29 Nov 2021
blog

Actieve, nominale, provisietransparantie: de Tweede Kamer is aan zet

Blog

Vorige week, op 25 november, heeft demissionair minister van Financiën Hoekstra in het kader van een zogenaamde voorhangprocedure het Wijzigingsbesluit Financiële Markten 2021 aangeboden aan de Tweede Kamer. Onderdeel daarvan vormen de voorgestelde wijzigingen van de artikelen 86d en 86i van het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft (BGfo). Dit is de eerste formele stap om te komen tot een actieve, nominale provisietransparantie bij schadeverzekeringen. Voor de bewandelde route, die Hoekstra zover heeft gebracht, zie mijn in VAST 2021 / B-033 opgetekende feitenrelaas. In het op 8 december a.s. te houden commissiedebat Financiële markten vormt het Wijzigingsbesluit en de daarin opgenomen regeling van een actieve, nominale, provisietransparantie een van de vele te behandelen onderwerpen.

Volgens het Wijzigingsbesluit is het de bedoeling dat voor consumenten een verplichte actieve, nominale, provisietransparantie gaat gelden bij schadeverzekeringen. Dit houdt in dat bemiddelaars en adviseurs een consument moeten informeren over de aard van de provisie (afsluitprovisie en/of doorlopende) en het bedrag van de provisies, die zij van een schadeverzekeraar ontvangen. Deze verplichting geldt niet voor onder het provisieverbod vallende schadeverzekeringen, te weten betalingsbeschermers, individuele arbeidsongeschiktheidsverzekeringen en ook niet voor, hoewel geen schadeverzekering, overlijdensrisicoverzekeringen. Voor niet als consument aan te merken cliënten geldt geen verplichte actieve provisietransparantie, voor hen geldt een passieve provisietransparantieplicht. Dit houdt in dat enkel op verzoek van de cliënt, niet zijnde een consument, deze moet worden geïnformeerd over het bestaan, de aard en het bedrag van de provisie. In deze bijdrage ga ik enkel in op de verplichting om jegens consumenten verplicht in acht te nemen actieve, nominale, provisietransparantie.

 

De minister gaat ervan uit dat een consument eerder geneigd is naar de dienstverlening van een assurantietussenpersoon te vragen als hij weet dat betaald moet worden voor diens advies- en bemiddelingswerkzaamheden. ‘Derhalve is in artikel 86i BGfo opgenomen dat bemiddelaars en adviseurs consumenten dienen te informeren voorafgaande aan de totstandkoming van een overeenkomst over het bedrag van de afsluitprovisie en doorlopende provisie die wordt ontvangen.’ Deze zin in de toelichting bij de voorgestelde wijzigingen in de artikelen 86d en 86i BGfo is het resultaat van een door de minister bedachte drietrapsbenadering. De eerste van die drie stappen is dat het van belang is dat consumenten begrijpen dat zij een assurantietussenpersoon indirect betalen. Stap twee houdt in dat zij daarom een beroep kunnen doen op diens dienstverlening. De derde stap, tot slot, brengt met zich dat de dienstverlening van de assurantietussenpersoon in verhouding tot het betaalde provisiebedrag moet worden gezien. Het ontvangen bedrag per product kan dan behulpzaam zijn voor de consument. Wat mij betreft moet ‘kan’ in dit verband het zwaarste wegen: er is dus geen zekerheid dat het beoogde doel daadwerkelijk wordt gerealiseerd door het introduceren van een verplichte actieve, nominale, provisietransparantie.

 

Kortom, ik waag het te betwijfelen of met zo’n verplichting wordt bereikt dat de veronderstelling van de minister wordt bewaarheid. Klanten willen weten wat de hen geadviseerde verzekering kost en niet waaruit de beloning van de assurantietussenpersoon bestaat. Bovendien mist een klant een referentiekader, aan de hand waarvan hij kan bepalen hoe de te ontvangen provisie zich verhoudt tot de verrichte werkzaamheden. En het is maar de vraag of hij zich realiseert dat de te ontvangen provisie voor een bepaalde schadeverzekering bij een bepaalde verzekeraar steeds hetzelfde is, ongeacht wie daarbij als assurantietussenpersoon is betrokken. Dat is anders als de assurantietussenpersoon zich rechtstreeks door de klant laat belonen. In dat geval worden er verschillende beloningsvormen (uurtarief, fixed fee, abonnement) en verschillende tarieven gehanteerd.

