
Het algemeen belang in het massaclaimsysteem
De politiek wil meer grip op massaclaims vanwege hun vaak aanzienlijke maatschappelijke impact. Hoewel de aandacht zich richt op ideële claims, raken ook andere massaclaims het algemeen belang. Dit artikel onderzoekt, in het kader van de evaluatie van de Wet afwikkeling massaschade in collectieve actie (WAMCA), hoe dat belang kan worden verankerd in het afwikkelingssysteem. De focus ligt op het vinden van een balans tussen effectieve en efficiënte geschilbeslechting en bescherming van publieke belangen. De analyse is gebaseerd op literatuur- en documentenonderzoek, aangevuld met inzichten uit het privaatrecht, financieel recht, ondernemingsrecht en rechtssociologie.
Het vinden van een balans tussen effectieve geschilbeslechting en bescherming van publieke belangen
1. Inleiding
1.1 De maatschappelijke impact van massaclaims
Massaclaims,1 zowel de meer gewone varianten als de ideële versies,2 hebben door hun vormgeving (door de grootte van de groep gedupeerden, de hoogte van het geclaimde bedrag en/of invloed op overheidsbeleid) vaak maatschappelijke impact. Deze maatschappelijke impact kan worden omschreven als maatschappelijke, sociale of politieke verandering.3 Die verandering wordt vaak getriggerd door elementen of effecten van massaclaims zoals imagoschade of autoriteitsverlies bij de betrokken organisaties en/of hun bestuurders,4 inclusief instabiliteits- en faillissementsrisico’s.5 Deze gevolgen hebben uiteindelijk maatschappelijke impact omdat bijvoorbeeld autoriteitsverlies door aansprakelijkheidsrisico’s en/of imagoschade de effectiviteit van een autoriteit zoals een toezichthouder, gemeente of bedrijf vermindert. Dit alles kan grootschalige veranderingen in een organisatie teweegbrengen zoals op het gebied van cultuur, strategie of verlies van banen,6 maar ook in positieve zin een versnelling van een noodzakelijke aanpassing van de bedrijfsvoering richting meer duurzaam handelen.7
Door de aanwezigheid van maatschappelijke impact bij een massaclaim kan er in bepaalde gevallen ook gesproken worden van de aanwezigheid van een algemeen belang bij de afwikkeling van massaclaims. Het begrip algemeen belang wordt door Timmermans omschreven als feiten of omstandigheden die geacht worden tot het belang van eenieder te strekken,8 of in ieder geval breder zijn dan de belangen van de betrokken procespartijen in de procedure van afwikkeling van een massaclaim.9
Bij de nadere invulling van het begrip ‘algemeen belang’ kan gedacht worden aan economische belangen zoals werkgelegenheid, belangen van de streek of het land, maatschappelijke welvaart, toegang tot energiebronnen, het onderwijs, maar ook aan sociale belangen als de volkshuisvesting, de gewenste sociale of maatschappelijke ontwikkeling, het milieu, of aan nationale veiligheidsbelangen als het behoud van nationale identiteit, openbare orde en (nationale) veiligheid, et cetera aldus Timmermans. De aanwezigheid van het algemeen belang en de maatschappelijke impact van een massaclaim worden erkend door de politiek,10 maar vaak gemist in het eindresultaat van een massaclaim.11 Met het eindresultaat wordt bedoeld een onderhandse schikking12 of gerechtelijke uitspraak in de vorm van een gebod, verbod, productaanpassing, schikking of schadetoekenning13 in een massaclaimprocedure ex artikel 3:305a BW of ander toegepast mechanisme.14
1.2 Het spanningsveld tussen privaatrechtelijke afwikkeling en de verankering van publieke belangen
Het is logisch dat in het eindresultaat van een massaclaim het algemeen belang niet zondermeer wordt verdisconteerd. Dit komt doordat de afwikkeling van een massaclaim via het privaatrecht is geregeld en niet via het publiekrecht. Het is aan de rechter om in dit systeem een passende belangenafweging te maken. Maar deze mag in een privaatrechtelijke procedure niet zomaar ambtshalve het algemeen belang meewegen in zijn eindoordeel.15 Privaatrecht betekent verder dat er twee of meer partijen tegenover elkaar staan zonder ongevraagde tussenkomst van een derde, zoals een toezichthouder,16 die in beginsel geen onderdeel uitmaakt van het geschil. De keuze om massaclaims via het privaatrecht af te wikkelen is door de wetgever gemaakt, omdat via het privaatrecht bepaalde noodzakelijke onderdelen van een massaclaim het beste kunnen worden behandeld zoals eventuele aansprakelijkheden in combinatie met de invulling van open normen: maatschappelijke zorgvuldigheid en zorgplichten. Verder kan op deze wijze er een gezonde afstand worden bewaard tot de overheid, omdat deze ook als gedaagde op het toneel soms moet verschijnen.17
De overheid als gedaagde komt aan de orde wanneer de politiek te laat of onvoldoende goed knopen doorhakt op voor grote groepen prangende kwesties of, in wetenschappelijke termen, wicked problems18 waar juridisch gezien een grondslag voor is om actie op te ondernemen.
Een voorbeeld hiervan is de Urgenda-zaak waarbij een ideële groepsactie werd gewonnen tegen de Staat. Door deze rechterlijke uitspraak werd de overheid gedwongen om uitstoot van broeikasgassen terug te dringen.19 Een ander voorbeeld betreft de zaak van omwonenden tegen Schiphol en de Staat waarbij werd geoordeeld dat de overheid jarenlang heeft verzuimd omwonenden van Schiphol te beschermen tegen lawaai.20 En de zaak van gepensioneerden tegen de Staat waarbij deze groep vond dat de Nederlandse Pensioenwet in strijd is met Europese pensioennormen.21
Maar ook massaclaims waar de overheid niet als gedaagde optreedt kunnen het algemeen belang raken. Voorbeelden genoeg zoals de Woekerpolisaffaire waarbij gezonde polishouders (polishouders zonder beleggingspolis) dienden te gaan betalen voor ongezonde polishouders (polishouders met een beleggingspolis) of waarbij zelfs de belastingbetaler diende mee te betalen aan een oplossing voor een massaclaimgeschil.22 Of de collectieve actie die is gestart door Stichting Droogteschade Waterwinning tegen waterleidingbedrijven (de Stichting). Jaarlijks wordt 1 miljard m3 grondwater gewonnen voor watergebruik door huishoudens en bedrijven. In de waterwingebieden zorgt dit voor verlaging van grondwaterstanden en veroorzaakt extra droogteschade aan landbouwgewassen. Deze schade komt dus bovenop de schade door klimaatdroogte. Op grond van afdeling 15.1 van de Omgevingswet bestaat er een mogelijkheid voor agrariërs en andere belanghebbenden om een vergoeding te verkrijgen voor de geleden schade. Voor een deel gebeurt dit al maar voor een groot deel nog niet volgens de Stichting.23 Daarom komt de Stichting op voor agrariërs die hierdoor schade hebben geleden. Maar wat is de maatschappelijke impact straks van een eventuele uitspraak in deze casus? Is hier niet ook sprake van een algemeen belang in plaats van slechts een belang tussen twee private24 procespartijen? Want de compensatie dient te komen vanuit publieke middelen die vervolgens niet voor andere doeleinden kunnen worden gebruikt, maar wel door alle belastingbetalers in Nederland wordt betaald. En wat nu wanneer ook anderen, niet agrariërs, massaal schade oplopen door de droogte? Bijvoorbeeld omdat er hogere kosten moeten worden gemaakt door de drinkwaterbedrijven vanwege hogere concentraties giftige stoffen om schoon drinkwater te kunnen garanderen? Of omdat door inklinking van grond door droogte huizen verzakken? Is het dan maatschappelijk gezien wenselijk om in collectieve vorm op grond van de Omgevingswet en de massaclaimwet- en regelgeving ook door deze groep schade te laten vorderen? Of dient de politiek voor de droogteproblematiek in zijn geheel een oplossing te vinden om juridisering van dit probleem te voorkomen?25
1.3 De zoektocht naar mogelijkheden van invloed door de politiek
Het is gezien bovenstaande voorbeelden logisch dat de politiek zoekt naar een mogelijkheid om invloed uit te kunnen oefenen op het afwikkelingsproces en de inhoud van het eindresultaat van massaclaims.26 Specifiek bij de afwikkeling van ideële massaclaims, omdat het algemeen belang daarin heel duidelijk naar voren komt. Ideële massaclaims beogen direct aanpassingen in beleid of doelstellingen van met name vaak de overheid.27 Een ideële actie is niet gericht op schadevergoeding, maar heeft een immaterieel doel zoals een feitelijke gedragsverandering, of de bescherming van grond- en mensenrechten.28 Dan komt zo’n massaclaim wel heel dicht op de stoel van de politiek terecht.
