amsterdam.

 

Toch oordeelt de rechtbank dat dit rijgedrag van de bestuurder – hoewel hij door onvoorzichtig en onoplettend te rijden een zwaar ongeval heeft veroorzaakt – niet kan worden aangemerkt als zeer gevaarlijk en roekeloos verkeersgedrag dat bijna net zo ernstig is als opzet. Daar is volgens de rechtbank meer voor nodig, zoals drank-, drugs- en/of telefoongebruik tijdens het rijden. De rechtbank weegt bovendien mee dat de bestuurder consistent heeft verklaard dat hij het rode stoplicht (simpelweg) niet heeft gezien. Die omstandigheden maken volgens de rechtbank dat van roekeloosheid aan de zijde van de bestuurder geen sprake is. Allianz kan haar schade op grond van artikel 15 lid 1 WAM dan ook niet op de bestuurder verhalen.

 

Enige opmerkingen bij het vonnis

Hoewel de rechtbank het juridisch kader juist uiteen heeft gezet, heb ik mijn twijfels over de toepassing daarvan. Het vonnis van de rechtbank roept bij mij vooral de vraag op of het rijgedrag van de bestuurder niet in elk geval onbewust roekeloos is geweest. Door midden in de nacht een van de drukste kruisingen van Amsterdam met een te hoge snelheid te passeren én het al geruime tijd op rood staande licht ter plaatse te negeren, heeft de bestuurder toch niet alleen onaanvaardbare risico’s genomen, maar heeft hij ook de aanmerkelijke kans op schade aan andere verkeersdeelnemers aanvaard, terwijl hij zich van dit risico bewust had moeten zijn. Daarvoor lijken mij aanvullende omstandigheden, zoals alcohol- en/of telefoongebruik achter het stuur, niet nodig of in elk geval geen doorslaggevende factor.

 

In het verlengde daarvan ben ik benieuwd of het oordeel van de rechtbank anders was geweest als de Wet aanscherping strafrechtelijke aansprakelijkheid ernstige verkeersdelicten en het toegevoegde artikel 5a WVW ten tijde van het ongeval al wél in werking was getreden en niet pas op 1 januari 2020, circa 3,5 maand na het ongeval. Artikel 5a WVW is bedoeld om harder op te treden tegen zeer gevaarlijk en onverantwoord rijgedrag, ook in situaties waarin – door toeval of grote oplettendheid van andere weggebruikers – geen (zeer ernstige) gevolgen intreden. Het verbiedt eenieder ‘opzettelijk zich zodanig in het verkeer te gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate worden geschonden, indien daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is’. Artikel 5a WVW somt een aantal van die verkeersovertredingen op waarbij dat het geval zou kunnen zijn, zoals bijvoorbeeld door rood licht rijden. Aangezien schending van dit artikel bij dood of zwaar lichamelijk letsel door schuld (artikel 6 jo. 175 WVW) roekeloosheid oplevert, sluit ik niet uit dat Allianz – als deze wet al in werking was geweest – zich wél op de bestuurder had kunnen verhalen. Zeker nu de rechtbank zelf expliciet naar deze wet verwijst.

Keywords

Aansprakelijkheidsrecht
Artikel 15 WAM
Roekeloosheid
Verkeersongeval

Auteur(s)

Pepijn van Campen

Advocaat Aansprakelijkheid & Verzekering bij Dirkzwager

LinkedIn