
Verzekeraars en vermogensbeheerders sorteren voor op nieuwe pensioenwet
Blog
Het sluiten van het pensioenakkoord vorig jaar zal niemand zijn ontgaan. Naar verwachting gaan de wetsvoorstellen voor een nieuw pensioenstelsel dit jaar naar het parlement. Waarschijnlijk zullen pensioencontracten ingrijpend veranderen. Dit is ook niet zonder gevolgen voor het vermogensbeheer door, respectievelijk voor, pensioenuitvoerders (pensioenfondsen en levensverzekeraars). Als countrymanager Nederland van de vermogensbeheertak van een grote Franse verzekeringsgroep, volg ik de ontwikkelingen op de voet. Ik ben ervan overtuigd dat met de stelselherziening de werelden van vermogensbeheerder, pensioenfonds en verzekeraar naar elkaar toe zullen groeien.
Jaren polderen hebben in de zomer van 2020 geleid tot het nu al historische pensioenakkoord. Minister Wouter Koolmees van Sociale Zaken en Werkgelegenheid presenteerde vervolgens nog net voor het eind van het jaar het voorstel voor een nieuwe Wet toekomst pensioenen. Momenteel is de consultatieronde, waarin betrokken partijen konden reageren op het wetsontwerp, afgerond. Aan de hand van deze input wordt het wetsvoorstel opgesteld, waarna het naar het parlement kan.
Druk op de dekkingsgraden
In de memorie van toelichting bij het ter consultatie aangeboden wetsvoorstel wordt uiteengezet waarom ons pensioenstelsel aan herziening toe was. Kort gezegd, ontstonden problemen toen duidelijk werd dat een waardevast pensioen niet langer gegarandeerd kon worden. Enerzijds raakten de beursdips na het knappen van de internetbubbel en de kredietcrisis de waarde van beleggingsportefeuilles. Anderzijds bliezen tegelijkertijd de al maar dalende kapitaalmarktrentes de verdisconteerde waarde van de toekomstige verplichtingen op.
Als de rente daalt, betekent het namelijk voor zowel pensioenfondsen als levensverzekeraars dat ze meer geld in kas moeten hebben om er zeker van te zijn dat ze in de (verre) toekomst aan de pensioenverplichtingen kunnen voldoen. De (in theorie) risicovrije rentecurve waarmee verzekeraars en pensioenfondsen de verplichtingen contant maken verschilt weliswaar van elkaar – bij verzekeraars vindt de vaststelling op Europees niveau plaats – maar voor beiden geldt dat het renterisico een van de grootste, zo niet het grootste, risico is.
Daarom wordt een groot deel van de beleggingsportefeuille belegd in staatsobligaties en renteswaps. Dit noemen we de matchingportefeuille. Met de rest, die mede wordt bepaald door de risicobuffer, wordt belegd in vooral zakelijke waarden. Dit wordt ook wel de rendementsportefeuille genoemd.
De coronacrisis van afgelopen jaar was een ‘perfect storm’ voor de sector. De rendementen op staatsobligaties van euro-kernlanden werden stevig in het negatieve gedrukt, terwijl de aandelenmarkt gespleten werd tussen bedrijven die slachtoffer waren van de pandemie en de lockdowns aan de ene kant en extreem hooggewaardeerde technologiebedrijven aan de andere. De verhouding tussen bezittingen en verplichtingen, ofwel de dekkingsgraad, van met name pensioenfondsen kwam direct in de gevarenzone, waardoor volgens de regels van het Financieel Toetsingskader (FTK) gekort zou moeten worden op de pensioenen.
Om het vertrouwen van burgers in hun financiële toekomst niet extra te schaden, oordeelde minister Koolmees van Sociale Zaken dat korten niet wenselijk is en heeft hij besloten dat bij een dekkingsgraad boven 90 procent de pensioenuitkeringen niet verlaagd hoeven te worden. Dit gaat met name de pensioenfondsen aan. Bij verzekeraars speelt de kortingsdiscussie (vooralsnog) niet. De pensioenuitkomst kan ook bij verzekerde regelingen gegarandeerd zijn, maar deze garanties zijn kostbaar.
Naar een nieuw contract
Nu de kortingsdiscussie voorlopig naar de achtergrond is, kan de sector uitzien naar de voorgestelde uiterlijke overgangsdatum naar het nieuwe pensioenstelsel. Als alles volgens plan verloopt, moeten de regelingen uiterlijk per 2026 aangepast zijn, een datum die zowel geldt voor pensioenfondsen als verzekeraars. De voornaamste wijziging is dat niet langer een gegarandeerde uitkering na het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd vooropstaat, maar dat iedere deelnemer een eigen beleggingspotje heeft waaruit de pensioenuitkering gefinancierd moet worden.
Voor veel individuele en collectieve verzekerde regelingen klinkt dit al bekend. Voor pensioenfondsen geldt dat het potje nog steeds collectief belegd zal worden, ofwel voor deelnemers van dezelfde leeftijdscategorie op dezelfde wijze. Het risico zal richting de pensioengerechtigde leeftijd afgebouwd worden. De rendements- en matchingportefeuilles blijven dus bestaan, alleen beleggen deelnemers in verschillende verhoudingen in de twee portefeuilles. Jongere deelnemers kunnen zo risicovoller beleggen en dus meer in de rendementsportefeuille. Oudere minder en beleggen dus meer in de matchingportefeuille.