De politiek is daarom alerter geworden op de effecten en de inhoud van de huidige massaclaimafwikkelingsprocedure. Deze procedure is verankerd in de WAMCA29 en wordt dit jaar geëvalueerd.30 Het doel van de totale evaluatie is te onderzoeken of de door de WAMCA beoogde doelen, waarover in paragraaf 2 van dit artikel meer, in de praktijk zijn bereikt en of de ervaringen met de wet in de praktijk aanleiding geven tot wijziging daarvan. Het onderzoek moet daarmee tevens uitwijzen wat de gevolgen van de wet zijn geweest op de toegang tot het recht.31 Het onderzoek bestaat uit twee delen: het eerste deel betreft een rechtsvergelijking. Het tweede deel betreft de evaluatie.32
De politiek heeft nog geprobeerd om de evaluatie te versnellen omdat een meerderheid in de Tweede Kamer (Kamer) zich zorgen maakt over de effecten van de ideële groepsacties. Onder leiding van SGP-Kamerlid Stoffer is een motie opgesteld en door de Kamer aangenomen.33 Hierin wordt gesteld dat belangenorganisaties34 met een ideëel doel op grond van artikel 3:305a Burgerlijk Wetboek (BW) grote maatschappelijke impact kunnen veroorzaken, maar daarvoor veelal voldoende representativiteit missen. De Kamer wenst daarom een verkenning naar de vraag in hoeverre aan belangenorganisaties met een ideëel doel op grond van artikel 3:305a BW nadere vereisten met het oog op de representativiteit gesteld moeten worden.35 In de betreffende motie wordt de regering verzocht de motie Stoffer c.s. te versnellen. De minister heeft in een reactie op deze motie aangegeven dat deze verkenning meegenomen zal worden in het onderzoek36 voor de evaluatie van de WAMCA in 2025.37
De huidige governancevereisten zijn ooit bedoeld om de kwaliteit en professionaliteit van bestuurders en leden van de Raden van Toezicht van belangenorganisaties te waarborgen, opdat er niet onnodig geld en tijd zou worden verspild door de rechterlijke macht en defendants aan ondeugdelijke claims en/of onprofessionele praktijken.38 De governancevereisten dienen in de ontvankelijkheidsfase door de rechter te worden getoetst en kosten bestuursleden en hun advocaten voor die toetsing veel tijd en geld. Dat geld krijgen de bestuursleden en hun advocaten vaak niet (volledig) vergoed door de gecontracteerde third party funder. De vereisten zorgen dus al voor een bepaalde drempel om een collectieve actie te starten. Het is daarom ook weer logisch dat op het verder aanscherpen van de representativiteitsvereisten door vele deskundigen bezwaren worden geuit. Deze kunnen worden onderverdeeld in de hierna behandelde drie categorieën.
De eerste categorie betreft bezwaren die gaan over de aantasting van de doelstellingen van het collectieve actierecht in Nederland. Deze doelstellingen kunnen worden omschreven als het waarborgen van de toegang tot het recht voor iedereen:39 een belangrijk mensenrecht.40 Groepsvorderingen dragen bij aan het verlagen van de drempel voor de toegang tot het recht voor individuen, vaak gedupeerden.41 Aan de andere kant draagt de mogelijkheid van collectieve afwikkeling van massaclaims bij aan een door de gedaagden (potentiële schadeveroorzakers) gewenste professionele, effectieve en efficiënte afwikkeling van dit soort claims. Er is door de wetgever altijd een balans gezocht tussen de zogenaamde claimants en defendants in het afwikkelingssysteem van massaclaims.42 Het verzwaren van governancevereisten, waartoe de representativiteit behoort, zorgt voor hogere kosten voor ideële belangenorganisaties die zij lastig kunnen dragen gezien het feit dat hun financieringsmodel niet ziet op het vorderen van schadevergoeding waarmee ze third party funders, die de proceskosten voorschieten, kunnen betalen. Het gewenste level playing field tussen claimants en defendants in massaclaimzaken voor een gelijke toegang tot het recht wordt hierdoor niet behaald. In de praktijk zou je daarmee ideële acties onmogelijk maken of over moeten laten aan liefdadigheidsfondsen en mensen die in hun vrije tijd het durven op te nemen tegen een leger van goed geëquipeerde advocaten. Plus de kosten kunnen betalen van de verplichte procesvertegenwoordiging.43 Het is dan waarschijnlijk erg lastig om aan de governancevereisten,44 die zien op de borging van professionaliteit en daarmee kwaliteit in het proces, van belangenorganisaties ex artikel 3:305a BW te voldoen.
De tweede categorie van bezwaren gaat over de aantasting van de rechtstaat wanneer belangenorganisaties45 en dan specifiek ideële belangenorganisaties extra governancevereisten krijgen opgelegd om in rechte op te kunnen treden. Met name ideële belangenorganisaties beogen vaak aanpassingen in wet- en regelgeving en/of in uitvoerend overheidsbeleid. Wanneer daar juridische grondslagen voor zijn is het hun goed recht om aanpassingen te vragen aan de rechter wanneer de overheid deze bewust of onbewust niet doorvoert.46 Ook lacunes in wet- en regelgeving kunnen door deze organisaties worden aangegeven en door de rechter worden getoetst. Op deze wijze vervullen deze organisaties juist een zeer belangrijke toetsingsrol voor overheidshandelen naast de Tweede en Eerste Kamer. Deze laatste twee kunnen daarom erop gerust zijn dat ze fouten mogen maken, omdat die uiteindelijk rechtgezet kunnen worden zonder dat deze tot grootscheepse schade (blijven) leiden of zelfs tot tirannie. Want het gemis aan een kwalitatief stevige en professionele toetsing van wet- en regelgeving door een rechter en de acceptatie van de uitkomst daarvan door een samenleving kan uiteindelijk leiden tot tirannie.47
De derde categorie van bezwaren gaat over de algemene rechtsbeginselen rechtszekerheid, rechtsgelijkheid en de toepassing van een representativiteitsvereiste voor ideële belangenorganisaties in de praktijk. Volgens meerdere wetenschappers leidt de invoering van een representativiteitsvereiste voor ideële belangenorganisaties tot meer rechtsonzekerheid en zelfs willekeur, omdat het vereiste onvoldoende helder omlijnd en uitgekristalliseerd is.48 Dat kan ook niet omdat ideële belangenorganisaties opkomen voor een algemeen belang dat de voorkeuren van grote, diffuse groepen mensen in de samenleving of zelfs iedereen raakt. Zo’n doel is te vaag, maar volgens het Aarhus Verdrag ex artikel 9 lid 2 dient hier wel in groepsverband voor opgekomen te kunnen worden zonder te veel hobbels als overheid op te werpen.
