25 Apr 2025
blog

Verzekeringsdekking en beroepsaansprakelijkheid assurantietussenpersoon: wie draait op voor de brandschade?

Blog

In de nacht van 10 op 11 oktober 2019 raakte een pand beschadigd door brand. De VvE en de nieuwe eigenaren startten daarop procedures tegen de verzekeraar over de dekking en tegen de assurantietussenpersoon en notaris wegens schending van hun zorgplicht vanwege het mogelijk ontbreken van die dekking. Nadat in eerste aanleg werd geoordeeld dat er dekking was én tegelijk beide beroepsbeoefenaren een verwijt viel te maken, diende het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden zich in hoger beroep uit te laten over de vraag op wiens bord de schade uiteindelijk terecht diende te komen. Dat leidt tot een lezenswaardig arrest (ECLI:NL:GHARL:2025:862).

De feiten

Het pand in kwestie werd in 1997 gesplitst in twee appartementsrechten: een beneden- en een bovendeel. Beide delen wisselden in de jaren voorafgaand aan de brand van eigenaar. Het bovendeel werd in 2015 verkocht, terwijl het benedendeel op 12 juni 2019 werd verkocht en op 23 augustus 2019 werd geleverd.

 

Voor het hele pand was sinds 1990, nog vóór de splitsing, een particuliere opstalverzekering afgesloten via een assurantietussenpersoon. Deze werd jaarlijks verlengd. Op het polisblad van 2018 stonden zowel het boven- als het benedendeel afzonderlijk als risico-adres vermeld, werd de verkoopster van het benedendeel als verzekeringnemer genoemd en stonden de voormalige eigenaren van het bovendeel als verzekerden vermeld. In de polisvoorwaarden stond verder opgenomen dat bij verkoop of eigendomsoverdracht de dekking nog 30 dagen van kracht blijft ten behoeve van de nieuwe eigenaar en daarna alleen wordt voorgezet wanneer deze met de verzekeraar overeenkomt de verzekering op zijn naam voort te zetten.

 

Na de brand is door de VvE en de nieuwe eigenaren van het pand (hierna: ‘VvE c.s.’) aanspraak gemaakt op dekking. De verzekeraar wees dekking af, omdat de nieuwe eigenaren niet binnen de in de polisvoorwaarden bepaalde termijn met de verzekeraar waren overeengekomen dat de verzekering op hun eigen naam of op naam van de VvE zou worden voortgezet.

 

Hierop startte de VvE c.s. een procedure tegen de verzekeraar, met als doel een verklaring voor recht dat er dekking moest worden verleend. Ook de assurantietussenpersoon en de bij het sluiten van de koopovereenkomst en de levering betrokken notaris werden aangesproken, voorwaardelijk voor het geval de vordering jegens de verzekeraar niet toewijsbaar was en onvoorwaardelijk voor de schade (zijnde advocaat- en expertisekosten) in verband met de procedure tegen de verzekeraar. En, met succes: de rechtbank oordeelde dat de verzekeraar dekking moest bieden, en dat zowel de assurantietussenpersoon als de notaris een beroepsfout hadden gemaakt ter zake van het ontbreken van dekking. Wel beperkte de rechtbank de vergoedingsplicht van de beroepsbeoefenaren tot 65 procent, vanwege eigen schuld aan de zijde van de eigenaren.

 

Tegen deze beslissingen kwamen zowel de verzekeraar, de assurantietussenpersoon als de VvE c.s. (ten aanzien van het eigen schuld percentage) in hoger beroep. In het daaruit volgende arrest komen veel onderwerpen aanbod. Ik licht er daarvan twee uit: (i) het oordeel van het hof dat de verzekeraar geen dekking hoeft te verlenen, en (ii) de beslissing van het hof dat er geen sprake is van eigen schuld.