 

Een ander bezwaar tegen de hiervoor aangehaalde zin is dat de in artikel 86i BGfo opgenomen verplichting ook geldt voor adviseurs. De werkzaamheden van een adviseur in de zin van de Wft bestaan uit het aanbevelen van een of meer specifieke verzekeringen aan een bepaalde cliënt. Een verzekeraar zal daarvoor geen provisie betalen, want provisie is een transactieafhankelijke beloning waar enkel aanspraak op kan worden gemaakt als er een verzekering tot stand wordt of is gebracht. Een laatste bezwaar tegen de hiervoor aangehaalde zin is, dat daarin sprake is van ‘de totstandkoming van een overeenkomst’. Dat kan dus elke overeenkomst zijn, terwijl een schadeverzekeraar uitsluitend provisie zal betalen als door tussenkomst van een assurantietussenpersoon een overeenkomst van verzekering tot stand wordt of is gebracht.

 

Ingevolge het voorgestelde artikel 86d BGfo lid 1 onderdeel b sub 1˚ BGfo moet een bemiddelaar of adviseur, indien het een consument betreft, de consument kosteloos en op begrijpelijke wijze informeren over het bestaan, de aard en het bedrag van de ontvangen provisies zoals omschreven in artikel 86i lid 3 BGfo. Deze informatie moet worden verstrekt ‘voorafgaande aan de totstandkoming van een overeenkomst’. Hieruit kan worden opgemaakt dat het gaat om een precontractuele informatieplicht. Zoals ik hiervoor al opmerkte is niet duidelijk wat onder ‘een overeenkomst’ moet worden verstaan. Dat zou kunnen zijn de door de consument en de assurantietussenpersoon te sluiten overeenkomst van opdracht, maar ook de door bemiddeling van de assurantietussenpersoon te sluiten overeenkomst van schadeverzekering. Dit laatste ligt het meest voor de hand, want pas als het adviestraject ertoe heeft geleid dat bekend is welke schadeverzekering bij welke verzekeraar wordt gesloten, kan het provisiebedrag worden vastgesteld. Overigens is dat bedrag nihil, indien de woorden ‘het bedrag van de ontvangen provisies’ in artikel 86d BGfo lid 1 onderdeel b sub 1˚ BGfo letterlijk worden genomen. Immers, provisie wordt eerst genoten indien de verzekering tot stand is gebracht. Mijn dringend advies is om dit te wijzigen in: het bedrag van de te ontvangen provisies.

 

Tegen de invoering van verplichte actieve, nominale, provisietransparantie is het nodige aan te voeren. Het medio december verschijnende dubbelnummer van het Nederlands Tijdschrift voor Handelsrecht bevat een artikel van mijn hand, waarin ik een aantal bezwaren en risico’s benoem. Een serieus risico, lijkt mij, is dat er door de verplichte actieve, nominale, een ontwikkeling op gang zal komen waarbij de nadruk zal komen te liggen op dienstverlening op basis van execution only. Of dat assurantietussenpersonen het risico dat een consument na kennisneming van het bedrag van de te ontvangen provisie afziet van zijn bemiddeling – en hij derhalve geen vergoeding krijgt voor zijn in het adviestraject verrichte werkzaamheden – afdekt door zich rechtstreeks door de consument te laten belonen voor deze werkzaamheden. Zwaarwegende bezwaren tegen de nu voorliggende ontwerp-bepalingen zijn verder dat (a) op geen enkele wijze invulling wordt gegeven aan het creëren van een level playing field, waarbij voor direct writers vergelijkbare verplichtingen gelden, (b) dat veel consumenten om uiteenlopende redenen schadeverzekeringen (kunnen) sluiten zonder tussenkomst van een assurantietussenpersoon en (c) de strijdigheid met richtlijn Verzekeringsdistributie.

 

 

Keywords

Assurantietussenpersoon
BGfo
Execution only
Financieel recht
Level playing field
Provisietransparantie

Auteur(s)

Cees de Jong

Hoofdredacteur van Verzekeringsrecht, Aansprakelijkheid, Schade en Toezicht (VAST), verbonden aan het Amsterdam Centre for Insurance Studies (ACIS) en het Expertisenetwerk voor Financieel Recht (EFR)

LinkedIn