Door de hierboven genoemde praktische bezwaren, heeft de wetgever in 1994 ook weloverwogen gekozen om de representativiteitseis niet in de wet te verankeren.49
Tenslotte komt ook uit het rechtsvergelijkingsonderzoek over de toepassing van het representativiteitsvereiste door andere landen naar voren dat in Nederland de WAMCA weinig aanknopingspunten biedt voor de uitwerking van het representativiteitsvereiste. Dit leidt tot rechtsonduidelijkheid. Volgens de onderzoekers van het rechtsvergelijkingsonderzoek dient gekeken te worden naar de uitwerking van de rechter van het representativiteitsvereiste in de betreffende jurisprudentie.50
Maar hoe kan de politiek dan wel meer grip krijgen op het proces en zelfs het eindresultaat van een massaclaim? Want uiteindelijk is dat wat de politiek op dit moment graag lijkt te wensen:
‘Klimaatbeleid is een zaak van de politiek, en niet van de rechter. Ik ben daarom blij dat de Tweede Kamer de SGP-motie steunt om een betere toets te hebben op allerlei actiegroepen die met juridische middelen politiek beleid blokkeren. Het primaat van de politiek moet terug.’51
1.4 Hoofd- en deelvragen
Nu het aanscherpen van de representativiteitsvereisten, en daarmee specifiek de governancevereisten voor ideële massaclaims niet zo’n goed middel lijkt om meer grip te krijgen op de maatschappelijke impact van deze claims door de politiek, dienen andere mogelijkheden te worden onderzocht. Daarbij is het goed om te kijken naar het massaclaimsysteem52 in het totaal. Dat systeem loopt via het privaatrecht waardoor een expliciete verankering van het algemeen belang ontbreekt.
Er moet mijns inziens worden gezocht naar een optie waarbij de verankering van het algemeen belang niet te zeer de doelstelling van massaclaimafwikkeling in Nederland zal aantasten, omdat massaclaimafwikkeling een belangrijk mensenrecht waarborgt. Namelijk dat van de toegang tot het recht voor iedereen.53 Daarom zal ik in deze bijdrage de volgende hoofdvraag beantwoorden:
‘Hoe kan het algemeen belang in het massaclaimsysteem worden verankerd zonder de doelstellingen van dat systeem – zoals toegang tot het recht – aan te tasten?’
Dit zal ik doen via de beantwoording van de volgende deelvragen:
- Wat houdt het algemeen belang bij de afwikkeling van massaclaims precies in?
- Wat zijn de doelstellingen en kenmerken van het huidige massaclaimsysteem?
- Wat houdt het afwikkelingsproces als onderdeel van het massaclaimsysteem in Nederland van massaclaims in?
- Hoe en op basis waarvan een passende keuze te maken voor het verankeren van het algemeen belang in het massaclaimsysteem?
- Wat zou nu een goede oplossing zijn voor politici om het door hen gewenste algemeen belang te verdisconteren in het afwikkelingssysteem van massaclaims?
1.5 Methodeverantwoording en reikwijdteafbakening
Voor de beantwoording van de hoofdvraag en de deelvragen in dit artikel is gebruik gemaakt van klassiek-juridische literatuur- en documentenstudie naar het functioneren van het massaclaimsysteem in Nederland. Daarbij zijn inzichten vanuit zowel het ondernemingsrecht, financieel recht, algemeen privaatrecht, burgerlijk procesrecht en de rechtssociologie gebruikt. Naast de wetenschap is jarenlange praktijkervaring van de auteur op het gebied van toezicht en massaclaims in dit artikel meegenomen.54
Ik beperk mij verder tot een korte omschrijving van de doelstellingen van het huidige massaclaimafwikkelingsproces en een omschrijving van de inhoud en het proces van het afwikkelingssysteem van massaclaims in Nederland. Dit omdat hierover in het (recente) verleden al heel veel is gepubliceerd. De aandacht gaat veelal uit naar het antwoord op de deelvragen 4 en 5.
Tenslotte spreek ik in dit artikel over alle soorten massaclaims, zowel de ideële als de ‘normale’ varianten. Dit omdat het Nederlandse afwikkelingssysteem in principe uitgaat van één systeem voor alle soorten massaclaims. Slechts op governancevereisten is voor ideële massaclaims een uitzondering gemaakt vanwege de anders te hoge kosten voor het kunnen starten van zo’n claim.55 Maar voor de rest lopen ideële massaclaims mee in het proces van de rest. In dit artikel probeer ik ook duidelijk te maken waarom dat zo is en zou moeten blijven gezien de ook voor andere massaclaims aanwezige maatschappelijk impact en noodzakelijk waarborgen voor het verankeren van het algemeen belang in het proces van massaclaimafwikkeling.
2. Doelstelling en kenmerken van het massaclaimsysteem
2.1 Doelstelling massaclaimwet- en regelgeving
Nederland kent al vanaf de jaren ’90 wet- en regelgeving om in groepsverband naar de rechter te kunnen stappen. Zo werd in 1994 de Wet Collectieve Actie (WCA) geïntroduceerd.56 Deze wet heeft Nederland artikel 3:305a BW opgeleverd waarmee groepsvorderingen mogelijk werden gemaakt. Maar het heeft tot de invoering van de WAMCA57 op 1 januari 2020 geduurd voordat het uiteindelijk mogelijk werd om in groepsverband geleden schade vergoed te kunnen krijgen. Wel konden er in het verleden schikkingen algemeen verbindend worden verklaard en kon er een compensatiebedrag worden afgesproken en/of konden er al product- of beleidsaanpassingen worden gevorderd via de Wet Collectieve Afwikkeling Massaschade (WCAM)58 die nog altijd naast de WAMCA bestaat.59 Doelstelling en functie van het collectieveactierecht zijn altijd de verbreding van de toegang tot het recht via het verzorgen van een effectieve en efficiënte afwikkeling van massaclaims in Nederland geweest.60
2.2 Inhoud van het afwikkelingsproces
In Nederland hebben we gekozen voor de privaatrechtelijke route wat betreft massaclaimafwikkeling.61 Artikel 305a, waarin de mogelijkheid van collectieve afwikkeling wettelijk is verankerd, staat in Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek. Het gaat in het artikel om stichtingen of verenigingen, privaatrechtelijke rechtspersonen die moeten voldoen aan bepaalde governancevereisten om namens groepen gedupeerden te mogen optreden. In het privaatrecht staan claimanten en defenders tegenover elkaar. De privaatrechtelijke route is wat anders dan wanneer een massaclaim via het publiekrecht zou worden afgewikkeld.62 De verschillen zitten in diverse onderdelen zoals in het soort geschillen (overheid versus private partijen), de procedurele aspecten, en het type rechtsbescherming of oplossing dat wordt beoogd. In het bestuursrecht ligt de focus meer op het bestrijden van overheidsbesluiten, terwijl in het privaatrecht de focus vaak eerder wordt gelegd op het herstellen van eigendomsrechten en schadevergoeding. Maar ideële groepsvorderingen vormen een soort ‘grijs gebiedje’ omdat deze zich, net als bestuursrechtelijke groepsacties, ook meer focussen op beleidsaanpassingen en daarmee het bestrijden van overheidsbesluiten dan op schadevergoedingen.
