
Rechtbank Den Haag: BBr geldt niet meer voor regres op bedrijven. Breaking news of juridische misslag?
Blog
De rechtbank Den Haag oordeelde op 28 mei 2025 dat de Bedrijfsregeling Brandregres 2014 (BBr 2014) niet geldt voor regres op zakelijke partijen. Regresclaims op die partijen zijn volgens deze rechtbank dus onbeperkt mogelijk, ongeacht of de aansprakelijkheid verband houdt met onzorgvuldig handelen of nalaten. In dit blog gaan wij in op (onder meer) de geschiedenis van de BBr en leggen wij uit waarom dit niet klopt.
De Bedrijfsregeling Brandregres (BBr) vormt in de praktijk een belangrijke beperking in de regresmogelijkheden van brandverzekeraars. (Zie voor meer achtergrondinformatie over de BBr hoofdstuk 2 van dit eerdere artikel.) Toch zijn rechterlijke uitspraken over de BBr schaars. Alleen al daarom zijn ze vaak het bestuderen waard. Zeker omdat de bedoeling en achtergrond van de regeling niet altijd even toegankelijk zijn.
Vorige week werd er weer een uitspraak gepubliceerd waarin de BBr centraal stond. De rechtbank Den Haag boog zich over de BBr in een zaak waarin Bovemij regres zocht op BMW. De aanleiding: een brand die was ontstaan in het accupakket van een BMW i3.
Bovemij, lid van het Verbond van Verzekeraars, had de brandschade vergoed. BMW verweerde zich met een beroep op de BBr. Begrijpelijk, want als die regeling van toepassing is, kan alleen regres worden genomen als de aansprakelijkheid verband houdt met onzorgvuldig handelen of nalaten. Volgens BMW was daarvan geen sprake.
Bovemij had aangevoerd dat de verzekering waaronder zij had uitgekeerd geen brandverzekering is in de zin van de BBr. Als dat zo is, dan geldt de regeling niet en zijn er geen regresbeperkingen. Maar de rechtbank komt aan dat punt niet toe. Verrassend genoeg wijst zij het beroep op de BBr om een heel andere reden van de hand.
De rechtbank leest in de inleiding van de BBr 2014 dat deze regeling – anders dan haar voorganger uit 2000 – alléén nog geldt voor particulieren en daaraan gelijkgestelden, zoals zakelijke huurders. Zakelijke partijen vallen daarbuiten. BMW is een zakelijke partij, en geen huurder of een andere gelijkgestelde partij. En dus, zo oordeelt de rechtbank, is de BBr hier niet van toepassing. Dat betekent dat er geen regresbeperkingen gelden.
Dat staat haaks op hoe de BBr 2014 in de praktijk wordt toegepast. En wie de BBr 2014 erbij pakt – de versie met de lucifer op de voorpagina – en de redenering van de rechtbank probeert te volgen, komt van een koude kermis thuis. Want nergens is te lezen dat regres op zakelijke partijen weer onbeperkt mogelijk zou zijn. Hoe komt de rechtbank dan toch tot dit oordeel?
Voor het antwoord moeten we terug naar 2013. De BBr 2014 ‘met de lucifer’ is namelijk de geldende versie en wijkt fundamenteel af van een eerdere versie. Die eerdere versie (eveneens geëtiketteerd als ‘Bedrijfsregeling Brandregres 2014’), met net als de BBr 2000 een kind met een paraplu op de voorpagina, bevatte in de inleiding de volgende passage:
“Binnen [het Verbond van Verzekeraars] worden de voor- en nadelen van het afzien van het recht van verhaal periodiek besproken. In 2012 heeft dit geresulteerd in het voorstel om de huidige regeling (BBr 2000) voor particulieren te handhaven en per 1 januari 2014 voor de niet-particulieren (de zakelijke markt) niet langer van toepassing te verklaren. Dit voorstel is (…) aangenomen.”
En op pagina 5 van de toelichting was te lezen:
“De belangrijkste verandering is dat de regeling vanaf 2014 alleen nog geldt voor particulieren. De uitzondering hierop is de niet-particuliere huurder.”
