EVR-registratie belangenbehartiger wegens manipuleren medische informatie gerechtvaardigd
Blog
Het gerechtshof Den Haag heeft arrest gewezen (ECLI:NL:GHDHA:2025:1778) in een zaak waarin een WAM-verzekeraar is overgegaan tot registratie van een letselschadekantoor en haar voormalig directeur in het Extern Verwijzingsregister vanwege een werkwijze gericht op het aanpassen of achterhouden van medische informatie die van belang was voor de beoordeling van een letselschadeuitkering.
Achtergrond
Een belangenbehartiger in de letselschadebranche, tevens directeur van het kantoor Columbus Letselschade, is geconfronteerd met een registratie in het Extern Verwijzingsregister (EVR) door een WAM-verzekeraar. De aanleiding was een door de benadeelde, die destijds werd bijgestaan door de belangenbehartiger, aangeleverde geluidsopname van een gesprek. Uit dit gesprek bleek dat de belangenbehartiger de cliënt adviseerde, en zelfs stimuleerde, om medische informatie die nadelig kon zijn voor de claim, aan te passen of achter te houden. De verzekeraar verbrak hierop de samenwerking en activeerde de registratie.
De belangenbehartiger en het (inmiddels via turboliquidatie ontbonden) kantoor hebben in kort geding de verwijdering van deze registratie gevorderd. Zij voerden aan dat de registratie de professionele werkzaamheden van de voormalig directeur significant belemmerde, onder meer bij het afsluiten van financiële producten. Nadat de voorzieningenrechter de vordering in eerste aanleg afwees, oordeelde het gerechtshof Den Haag in hoger beroep dat de verzekeraar de registratie voor de volledige termijn van drie jaar mocht handhaven.
Kader
De registratie vond plaats in zowel het Interne Verwijzingsregister (IVR, voor acht jaar) als het EVR (voor drie jaar). Waar het IVR een intern middel is, is het EVR een sectorbreed waarschuwingssysteem, toegankelijk voor andere financiële instellingen. Een dergelijke registratie is een verwerking van persoonsgegevens en moet voldoen aan de AVG, de UAVG en het Protocol Incidentenwaarschuwingssysteem Financiële Instellingen 2021 (PiFi).
Artikel 5.2.1 PiFi stelt strikte voorwaarden. De gedragingen moeten een (potentiële) bedreiging vormen voor de belangen van de sector of cliënten, de betrokkenheid van de persoon moet voldoende vaststaan, en de registratie moet proportioneel zijn.
Analyse
Het hof stelt vast dat aan de criteria is voldaan. De transcriptie van het telefoongesprek en e-mailcorrespondentie tonen onomstotelijk aan dat de belangenbehartiger een structurele werkwijze hanteert waarbij medische informatie wordt ‘gescreend’ op ‘gunstigheid’. Informatie die de claim kan verzwakken, zoals UWV-gegevens over een psychische voorgeschiedenis, wordt bewust aangepast of niet gedeeld.
Het hof verwerpt het verweer dat dit handelen dient ter bescherming van de privacy van de cliënt. De duidelijke intentie is het misleiden van de verzekeraar, door te voorkomen dat deze een alternatieve causaliteit voor de klachten kan vaststellen. Een beroep op de Gedragscode Behandeling Letselschade (medische paragraaf) faalt eveneens, daar de stelling van de belangenbehartiger over kortdurende schade feitelijk onjuist is. Het handelen van de belangenbehartiger, die aangeeft zijn medewerkers identiek op te leiden, wordt aangemerkt als een ernstige ondermijning van het vertrouwen in de schadeafwikkeling.
Proportionaliteitstoets
Belangrijk in de beoordeling is de proportionaliteitsafweging (artikel 5.2.1 sub c PiFi). Het hof weegt het zwaarwegende belang van de financiële instellingen af tegen de nadelige gevolgen voor de belangenbehartiger. De financiële sector moet kunnen vertrouwen op de integriteit van de aangeleverde informatie, juist omdat verzekeraars in letselschadezaken grotendeels afhankelijk zijn van de door de belangenbehartiger verstrekte (privacygevoelige) stukken; controleerbare alternatieven zijn schaars.
De gedragingen vormen een serieuze bedreiging voor de integriteit van het stelsel. Het feit dat de belangenbehartiger ter zitting persisteert in de juistheid van zijn handelen, onderstreept voor het hof de noodzaak en proportionaliteit van de registratie voor de duur van drie jaar.
Implicaties voor de praktijk
Deze uitspraak bevestigt de hoge eisen van zorgvuldigheid en integriteit die aan professionele belangenbehartigers worden gesteld. De afhankelijkheidsrelatie tussen verzekeraar en belangenbehartiger vereist een onwrikbaar vertrouwen.
Het bewust manipuleren van informatie om de schadebeoordeling te beïnvloeden, wordt niet getolereerd en kan verstrekkende professionele consequenties hebben. Tevens benadrukt deze uitspraak de eigen verantwoordelijkheid en mededelingsplicht van de benadeelde zelf; deze dient zich ervan bewust te zijn dat het aanleveren van correcte en volledige informatie de basis vormt van de schadeafhandeling.
Keywords
Auteur(s)