3. Het maken van een passende keuze voor verankering van het algemeen belang
3.1 Inleiding
In deze paragraaf bespreek ik de vraag hoe en op basis van wat kan een passende keuze worden gemaakt voor het verankeren van het algemeen belang in het afwikkelingsproces en de inhoud van massaclaims. Om deze vraag goed te kunnen beantwoorden is een uitstapje naar de achterliggende, voor het recht relevante, culturen ten aanzien van het denken over schade en schande in de Nederlandse samenleving tussen 1838 tot en met heden nuttig.63
3.2 Verdere beeldvorming
Inzicht in deze culturen, die de kern van de handelingstheorieën en daarbij behorende normatieve overwegingen van actoren in het speelveld van massaclaims zoals de politiek, procespartijen en rechters nader vormgeven, kweekt begrip tussen de betrokken actoren voor elkaars handelen. In casu gaat het om het begrip voor de wens van de politiek om meer grip te krijgen op het proces en het eindresultaat van een massaclaim en vise versa begrip van de politiek voor de inhoud en het proces van het huidige massaclaimsysteem en de doelstellingen daarachter plus het handelen van actoren op basis daarvan. Dat begrip kan weer bijdragen aan het bereiken van een door alle actoren in het systeem gedragen oplossing in de vorm van aanpassingen in beleid om het algemeen belang in het afwikkelingssysteem te verankeren.64
Dat verankeren is ingewikkeld, omdat het proces is ingebed in het privaatrecht en het daarbinnen opererende procesrecht. Dit recht kent als kern dat slechts de door de twee of meer betrokken procespartijen ingebrachte zienswijzen een rol spelen bij de beoordeling door een rechter. Wanneer deze partijen het algemeen belang niet inbrengen in de procedure, kan de rechter deze niet zondermeer meenemen in zijn eindoordeel.65 Een rechter dient in beginsel lijdelijk te zijn in zijn handelen. Maar sinds de herziening van het wetboek van Burgerlijke rechtsvordering (Rv) heeft de rechter meer vrijheden gekregen om een balans te kunnen bewaken tussen het waarborgen van de equality of arms en de grenzen van de rechtsstrijd zoals bepaald in artikelen 24 en 25 Rv.66
In plaats van een lijdelijke houding wordt van de rechter verwacht dat hij de voortgang van de procedure bewaakt en partijen bevraagt over hun stellingen. De doorgevoerde wijziging van artikel 24 Rv verduidelijkt dat de rechter, binnen de grenzen van de rechtsstrijd en zonder partijdig te worden, ambtshalve feitelijke gronden met partijen mag bespreken om bij te dragen aan materiële waarheidsvinding. Daarbij moet hij het beginsel van hoor en wederhoor in acht nemen en mag hij niet ‘mee procederen’, maar wel het partijdebat bijsturen door onduidelijkheden of inconsistenties aan te kaarten.
Deze meer actieve rol van de rechter bij de waarheidsvinding in een gerechtelijke procedure biedt de rechter ook in massaclaimprocedures meer mogelijkheden om het algemeen belang in een eindresultaat te verdisconteren. Dit zou kunnen door het te benoemen als rechter tijdens de zitting van partijen en hen de gelegenheid te geven zelf dit algemeen belang ook in hun stellingen mee te nemen.67
De rechter mag suggesties doen en een aanzet geven om het algemeen belang in een proces en het eindresultaat te verdisconteren door procespartijen, maar de regie blijft bij deze partijen. Zo blijft de autonomie van procespartijen een belangrijk rechtsbeginsel dat bij de afwikkeling van massaclaims in het privaatrecht niet zomaar terzijde kan worden geschoven. Wet- en regelgeving zijn slechts dienend aan de inhoud die private procespartijen overeen wensen te komen om problemen op te lossen.68
Het dienende karakter van wet- en regelgeving bij het beslechten van private geschillen past ook bij een aantal normatieve overwegingen van betrokken actoren binnen het afwikkelingssysteem van massaclaims zoals vraagstukken over aansprakelijkheden en daarmee schuld. Vraagstukken over schuld (aansprakelijkheden) en schaamte (imagoschade) behoren thuis in de klassiek-liberale schuldcultuur zoals omschreven door Pieterman en Kortleven.69 Overheidsbemoeienis in de vorm van een actieve rechter70 of toezichthouder bij de afwikkeling van een juridisch conflict tussen een of meer private partijen is in deze cultuur ongepast.71 Ook wordt in deze cultuur beschreven dat iedere verlichting van het lot van de ongelukkige in het perspectief van de schuldcultuur juist een averechts effect zal hebben. Mensen leren dat ze zich zorgeloos kunnen gedragen omdat de nadelen toch wel gecompenseerd worden.72
Sinds 1838 zijn er in Nederland drie denkwijzen ontstaan over schade en verantwoordelijkheid: de schuldcultuur, de risicocultuur en de voorzorgcultuur. In de schuldcultuur ligt de nadruk op eigen verantwoordelijkheid. Wie schade lijdt, moet eerst bij zichzelf te rade gaan: heb ik hier zelf aan bijgedragen? Schade verhalen op een ander kan alleen als er sprake is van een onrechtmatige daad of wanprestatie.73 Met de opkomst van het socialisme ontstond de risicocultuur.74 Hierin is schade geen individueel probleem, maar een collectieve verantwoordelijkheid. Denk aan regelingen als de Ongevallenwet (1901)75 en de Wet collectieve afwikkeling massaschade (2005).76 Sinds de jaren ’80 van de vorige eeuw kennen we ook de voorzorgcultuur.77 Hier ligt de verantwoordelijkheid bij systeembeheerders, zoals de rijksoverheid, waterschappen of toezichthouders. Als zij nalaten risico’s te voorkomen, worden zij mede aansprakelijk gesteld. Dit zien we bijvoorbeeld terug in grote financiële schandalen zoals de Aandelenlease-, Woekerpolis-, DSB- en Rentederivatenaffaire, waarbij toezichthouders onder vuur kwamen te liggen.78
De politiek is zich steeds meer aan het verwijderen van de basiskenmerken van de schuldcultuur waarop ons verbintenissenrecht en daarmee ons massaclaimrecht is gebaseerd. Deze beweging zorgt voor botsingen of verschillen van inzicht tussen politici en juristen (advocaten, rechters en wetgevingsjuristen) die de wet goed kennen. Dit omdat sommige politiek gewenste veranderingen niet in het systeem, dat nu is vormgegeven en dat totaal vervlecht is met het gehele burgerlijk wetboek, zomaar doorgevoerd kunnen worden. De discussie over de representativiteitsvereisten voor ideële belangenorganisaties past hier perfect in. Zoals in de inleiding al nader toegelicht, wensen politici op grond van de beginselen van de voorzorgcultuur meer grip op de risico’s die voortvloeien uit de aanwezigheid en afwikkeling van massaclaims. Maar gezien de basisbeginselen van het massaclaimsysteem, die hun oorsprong in de schuldcultuur kennen, passen die wijzigingen niet. De drie rechtsculturen, die ooit in chronologische volgorde ten opzichte van elkaar zijn ontstaan, komen nu door elkaar voor. Rechters en wetgevers dienen hier rekenschap aan te geven. De tijdgeest van nu vraagt om meer risicobeheersing, ingrijpen door overheden om burgers voor pech te behoeden en om het voorkomen van risico’s op massaclaims. Kortom: de tijdgeest van nu vraagt om een sterke en goed opererende toezichthouder in het afwikkelingssysteem van massaclaims. Want deze actor in het speelveld kent als rol juist om het algemeen belang te waarborgen in een systeem waarop toezicht moet worden gehouden en heeft expertise op het gebied van risicobeheersing en het behoeden van mensen en organisaties voor pech. Dan volgt de vraag: Dient deze ‘toezichthouder’ dan een rechter of een publiekrechtelijk orgaan zoals de AFM, Autoriteit Consument & Markt (ACM)79 of een nieuw op te richten toezichthouder op de afwikkeling van massaclaims te zijn?80 Hierna versta ik onder een toezichthouder deze laatste omschrijving.