Dat leidde destijds tot de nodige ophef. Als die tekst namelijk letterlijk werd gevolgd, betekende dat het einde van een wezenlijke beperking van de mogelijkheden van regres op zakelijke partijen. Onze (deels voormalige) kantoorgenoten schreven er destijds een artikel over, waarin zij uitlegden dat op basis van die eerste versie van de BBr 2014 regres op zakelijke partijen weer volledig openlag: het vereiste dat de aansprakelijkheid verband moet houden met onzorgvuldig handelen of nalaten, gold niet langer. Dat was nogal een ingrijpende wijziging.
Maar die wijziging was nooit zo bedoeld. En omdat die bedoeling niet duidelijk in de tekst naar voren kwam – en dat is van belang omdat de BBr (conform de heersende leer) objectief moet worden uitgelegd – verscheen een circulaire van het Verbond van Verzekeraars (MSS-2013-19). Daarin staat klip-en-klaar vermeld dat “gelijk aan de oude regeling (…) alleen op niet-particulieren [kan] worden verhaald als aan het criterium van ‘onzorgvuldig handelen’ is voldaan”.
Om de ontstane verwarring voorgoed de kop in te drukken, werd een herziene versie gepubliceerd van de BBr 2014: de bekende versie met de lucifer op de cover. De gewraakte passage, inhoudende dat de BBr 2014 niet langer van toepassing was voor regresclaims op zakelijke partijen, was geschrapt. Bovendien was een artikel (2) toegevoegd dat in de eerste versie ontbrak:
“Brandverzekeraars zullen hun recht van verhaal jegens niet-particulieren alleen uitoefenen indien de aansprakelijkheid verband houdt met onzorgvuldig handelen of nalaten.”
Daarmee was de kous af: deze beperking voor regres op zakelijke partijen bleef van kracht. Er vond wel enige aanpassing plaats ten opzichte van de BBr 2000. Zo gold onder de BBr 2000 voor de zakelijke markt (naast een ondergrens) een bovengrens van € 500.000 per aansprakelijke partij. Die limieten werden met de BBr 2014 geschrapt ter bevordering van brandpreventief handelen.
Tot de uitspraak van de rechtbank Den Haag op 28 mei jl. bestond er in de praktijk geen onduidelijkheid over de aard en omvang van de regresbeperking voor zakelijke partijen. In de uitspraak lijkt die eerste – inmiddels dus allang vervallen – versie van de BBr 2014 echter weer op te duiken. Het lijkt erop dat de rechtbank haar oordeel heeft gebaseerd op die oude versie, en niet op de latere versie die nu geldt. Opmerkelijk genoeg verwijst de rechtbank dan weer wel naar artikel 7.2 (met de definitie van ‘brandverzekering’), terwijl dat artikel alléén bestaat in de nieuwe (juiste) versie van de BBr 2014.
Waar de rechtbank concludeert dat de regresbeperking op zakelijke partijen is afgeschaft, lijkt zij haar oordeel dus te baseren op de eerdere versie. In de juiste versie van de BBr 2014 is namelijk (in het hierboven aangehaalde artikel 2) duidelijk bepaald dat de beperkingen wél gelden voor regres op zakelijke partijen, uiteraard mits aan de overige toepassingsvoorwaarden is voldaan. Het oordeel van de rechtbank is dus niet juist.
Had de rechtbank de juiste versie toegepast, dan had zij moeten toetsen of de aansprakelijkheid van BMW verband hield met onzorgvuldig handelen of nalaten. Dat zou overigens aan de einduitkomst weinig hebben veranderd, gezien de constatering van de rechtbank dat een auto gebrekkig is als het accupakket spontaan in brand vliegt, zodat dus sprake is van (onder meer) een onrechtmatige daad.
Zo blijkt onbekendheid met de achtergrond van de BBr het recept voor een onjuiste uitspraak. Hopelijk is dat smeulende vuurtje met deze bijdrage voorgoed gedoofd.
Keywords
Auteur(s)

Advocaat bij VanNiekerkCieremans te Rotterdam, tevens redacteur van VAST
_w500.png)
