11 Feb 2025
blog

Verzwijging van strafrechtelijk verleden

Blog

Verzekeraars vragen bij het aangaan van een verzekeraar vrijwel standaard naar het strafrechtelijke verleden van de verzekeringnemer. Informatie die een verzekeringnemer meestal niet graag deelt met derden, maar die voor verzekeraars van groot belang is voor de inschatting van hun risico. Uit een recent arrest van de Hoge Raad volgt dat dit geen abstracte toets is. Van belang is hoe de verzekeringnemer de vragen van de verzekeraar naar het strafrechtelijk verleden had moeten begrijpen uitgaande van zijn eigen situatie.

Om de belangen van beide partijen te waarborgen staat in artikel 7:928 lid 5 BW dat de verzekeringnemer slechts verplicht is zodanige feiten mee te delen, voor zover zij (a) zijn voorgevallen binnen de acht jaren die aan het sluiten van de verzekering vooraf zijn gegaan en (b) de verzekeraar omtrent dat verleden uitdrukkelijk een vraag heeft gesteld in niet voor misverstand vatbare termen.

 

Een algemene vraag naar het strafrechtelijk verleden van een verzekeringnemer is volgens de wetgever niet voldoende duidelijk. Een strafrechtelijk verleden is namelijk niet beperkt tot veroordelingen. Ook het opleggen van een maatregel, zoals ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van een motorrijtuig en een sepot vallen daaronder. Of eventuele andere feiten of omstandigheden daartoe behoren, zoals een aanhouding door de politie wegens verdenking van een strafbaar feit of een vrijspraak of een ontslag van rechtsvervolging, zal ook voor veel verzekeringnemers onduidelijk zijn, aldus de wetgever. De verzekeraar moet in exacte bewoording aangeven welke feiten en omstandigheden omtrent dit verleden voor hem van belang zijn, en alleen met betrekking tot die feiten behoeft de verzekeringnemer mededelingen te doen.

 

Omdat het gebruik van ‘niet voor misverstand vatbare termen’ toch tot misverstanden blijken te kunnen leiden, heeft de Hoge Raad verduidelijkt dat het bij de beoordeling of een vraag naar het strafrechtelijk verleden is gesteld ‘in niet voor misverstand vatbare termen’, erop aankomt of voor de verzekeringnemer niet voor redelijke twijfel vatbaar was dat de verzekeraar een bepaald feit wenste te vernemen. Het gaat er dus specifiek om hoe de betreffende verzekeringnemer de vraag had moeten begrijpen afgaande op zijn kennis en ervaring.

 

De verzekeraar had in deze casus op het aanvraagformulier gevraagd: ‘Is er sprake geweest van aanraking met politie/justitie ter zake van (verdenking van) het plegen van een misdrijf’ en hierbij vermeld dat de vraag betrekking had op de laatste acht jaar en zag op zowel de verzekeringnemer als op de medeverzekerden en hun statutair bestuurders.

 

Hoewel het hof oordeelde dat sprake was van een ruime en algemeen geformuleerde vraagstelling die bij verzekeringnemers onder omstandigheden kan leiden tot misverstanden omdat het bijvoorbeeld niet voor iedereen duidelijk zal zijn wat het verschil is tussen een overtreding en een misdrijf, kreeg de verzekeringnemer in deze casus toch ongelijk. Het hof en de Hoge Raad oordeelden dat er voor hem – gelet op zijn specifieke kennis en ervaring – geen twijfel over kon bestaan dat hij moest begrijpen dat hij de vraag niet ontkennend kon beantwoorden. Er was kort voor de aanvraag namelijk een doorzoeking en verhoor door de FIOD geweest en de bestuurder van verzekeringnemer had jaren eerder al eens vastgezeten voor belastingfraude. Volgens het hof wist de bestuurder door deze eerdere vervolging dat fiscale fraude een misdrijf is waarvoor men strafrechtelijk veroordeeld kan worden, en dat onder ‘politie/justitie’ ook de FIOD valt. De Hoge Raad vond dit niet onbegrijpelijk.

Keywords

Aanvraagformulier
Mededelingsplicht
Strafrechtelijk verleden
Verzwijging

Auteur(s)

Suzanne Bordewijk

Partner bij WIJ advocaten B.V.

LinkedIn