3.3 Oplossingsopties
Wat zou nu een goede oplossing zijn voor politici om het door hen gewenste algemeen belang te verdisconteren in het afwikkelingssysteem van massaclaims?
Een voor de hand liggende oplossing is de wet aanpassen en daarin meer tekst en toelichting plaatsen bij de mogelijkheden van de rechter om zich actiever op te mogen stellen in een massaclaimprocedure opdat deze het algemeen belang, indien aanwezig in het betreffende actorenveld, maar niet aangedragen door de betreffende procespartijen, kan inbrengen. Dit is al geprobeerd bij de wijzigingen van het burgerlijk procesrecht en het bewijsrecht en de vraag is of het nog duidelijker kan, omdat een verduidelijking en daarmee een versterking van de inbreng van de rechter wellicht te veel indruist in het basisbeginsel van het procesrecht van partijautonomie. Ook ligt dit staatsrechtelijk al jaren gevoelig omdat de rechter dan te duidelijk op de stoel van de wetgever terecht kan komen. Mijns inziens is gezien bovenstaande argumenten het onverstandig om de rechter de concrete bevoegdheid te geven om, indien zelfs ongewenst door procespartijen, het algemeen belang in het proces en de inhoud van het eindresultaat van een massaclaim te verdisconteren.
Een andere oplossing zou bijvoorbeeld kunnen zijn dat de gedaagde partij wordt verplicht om een risicoanalyse op te stellen en in te dienen met betrekking tot de effecten van de claim waarmee zij zich geconfronteerd zien op het algemeen of derde belang en niet alleen op hun eigen organisatiebelang. Hierbij zouden dan dezelfde regels moeten gelden voor zowel een publiekrechtelijke als een privaatrechtelijke organisatie.81
Een derde oplossing is het toekennen van een amicus curiae-bevoegdheid aan meerdere toezichthouders. De ACM kent al een dergelijke bevoegdheid. Zij kan op een door haar als autoriteit geacht passend moment haar zienswijze over een bepaalde inhoudelijke kwestie, gekoppeld aan haar toezichtstaken en doelstellingen die het algemeen belang raken, aan de rechter en betrokken procespartijen, voorleggen. Zo bepaalt artikel 8:45a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) dat de Europese Commissie en ACM, niet optredende als partij, schriftelijke opmerkingen kunnen maken krachtens artikel 15, derde lid, eerste alinea, van de Verordening indien zij de wens daartoe te kennen hebben gegeven.82
Een vierde oplossingsrichting is gelegen in het toekennen van een bevoegdheid op basis waarvan een toezichthouder, via het geven van een aanwijzing, partijen kan dwingen om te schikken wanneer het algemeen belang te zeer geraakt dreigt te worden83 en/of om via een boetetoebedeling te eisen dat een gedeelte van die boetebetaling aan gedupeerden wordt uitgekeerd. Deze laatste optie kennen in Nederland het Openbaar Ministerie en de ACM.84 En variaties op dit thema zijn terug te vinden in Ierland bij de Centrale Bank en in de Verenigde Staten bij de Securities and Exchange Commission (SEC).85
Het ultimum remedium voor het verankeren van het algemeen belang in het afwikkelingsproces van massaclaims is het oprichten van een aparte claimtoezichthouder. Deze toezichthouder dient toezicht te houden op de markttoegang en de doorlopende activiteiten van belangenorganisaties. Zo’n nieuwe toezichthouder zou wel een oplossing kunnen zijn voor de discussie over het belemmerende effect van de representativiteitsvereisten bij, op dit moment, de niet ideële massaclaims. Want wanneer voorafgaande aan de markttoegang alle governancevereisten al duidelijk en getoetst zijn, behoeven er ook niet zoveel extra onnodige kosten voor te worden gemaakt in een procedure die vervolgens geen doorgang meer kan vinden. Het Verenigd Koninkrijk kent al zo’n claimtoezichthouder.86 De financiering van deze toezichthouder kan op eenzelfde basis geschieden als van bijvoorbeeld bij de AFM het geval is.87
4. Conclusie
‘Hoe kan het algemeen belang in het massaclaimsysteem worden verankerd zonder de doelstellingen van dat systeem – zoals toegang tot het recht – aan te tasten?’
Zonder te veel afbreuk te doen aan de doelstellingen van massaclaimafwikkeling in Nederland, kan het algemeen belang worden verankerd via het verduidelijken van de bij de wijziging van het Rv toegekende actievere rol van de rechter. Of het geven van een of meerdere extra rollen aan bestaande toezichthouders of het oprichten van een nieuwe claimtoezichthouder die zowel de markttoegang als het doorlopend toezicht voor belangenorganisaties verzorgt.
Maar bij het geven van meer grip van de politiek of overheid op het massaclaimsysteem, moeten mijns inziens ook overwegingen op het gebied van het bewaken van een goede rechtstaat worden meegenomen. Massaclaims bieden namelijk een tegenwicht in tijden dat de overheid inadequaat beleid ontwikkelt of wet- en regelgeving bewust of onbewust niet naleeft. Op die manier vervullen ze een belangrijke rol in het functioneren van onze rechtstaat. Iets om te koesteren lijkt mij en niet om verder aan te tasten.
De keuze om alle soorten massaclaims via de private route af te laten wikkelen is vanuit het rechtstatelijk perspectief mijns inziens het beste. Het waarborgen van voldoende procesautonomie past hier ook bij.
Hierdoor vallen de meeste in de vorige paragraaf aangedragen opties af. De optie waarbij er een verplichte risicoanalyse dient te worden opgesteld door de gedaagde partij met daarin verdiscontering van het algemeen belang en maatschappelijke impact biedt een mogelijkheid, maar kan wellicht te veel in de hoek geplaatst worden van “de slager die zijn eigen vlees keurt”. Ook de optie waarbij de rechter meer beleidsvrijheid krijgt om het algemeen belang in een massaclaim te verankeren via het benoemen ervan in de procedure tussen procespartijen. Dit omdat bij een concrete verankering de verplichting voor procespartijen dient te bestaan om het algemeen belang dat de rechter heeft benoemd ook in processtukken en discussies op te nemen. Dan is er mijns inziens geen sprake meer van procesautonomie.