 

Geen dekking

VvE c.s. hadden in eerste aanleg primair aangevoerd dat de verzekering was voortgezet en subsidiair dat het weigeren van dekking op grond van de polisvoorwaarden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar was. In dat kader voerden zij aan dat het pand op het tijdstip van de brand al lange tijd verzekerd was, daarvoor jarenlang premie was betaald, die bovendien tot ver na de brand was vooruitbetaald, dat de verkoop van het benedendeel geen verzwaring van het risico opleverde en dat voor hen een ernstig financieel nadeel zou ontstaan als zij geen verzekeringsuitkering zouden ontvangen.

 

Met de rechtbank is het hof het eens dat het primaire standpunt niet slaagt, omdat de opstalverzekering niet binnen dertig dagen na de overdracht van het benedendeel op naam van de nieuwe eigenaren of de VvE is gezet. Anders dan de rechtbank, oordeelt het hof echter dat het weigeren van dekking niet naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Uit het arrest maak ik op dat het hof de door de VvE c.s. aangevoerde argumenten zonder verdere onderbouwing naast zich neerlegt en mee gaat in het betoog van de verzekeraar. Namelijk dat (i) de verzekeraar nooit met een voor haar onbekende VvE de particuliere woonhuisverzekering zou hebben voortgezet, ook omdat de VvE een zakelijke verzekeringnemer is waarvoor andere risico’s en voorwaarden gelden, en (ii) er geen sprake is van uitzonderlijk financieel nadeel voor de VvE c.s. omdat zij de schade deels kan verhalen op de notaris en, zoals ook later uit het arrest zal blijken, volledig op de assurantietussenpersoon.

 

Mijns inziens is dit oordeel verdedigbaar. Het staat een verzekeraar immers vrij om zich te beroepen op een clausule zoals in het geding is (Hoge Raad 7 juni 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ3670, r.o. 3.2.2.) en van een verzekeraar kan ook niet gevergd worden dat hij de verzekering afsluit met iedere willekeurige verzekerde en een beroep op, op zich duidelijke verzekeringsvoorwaarden met betrekking tot de vraag wat en wie er verzekerd wordt, zal niet snel opzij worden gezet door de redelijkheid en billijkheid. Tegelijkertijd is het jammer dat het hof niet uitgebreider ingaat bij de door de VvE c.s. aangedragen argumenten en toelicht waarom deze niet overtuigen.

 

Aansprakelijkheid assurantietussenpersoon en eigen schuld

Het hof beoordeelt vervolgens of de assurantietussenpersoon haar zorgplicht had geschonden en of er sprake was van eigen schuld van VvE c.s.

 

Net als de rechtbank oordeelt het hof dat de assurantietussenpersoon haar (buitencontractuele) zorgplicht had geschonden. Dit oordeel is niet verrassend, gezien de proactieve houding die van een assurantietussenpersoon mag worden verwacht. De assurantietussenpersoon wist van de aanstaande overdracht en had na de levering herhaaldelijk contact met zowel de nieuwe eigenaren als het notariskantoor over de verzekering. Toch werd onvoldoende ondernomen om (voorlopige) dekking te verkrijgen.

 

Anders dan de rechtbank, oordeelt het hof vervolgens dat er geen sprake is van eigen schuld aan de zijde van VvE c.s. Ook dat oordeel kan ik volgen. De assurantietussenpersoon dient immers bij uitstek te waken voor een situatie waarin dekking ontbreekt en van haar mag in dat kader een actieve houding verwacht worden. Als blijkt dat van een actieve houding desondanks geen sprake is geweest, is vervolgens de vraag of ook de klant zelf eigen schuld treft met betrekking tot de ontstane situatie. Uit de (lagere) rechtspraak volgt dat dit iedere keer weer afhangt van de specifieke omstandigheden van het geval. De ene keer leidt die afweging wel tot een percentage eigen schuld, de andere keer weer niet. In dit geval dus niet.

 

Slot

Al met al een boeiend arrest, waarin interessante aspecten rondom verzekeringsdekking en beroepsaansprakelijkheid aan bod komen.

Keywords

Aansprakelijkheidsrecht
Eigen schuld
Verzekeringsdekking
Zorgplicht assurantietussenpersoon

Auteur(s)

Huug Hieltjes

Advocaat aansprakelijkheids- en verzekeringsrecht bij Kennedy Van der Laan

LinkedIn