Het voor de pensioenuitkering gereserveerde vermogen in het persoonlijke beleggingspotje zal met een projectiemethode worden omgezet in een verwachte toekomstige pensioenuitkering. Voor de berekening hiervan zal gebruikgemaakt worden van het projectierendement. Dit nieuwe begrip is een inschatting van het nog te realiseren rendement op de beleggingen. Na pensionering wordt het gereserveerde vermogen omgezet in een uitkering, ondertussen wordt met het resterende potje doorbelegd. Al is een van de suggesties die uit de consultatie naar voren kwam om de optie te bieden bij het bereiken van de pensioenleeftijd 10 procent uit het potje op te nemen voor bijvoorbeeld het aflossen van een hypotheekschuld.
Voor het maken van de rendementsverwachtingen per beleggingscategorie is de Commissie Parameters in het leven geroepen. Het te hanteren projectierendement wordt bepaald door deze rendementsverwachtingen, de risicovrije rente (ultimate forward rate) of een combinatie hiervan. Omdat gerealiseerde rendementen af kunnen wijken van het projectierendement, zal de uiteindelijke hoogte van de pensioenuitkering niet volledig zeker zijn. Dit wordt enigszins ondervangen door het aanleggen van een solidariteitsreserve, die de kans op een ‘pechgeneratie’ moet verkleinen.
Werelden groeien naar elkaar
Het doel van een levenslange uitkering vanaf pensioengerechtigde leeftijd is ook wat een verzekeraar biedt met een annuïteit. Zoals gezegd, lijkt de weg daarheen in veel verzekerde regelingen – via premiestortingen in een persoonlijk beleggingspotje – erg op de methodiek die nu ook voor de pensioenfondsen wordt voorgesteld. In rapportages krijgen polishouders nu over het algemeen al periodieke indicaties van het aan het eind van de rit opgebouwde kapitaal en de annuïteit die hiermee aangekocht kan worden.
De introductie van een periodiek risico-onderzoek, zoals ook omschreven in de memorie van toelichting, doet verder denken aan de enquêtes die verzekeraars afnemen bij polishouders naar hun beleggingskennis en risicotolerantie. Hier kunnen pensioenfondsen wellicht wat opsteken van verzekeraars. In elk geval is het aannemelijk dat in de toekomst vergelijkbare modellen voor risicopreferenties gebruikt zullen worden.
Maar ook voor verzekeraars zal er het een en ander veranderen, zoals Mark Heemskerk eerder beschreef in zijn artikel: Wat betekent het Pensioenakkoord voor verzekerde regelingen? (VAST 2020 / P-0048). Hij wees hierin bijvoorbeeld op de overstap van een progressieve premieregeling, waarbij de premie als percentage van het loon oploopt met de leeftijd van de werknemer, naar een vlak premiepercentage.
Deze voorbeelden zijn illustratief voor het hele nieuwe pensioenstelsel. De werelden van pensioenfondsen en -verzekeraars groeien naar elkaar toe, nu een einde komt aan de fixatie op dekkingsgraad, risicobuffer en risicovrije rentevoet. Het gevolg is dat het beleggingsbeleid minder bepaald wordt door een stringent regelgevend kader, maar meer gestuurd kan worden op basis van een economisch optimale allocatie. Omdat de dekkingsgradendiscussie vooral pensioenfondsen trof, is dit is met name voor hen een bevrijding.
Implicaties beleggingsbeleid
Evenwel, voor zowel pensioenfondsen als verzekeraars zal in het nieuwe stelsel de uitdaging blijven om zo veel mogelijk zekerheid in te bouwen. Ze zullen immers hun gevoeligheid voor afwijkingen van de projectierendementen willen beperken en zo zekerder pensioenen kunnen bieden. De prudente belegger zal kortom zijn portefeuille inrichten met beleggingen die in eerste plaats een stabiele kasstroom genereren om zowel de pensioenuitkeringen te kunnen doen als de portefeuille minder gevoelig te maken voor marktvolatiliteit. Deze ontwikkeling wordt versterkt door de vergrijzing, waarmee de uitkeringsfase dichterbij komt en risico moet worden afgebouwd.
De argumenten om voor de matchingportefeuille te beleggen in staatsobligaties, waarvan het rendement veelal negatief is en naar verwachting voorlopig ook negatief zal blijven, nemen verder af. Pensioenfondsen kunnen hierin een voorbeeld nemen aan verzekeraars, die in hun portefeuilles meer inrichten op basis van het matchen van in- en uitgaande kasstromen. Het staatspapier kan worden ingewisseld voor bijvoorbeeld woninghypotheken en bedrijfsobligaties met een vergelijkbare rating, maar met betere rendementsvooruitzichten. Voor de rendementsportefeuille kan ook verder gekeken worden dan louter aandelen. Minder aan aandelenmarkten gecorreleerd rendement kan komen uit emerging market debt, high yield credit en bijvoorbeeld gestructureerde leningen. Ook hier gingen verzekeraars pensioenfondsen al voor.
Duidelijk is dat risicomanagement in het nieuwe stelsel een meer voorname en dynamische rol zal gaan spelen. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het per leeftijdscohort doorrekenen van rendements- en risico-aannames. De trend onder kleinere pensioenfondsen om meer uit te besteden aan vermogensbeheerders en verzekeraars, of om te fuseren of aansluiting te zoeken bij grotere sectorgenoten, kan hiermee in een stroomversnelling komen.
Communicatie voorop
Dit zijn uiteraard geen stappen die licht gezet zullen worden. Voor een succesvolle overgang naar het nieuwe pensioenstelsel is transparantie en uitlegbaarheid van essentieel belang. De komende jaren zal communicatie naar deelnemers en polishouders derhalve nog belangrijker worden dan die al is.
Keywords
Auteur(s)