De optie om een aparte claimtoezichthouder in het leven te roepen zorgt verder naar mijn oordeel ook voor te veel overheidsinvloed en doet daarmee afbreuk aan de belangrijke rechtstatelijke rol die het massaclaimsysteem op dit moment kent: het bieden van soms noodzakelijk tegenwicht in het geval de overheid inadequaat beleid ontwikkelt of wet- en regelgeving bewust of onbewust niet naleeft. En andere opties voor een rol van een toezichthouder missen juist de beoogde invloed van de overheid op de effecten van een massaclaim.
Bovenstaande in ogenschouw nemende blijft er één rol voor een toezichthouder over die passend is om in beleid vast te leggen voor alle betrokken toezichthouders. Dit is de amicus curiae-bevoegdheid. Deze bevoegdheid is namelijk niet al te ingewikkeld in het huidige massaclaimsysteem te plaatsen, waardoor deze zo min mogelijk afbreuk zal doen aan de werking ervan. Ook kan de overheid via een toezichthouder hiermee direct op een bepaalde massaclaim invloed uitoefenen. Dit via het bijvoorbeeld aangeven van de volgens deze daaraan gekoppelde maatschappelijke impact. De belangrijk geachte procesautonomie wordt hierdoor zoveel mogelijk in takt gelaten en de rechter kan via de bewegingsvrijheden die hij heeft gekregen bij de wijzigingen van het Rv de inbreng van de toezichthouder een passende plek geven in het proces en het eindresultaat van een massaclaim.
Noten
1 Massaclaims zijn vorderingen die worden ingesteld door een stichting of vereniging tot bescherming van gelijksoortige belangen van andere personen. Deze stichtingen of verenigingen vertegenwoordigen een groepsbelang ex artikel 3:305a BW ev. Massaclaims vormen een onderdeel van het begrip massaschade. Zie hiervoor met name I.N. Tzankova, Toegang tot het recht bij massaschade (diss. Tilburg), Tilburg 2007.
2 Er is sinds de inwerkingtreding van de Wet Afwikkeling Massaschade in Collectieve Actie (WAMCA) per 1 januari 2020 een splitsing gemaakt in de wet tussen 2 soorten massaclaims: de gewone en de ideële versie ex art. 3:305a lid 6 BW. Deze laatste versie betreft een groepsactie waarbij wordt opgekomen voor het algemeen belang. Onder de term ‘algemeen belang’ schaar ik de verwezenlijking van een maatschappelijk doel ten behoeve van de maatschappij als geheel zoals het voorkomen van klimaatverandering. Een algemeen belang raakt de voorkeuren van grote, diffuse groepen mensen in de samenleving of zelfs iedereen. Aldus R. Stolk, ‘Als het publiek procedeert voor de publieke zaak’, «JBplus» 2024/11 (SDU online), p. 1.
3 Vgl. Stolk 2024. Zie als voorbeeld voor maatschappelijke impact van massaclaims o.a. de Woekerpolisaffaire: https://verslaggeving.afm.nl/afm-20-jaar/volg-onze-serie?overlay=Woekerpolisaffaire%20schaadt%20vertrouwen. Door de aanwezigheid van massaclaims werd er door de overheid beleid ontwikkeld om deze claims in betere banen te leiden. Zie hiervoor ook B. van Hattum, De afwikkeling van zorgplichtclaims (diss. UvA), Den Haag: BJu 2017. Verder is Urgenda een zaak waarbij maatschappelijke impact van massaclaims zichtbaar werd in de vorm van gedwongen beleidsaanpassingen door de Nederlandse Staat. Zie: HR 20 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:2006 (Urgenda).
4 Van Hattum 2017, p. 27 en 254.
5 In de kredietcrisis stonden banken en verzekeraars er slecht voor in Nederland waardoor de impact van een massaclaim nog sterker gevoeld werd in de cijfers en prudentiële risico’s in de gaten gehouden dienden te worden door de overheid. Nog altijd bestaan hiervoor tripartiete overleggen tussen het Ministerie van Financiën (FIN), de Autoriteit Financiële Markten (AFM) en De Nederlandsche Bank N.V. (DNB). Zie: Memorandum of Understanding sector crisismanagement betalings- en effectenverkeer i.g.v. operationele verstoring.
6 https://nos.nl/artikel/2562927-grote-reorganisatie-bij-tata-steel-1600-voltijdbanen-verdwijnen.
7 https://www.chemelot.nl/nieuws/chemelot-op-weg-naar-minder-microplastics.
8 R.A.F. Timmermans, Bescherming van beursvennootschappen door uitgifte van preferente aandelen, (diss. Nijmegen), Deventer: Wolters Kluwer 2017, p. 161.
9 Vgl. Timmermans 2017, p. 161. Het begrip ‘algemeen belang’ is vaak inwisselbaar met het begrip ‘maatschappelijk belang’ en niet eenvoudig te definiëren. Het neemt, afhankelijk van de context waarin het geplaatst wordt zoals binnen het publiek recht, privaatrecht, strafrecht etc. net iets andere vormen aan: zie hierover meer in K. Spuitenburg in: C.D.J. Bulten e.a. (red.), De enquêtegerechtigden bij NV en de BV, (VDHI nr. 153) 2018/10.4 (Wolters Kluwer online). Maar overall draagt het begrip ‘algemeen belang’ de belangen van anderen dan de direct in een ‘conflict’ betrokken partijen in zich die door het conflict (kunnen) worden geraakt.
10 Zie diverse kamerstukken en moties zoals: Kamerstukken II 2022/23, 36169, nr. 37 en Brief van de minister d.d. 23 februari 2023, Wijziging van de Klimaatwet (implementatie Europese klimaatwet), 36169, nr. 39.
11 E. Bauw, ‘Vechten tegen windmolens. Het representativiteitsvereiste bij ideële vorderingen als idee-fixe’, AA juni 2023, p. 434-435.
12 Met een onderhandse schikking wordt een resultaat bedoeld dat niet is getoetst door een rechter maar is overeengekomen tussen de procespartijen onderling op basis van contractuele voorwaarden.
13 Onder (massa)schade versta ik schade ex art. 6:95 BW jo. art. 6:203 BW.
14 M.V.V.E. de Monschy-Jansen & K. Rutten, ‘Andere mechanismen voor massaschadegeschillen dan de WAMCA’, in: W.H. Boom e.a. (red.), Handboek Massaschade, Deventer: Wolters Kluwer 2025, p.17-35.
15 Ex art. 24 Rechtsvordering (Rv).
16 Zoals genoemd in Van Hattum 2017, p. 152-187. Met speciale aandacht voor de amicus curiae-bevoegdheid p. 183-186. Voor een schematisch overzicht van rollen voor een toezichthouder bij de afwikkeling van massaclaims verwijs ik naar Van Hattum 2017, p. 187.
17 Bijv. in geval van de zaak Urgenda: HR 20 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:2006.
18 Wicked problems of ongetemde problemen zijn problemen waarbij niet alleen de consensus ontbreekt over hoe het probleem precies kan worden opgelost, ook bestaat er onenigheid over waarden en onzekerheid over de feiten binnen de betrokken actoren binnen een bepaald systeem. In casu het afwikkelingsysteem van massaclaims waarover later in dit artikel meer. Ten slotte ligt de doorzettingsmacht om te komen tot een oplossing niet in één hand. Zie o.a.: J. Lönngren & K. van Poeck, ‘Wicked problems: a mapping review of the literature’, International Journal of Sustainable Development & World Ecology 2021, VOL. 28, NO. 6, p. 481–502, https://doi.org/10.1080/13504509.2020.1859415; B. van Hattum & A. Loeber, ‘Naar een oplossing voor het afwikkelen van massaclaims op de financiële markten: inzichten vanuit een responsieve evaluatie op een controversiële en juridisch complexe kwestie’, Beleid en Maatschappij 2015, afl. 4, p. 310-334 en Van Hattum 2017, p. 328.
19 HR 20 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:2006 en https://www.mr-online.nl/massaclaim-makkelijker-en-kansrijker-financiering-is-nog-een-hindernis/?utm_source=chatgpt.com; https://www.bnnvara.nl/kassa/artikelen/steeds-meer-massaclaims-in-nederland?utm_source=chatgpt.com.
20 https://nos.nl/nieuwsuur/artikel/2513628-rechtszaken-tegen-de-staat-schaden-het-vertrouwen-in-de-politiek?utm_source=chatgpt.com.
21 J. van Wensen, ‘Gepensioneerden tegen de Staat. Een verslag van de zaak’, EW 29 november 2020 (online).
22 https://www.woekerpolisproces.nl/woekerpolis/beleid-ministers-de-jager-en-dijsselbloem.
23 https://www.droogteschade.nl.
24 Een waterleidingbedrijf is een N.V. met publieke aandeelhouders zoals gemeentes en provincies. Maar in deze procedure treden de bedrijven op als private partijen.
25 De strijd om schaars water verhardt, Nieuwsuur, zaterdag 19 juli, 17.30, https://nos.nl/nieuwsuur/artikel/2575656.
26 Bemoeienis van de overheid in het afwikkelingsproces en de inhoud van het eindresultaat van massaclaims is ook gewenst in het actorenveld van massaclaims binnen de financiële markten. De wens is uitgesproken door diverse betrokken deelnemers aan het promotieonderzoek van Van Hattum 2017, p. 232.
27 Zie over het begrip ‘ideële (groeps)acties’ o.a. Stolk 2024, p. 88 en 331-332 jo. P. Veerman, Bryk & Hendrickx, De obstakels van de wamca voor ideële acties, Amsterdam: Bureau Clara Wichmann 2024, p. 7.
28 Aldus Veerman, Bryk & Hendrickx 2024, p. 7.
29 Wet van 20 maart 2019, Stb. 219, 130.
30 https://www.wodc.nl/onderzoek-in-uitvoering/welk-onderzoek-doen-we/3520---evaluatie-wet-afwikkeling-massaschade-in-collectieve-actie-wamca.
31 Voor een uitgebreide toelichting op het begrip ‘toegang tot het recht’ verwijs ik naar Tzankova 2007.
32 https://www.wodc.nl/onderzoek-in-uitvoering/welk-onderzoek-doen-we/3520---evaluatie-wet-afwikkeling-massaschade-in-collectieve-actie-wamca.
33 Kamerstukken II 2022/23, 36169, nr. 37.
34 Onder belangenorganisaties versta ik zowel een claimentiteit als een claimorganisatie die namens een groep gedupeerden kan gaan onderhandelen met een of meer potentiële schadeveroorzakende organisaties en/of namens een collectief een juridische procedure kan starten ex art. 3:305a BW en/of art. 7:907 BW e.v. Zie voor deze begrippen meer in Van Hattum 2017, p. 324.
35 Kamerstukken II 2023/24, 36169, nr. 41. De door de Kamer gevraagde extra representativiteitsvereisten zijn vergelijkbaar met de al bestaande eisen die aan ‘gewone’ belangenorganisaties worden gesteld ex art. 3:305a lid 2 BW terwijl daar juist veel kritiek over wordt geuit.
36 Rechtsvergelijking toegang tot de rechter van belangenorganisaties in algemeenbelangacties, (Eindrapport voor het Wetenschappelijk Onderzoek- en Datacentrum (WODC) in opdracht van de minister van Veiligheid en Justitie), Den Haag: WODC 2025.
37 Brief Minister, 2023/2024 36169, nr. 42.
38 Kamerstukken II 2016/17, 34608 nr. 3 (MvT), p.1-2 en van Hattum 2017, p. 84-87.
39 Specifiek voor claimorganisaties die willen procederen over milieugerelateerde onderwerpen geldt art. 9 lid 2 Verdrag van Aarhus. Dit artikel waarborgt voor hen een goede, niet in te perken, toegang tot het recht. Aldus: Stolk 2024, p. 8.
40 Art. 6 Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) jo. art. 47 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie en art. 17 en art. 18 van de Grondwet.
41 Kamerstukken II 2016/17, 34608 nr. 3 (MvT), p. 1.
42 Kamerstukken II 2016/17, 34608 nr. 3 (MvT), p. 1.
43 Ex art. 237 Rv.
44 Zie voor een uitgebreide toelichting op de betreffende governancevereisten Tekst & Commentaar Burgerlijk Wetboek aant. bij art. 3:305a BW jo. de nieuwste versie van de Claimcode.
45 Onder het begrip ‘claimorganisatie’ versta ik een organisatie die namens een groep gedupeerden kan gaan onderhandelen met een of meer potentiële schadeveroorzakende partijen en/of namens een collectief een juridische procedure kan starten ex art. 3:305a BW en/of art. 7:907 BW e.v. Zie Van Hattum 20217, p. 324.
46 A.W. Heringa, ‘De onrechtstatelijke motie-Stoffer c.s. en de positie van belangengroepen’: https://www.denederlandsegrondwet.nl/id/vm17jyu5zoyk/nieuws/de_onrechtsstatelijke_motie_stoffer_c_s.
47 B. van Hattum & T. Lambooy, ‘De Tweede Kamer vertrouwt de rechter steeds minder’, Het Financieele Dagblad 28 februari 2023.
48 Kamerstukken II 1991/92, 22486, nr. 3, p. 21.
49 N. Frenk, Kollektieve akties in het privaatrecht (diss. Utrecht), Deventer: Kluwer 1994, p. 283. en Bauw 2023, p. 436.
50 https://www.wodc.nl/actueel/nieuws/2025/06/16/hoe-bepaalt-rechter-of-belangenorganisatie-algemeenbelangactie-mag-starten.
51 Zie: https://tweedekamer.sgp.nl/actueel/nieuws/klimaatbeleid-is-politiek-niet-juridisch. Vgl. Verkiezingsprogramma 2023-2024, Het Programma van hoop, optimisme en herstel, Forum voor Democratie 2023, p. 16-17.
52 Ik spreek hierbij bewust over een ‘systeem’ omdat het hier gaat om een samenstel van elementen en van betrekkingen tussen die elementen, dat als geheel functioneert door de onderlinge afhankelijkheid van de elementen, en dat voor de betrokken elementen bepaalde functies vervult. Zie E. Paredis, Socio-technische systeeminnovaties en transities: van theoretische inzichten naar beleidsvertaling, Centrum voor Duurzame Ontwikkeling – Universiteit Gent Steunpunt Duurzame Ontwikkeling Working Paper, mei 2009, p. 15-19; B. van Hattum, Handreiking voor de afwikkeling van massaclaims op de financiële markten. Mogelijkheden voor het reduceren van effecten van aanhoudend wantrouwen en instabiliteit op de financiële markten veroorzaakt door massaclaims: analyse en aanbevelingen, Den Haag: BJu 2014, p. 31 en Van Hattum 2017, p. 324.
53 Art. 6 Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) jo. art. 47 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie en art. 17 en art. 18 van de Grondwet.
54 De auteur heeft als jurist vanuit diverse rollen ervaring opgedaan met de afwikkeling en de maatschappelijke impact van massaclaims. Zowel als advocaat, strategisch beleidsmaker bij de Autoriteit Financiële Markten (AFM), als director risk consulting bij PricewaterhouseCoopers (PwC), bankier bij de ABN Amro Bank N.V. en wetenschapper bij de Universiteit van Amsterdam, Nyenrode Business Universiteit en de Universiteit Leiden, waar zij vanaf 1 juni 2025 als universitair docent werkzaam is bij de afdeling financieel- en ondernemingsrecht.
55 T.A. Alberga-Smits & T.M. Sweerts, ‘Representativiteit en de nauw omschreven groep’, in: W.H. van Boom e.a. (red.), Handboek Massaschade, Deventer: Wolters Kluwer 2025, p. 88-89.
56 Stb. 1994, 269.
57 Stb. 2019, 130.
58 Stb. 2005, 380.
59 Vgl. W.H. van Boom, ‘WCA → WCAM → WAMCA’, Tijdschrift voor Consumentenrecht en Handelspraktijken 2019/4, p. 154-160.
60 Kamerstukken II, 2016/17, 34608, nr. 3 (MvT), p. 3.
61 Van Hattum 2014, p. 103.
62 https://www.njb.nl/nieuws/collectieve-acties-in-privaat-en-bestuursrecht/, en Stolk 2024, p. 5-6 (SDU online).
63 Zie voor een uitgebreide toelichting op de ‘rechtsculturen’ R. Pieterman, De voorzorgcultuur. Streven naar veiligheid in een wereld vol risico en onzekerheid, Den Haag: Boom Juridische uitgevers 2008 en Van Hattum 2017, p. 61-73.
64 Normatieve overwegingen vormen een onderdeel van tweede-orde-opvattingen van handelingstheorieën van actoren in een speelveld. In dit artikel is dat het speelveld van massaclaimafwikkeling. Normatieve overwegingen zijn waarden, normen en meer generieke veronderstellingen van een actor op grond waarvan deze keuzes maakt ten aanzien van wat wenselijk wordt geacht, welke probleemoplossingscombinaties aanvaardbaar kunnen zijn aldus Van Hattum 2017, p. 323. Inzage van actoren in een bepaald speelveld van elkaars normatieve overwegingen bij benoemen van probleemdefinities en oplossingsrichtingen kweekt begrip voor elkaars inzichten en draagt bij aan het bereiken van gezamenlijke oplossingen. Vgl. Van Hattum 2017, voetnoten onder pagina 39.
65 Van Hattum 2017, p. 225-228.
66 Kamerstukken II 2019/20, 35498, nr. 3, p. 11-12 par. 5.2.
67 Kamerstukken II 2019/20, 35498, nr. 3, p. 11.
68 Vgl. K. Rutten, ‘Curator, de Wcam en de redelijkheid van de vergoeding’, Tijdschrift voor Insolventierechtpraktijk 2014/38 (Kluwer online).
69 R. Pieterman, De voorzorgcultuur. Streven naar veiligheid in een wereld vol risico en onzekerheid, Den Haag: Boom Juridische uitgevers 2008, p. 44-48 en W.J. Kortleven, Voorzorg in Nederland. Ontwikkelingen in de maatschappelijke omgang met kindermishandeling, verkeersonveiligheid en genetische modificatie (diss. Rotterdam), Oisterwijk: Wolf Legal Publishers 2013, p. 30-34.
70 Over een actieve rechter bij het beslechten van juridische conflicten met een maatschappelijke component is o.a. geschreven door N.J.H Huls, Rechter ken uw rechtspolitieke positie!, Utrecht: Lemma 2004 en Y. Burema, ‘Activistische rechters’, NJB 2020/353 (InView).
71 Van Hattum 2017, p. 226. Wellicht is het daarom ook nog niet duidelijk in hoeverre de rechter doorlopend toezicht mag toepassen bij de toetsing van belangenorganisaties op ontvankelijkheidsvereisten? Zie T.D.A. Kluwen & G.P. Wanders, ‘De exclusieve belangenbehartiger in collectieve schadevergoedingsacties’, in: W.H. van Boom e.a. (red.), Handboek Massaschade, Deventer: Wolters Kluwer 2025, p. 136.
72 Aldus Pieterman 2008, p. 46.
73 Van Hattum 2017, p. 63-64.
74 Van Hattum 2017, p. 64-68.
75 Op 2 januari 1901 werd de Ongevallenwet in het Staatsblad (nummer 1) gepubliceerd. De wet trad echter pas op 1 februari 1903 in werking, omdat eerst nog de Beroepswet moest worden ingevoerd. Zie hiervoor meer in M. Hertogh, Geene wet maar de Heer! De confessionele ordening van het Nederlandse socialezekerheidsstelsel (1870-1975) (diss. Tilburg), Den Haag: VUGA 1998.
76 Zie Stb. 2005, 340 jo. 380.
77 Van Hattum 2017, p. 68-70.
78 Zie hiervoor o.a.: C. de Horde, ‘Betrek AFM en DNB bij woekergeschil. Onderzoeker: oplossing mogelijk als iedereen eigen principes opzij schuift’, Het Financieele Dagblad, 29 oktober 2014; Persbericht: DNB gestart met coulanceregeling depositogarantiestelsel d.d. 22 maart 2017, https://www.dnb.nl/nieuws/nieuwsoverzicht-en-archief/persberichten-2017/dnb354555.jsp.
80 W. Keuning & C de Horde, Nieuwe toezichthouder moet massaclaims sneller helpen, Het Financieele Dagblad, 19 december 2017.
81 Inspiratie kan hierbij worden geput uit de toepassing van de ORSA behorende bij de verplichtingen die voor verzekeraars voortvloeien uit de Solvency II-richtlijn of de transitieplannen zoals voorgeschreven in de ESG wet- en regelgeving. Zie als voorbeeld een transitieplan van de NWB Bank, https://nwbbank.com/.
82 https://www.acm.nl/nl/publicaties/publicatie/13323/Amicus-Curiae-regel; Van Hattum 2017, p. 287 en ook Bauw 2024, AA online (laatste alinea).
83 Zie als voorbeeld de mogelijkheid die DNB kent ex art. 3:17 Wft om toe te zien op een adequate afwikkeling van massaclaims bij onder toezicht staande instellingen via het wettelijk haakje van integere en beheerste bedrijfsvoering.
84 J.T. de Jong, ‘Laat de AFM schikken’, Tijdschrift voor Sanctierecht en Compliance 2024, afl. 2/3, p. 105.
85 Supervision and Enforcement Act 2013, section 54 en Securities Act 1933 en Exchange Act 1934.
86 Van Hattum 2017, p. 184-186.
87 Aldus Van Hattum 2017, p. 282.
Keywords
Auteur(s)

Werkzaam als universitair docent bij de Universiteit Leiden, afdeling recht en ondernemingsrecht. Daarnaast is zij actief als raadslid in de gemeente Hilversum en heeft zij haar eigen bedrijf op het gebied van massaclaimafwikkeling: The Evaluators